ECLI:NL:RBGEL:2020:5923

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
366884
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit borgtocht in het kader van crowdfunding met afwijzing van reconventionele vorderingen

In deze zaak vorderde de stichting Zekerhedenagent betaling van een bedrag van € 50.000,00 van [gedaagde], die als borg had getekend voor een leningsovereenkomst die via crowdfunding was verstrekt. De rechtbank Gelderland oordeelde dat de borgstelling geldig was en dat er geen sprake was van misbruik van omstandigheden. De vordering van Zekerhedenagent werd toegewezen, omdat [gedaagde] niet aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De rechtbank verwierp de verweren van [gedaagde] die stelden dat de borgstelling nietig was of dat er sprake was van misbruik van recht. De rechtbank oordeelde dat de borgstelling opeisbaar was, omdat de leningsovereenkomst was opgezegd en de verplichtingen niet waren nagekomen. In reconventie vorderde [gedaagde] een verklaring voor recht dat er sprake was van onrechtmatig handelen door Zekerhedenagent, maar deze vordering werd afgewezen. De rechtbank veroordeelde [gedaagde] ook in de proceskosten en de beslagkosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/366884 / HA ZA 20-159
Vonnis van 21 oktober 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING ZEKERHEDENAGENT COLLIN CROWDFUND,
gevestigd te Udenhout,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.A. Zeilstra te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S. Paans-Lamsallak te Oss.
Partijen zullen hierna Zekerhedenagent en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 juli 2020
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 10 september 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Collin Crowdfund N.V. (hierna: Collin Crowdfund) is een bemiddelaar die via een online platform vraag en aanbod van kapitaal bij elkaar brengt, met als beoogd resultaat het tot stand komen van leningsovereenkomsten tussen meerdere (anonieme) investeerders en geldnemers. In 2016 heeft Collin Crowdfund in die hoedanigheid bemiddeld in de totstandkoming van een overeenkomst van geldlening met nummer [nummer] tussen enerzijds [naam 1]. (hierna: de VOF) en haar vennoten de heer [naam 2] en mevrouw [naam 3] als geldnemers en anderzijds een groep (anonieme) investeerders als geldgevers en Zekerhedenagent handelend als hun zekerhedenagent. Op grond van deze leningsovereenkomst hebben de investeerders een bedrag van € 450.000,00 aan de VOF en haar vennoten ter beschikking gesteld. In artikel 5.4. van de leningsovereenkomst zijn de VOF en haar vennoten daarnaast een parallelle schuld van € 450.000,00 aan Zekerhedenagent aangegaan.
2.2.
Als zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van de VOF en haar vennoten hebben [gedaagde] en zijn echtgenote, de ouders van de vennoten, op
9 januari 2017 een derdenhypotheek aan Zekerhedenagent verstrekt op het onroerend goed gelegen aan de [adres] voor een bedrag van € 450.000,00.
2.3.
Op enig moment eind 2018 is een deel van de activa van de VOF overgenomen door [naam 4] (hierna: [naam 4]), een vennootschap van [gedaagde], en werd er niet meer voldaan aan de betalingsverplichtingen onder de leningsovereenkomst. De VOF is vervolgens op 8 januari 2019 door de rechtbank Gelderland in staat van faillissement verklaard.
2.4.
Zekerhedenagent en Collin Crowdfund hebben de leningsovereenkomst naar aanleiding daarvan opgezegd en de geldlening en parallelle schuld opgeëist. Zekerhedenagent heeft daarnaast ook [gedaagde] en zijn echtgenote op basis van de door hen verschafte zekerheid gesommeerd aan de daaruit voor hen voortvloeiende betalingsverplichtingen te voldoen. Vervolgens heeft een overlegtraject plaatsgevonden waarbij Zekerhedenagent, Collin Crowdfund, de vennoten en [gedaagde] tot overeenstemming zijn gekomen over voortzetting van de oorspronkelijke leningsovereenkomst onder aangepaste (aanvullende) voorwaarden.
2.5.
Op 23 juli 2019 is de ‘Akte wijziging leningsvoorwaarden leningnummer [nummer]’ (hierna: gewijzigde akte) tot stand gekomen tussen enerzijds de voormalige vennoten van de VOF, [naam 4] en [naam 5] (hierna: de Holding) en anderzijds de investeerders en Zekerhedenagent handelend ten behoeve van zichzelf, Collin Crowdfund en de Stichting Collin Crowdfund. In deze gewijzigde akte is de hoogte van de reeds in 2016 verstrekte geldlening ongewijzigd gebleven en zijn enkel aanvullende afspraken gemaakt over de (zekerheid tot) terugbetaling daarvan. Op deze zelfde datum hebben [naam 4] en de Holding in verband daarmee zich hoofdelijk als medeschuldenaren verbonden voor de geldlening aan Zekerhedenagent en de investeerders. Vanaf dat moment zijn [naam 4], de Holding en de voormalige vennoten allen hoofdelijk debiteur onder de leningsovereenkomst geworden.
2.6.
Eveneens op 23 juli 2019 heeft [gedaagde] aan Zekerhedenagent, handelend ten behoeve van zichzelf, Collin Crowdfund en de investeerders, een borgtocht van
€ 50.000,00 afgegeven strekkende tot zekerheid voor de nakoming van alle vanaf dat moment bestaande verplichtingen onder de leningsovereenkomst.
2.7.
Vanaf eind 2019 worden de uit de leningsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen niet volledig en correct nagekomen. Na diverse sommaties tot betaling heeft [gedaagde] bij e-mailbericht van 30 januari 2020 namens de debiteuren kenbaar gemaakt niet aan de betalingsverplichtingen te kunnen voldoen en bezig te zijn met een volledige herstructurering van de financiën.
2.8.
Bij brief van 31 januari 2020 hebben Zekerhedenagent en Collin Crowdfund de leningsovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd en zijn de geldleningen opgeëist. Bij afzonderlijke brief van dezelfde datum heeft Zekerhedenagent [gedaagde] onder de borgtocht aangesproken voor het geval niet binnen de gestelde termijn aan de betalingsverplichting voor wat betreft de parallelle schuld aan Zekerhedenagent zou worden voldaan.
2.9.
De opgeëiste geldleningen, waaronder de parallelle schuld aan Zekerhedenagent, zijn tot op heden niet terugbetaald en [gedaagde] heeft tot op heden niet aan zijn betalingsverplichting onder de borgtocht voldaan.
2.10.
Op 12 februari 2020 is aan Zekerhedenagent verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag op de vastgoedportefeuille van [gedaagde]. Zekerhedenagent is vervolgens tot beslaglegging onder vijf onroerende zaken van [gedaagde] overgegaan.
2.11.
[gedaagde] heeft in kort geding gevorderd om het conservatoir beslag op te heffen. Op 14 mei 2020 is die vordering door de voorzieningenrechter van deze rechtbank afgewezen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Zekerhedenagent vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 51.542,75, vermeerderd met rente, beslagkosten en proceskosten.
3.2.
Zekerhedenagent legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Volgens Zekerhedenagent is niet voldaan aan de verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst en de parallelle schuld waardoor Zekerhedenagent nu [gedaagde] als borg kan aanspreken tot betaling van een bedrag van € 50.000,00. Verder vordert Zekerhedenagent betaling van een een bedrag van € 1.542,75 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert voor recht te verklaren dat sprake is van misbruik van recht, dan wel van een onrechtmatige daad zijdens Collin Crowdfund en/of Zekerhedenagent door het onnodig leggen van beslag. Ook vordert [gedaagde] betaling van een schadevergoeding door Zekerhedenagent, nader op te maken bij staat.
3.6.
[gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Zekerhedenagent uit hoofde van haar maatschappelijke functie een algemene en bijzondere zorgplicht heeft jegens [gedaagde]. Volgens [gedaagde] is die zorgplicht door Zekerhedenagent geschonden waardoor zij onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld, aldus [gedaagde]. Ook heeft Zekerhedenagent onrechtmatig gehandeld door ten onrechte beslag te leggen. Hierdoor is volgens [gedaagde] sprake van misbruik van recht, dan wel van een onrechtmatige daad door Zekerhedenagent.
3.7.
Zekerhedenagent voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
De borgstelling
4.1.
Zekerhedenagent legt de borgstelling aan haar vordering ten grondslag. Volgens [gedaagde] is sprake van een persoonlijke borgstelling, omdat in de titel van de overeenkomst ‘Persoonlijke borg’ staat, omdat [gedaagde] in privé heeft getekend en omdat de partner van [gedaagde] de borgstelling moest ondertekenen. Dat laatste is volgens [gedaagde] alleen gebruikelijk bij een persoonlijke borgstelling.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zakelijke borgstelling. Het feit dat de partner van [gedaagde] de borgstelling heeft ondertekend maakt niet dat het gaat om een persoonlijke borgstelling. Bij een persoonlijke borgstelling is dit een vereiste, maar dat betekent niet dat een financiële instelling dit bij zakelijke borgstellingen niet kan vragen en dit in de praktijk niet gebeurt. Volgens Zekerhedenagent laat elke financiële instelling bij zowel een persoonlijke als zakelijke borgstelling de partner mee tekenen om zo discussies te voorkomen. Dit is dus niet doorslaggevend. Dat [gedaagde] de borgstelling zelf heeft ondertekend is begrijpelijk, omdat hij degene is die als DGA de borgstelling is aangegaan. [gedaagde] heeft hiermee als DGA de borgtocht afgegeven handelend ten behoeve van de normale uitoefening van zijn vennootschapen.
Opeisbaarheid van de borgstelling
4.3.
Ten aanzien van de opeisbaarheid van de zakelijke borgstelling geldt het volgende. Vaststaat dat de leningsovereenkomst met gewijzigde voorwaarden op 31 januari 2020 is opgezegd, nadat het Collin Crowdfund en Zekerhedenagent eind 2019 was gebleken dat de debiteuren niet langer correct aan hun betalingsverplichtingen voldeden en [gedaagde] namens hen bij e-mailbericht van 30 januari 2020 had aangegeven dat zij feitelijk ook niet aan die verplichtingen konden voldoen. Nu betaling van de opgeëiste geldlening en parallelle schuld ondanks diverse sommaties was uitgebleven, kon Zekerhedenagent de aan haar verstrekte zekerheid tot voldoening van (ook) de parallelle schuld aanspreken en in verband daarmee de borgstelling van [gedaagde] innen.
4.4.
Het betoog van [gedaagde] dat Zekerhedenagent geen zelfstandige vordering heeft op [gedaagde], omdat de lening is aangegaan met Collin Crowdfund en niet met Zekerhedenagent, kan de rechtbank niet volgen. De grondslag van de vordering van Zekerhedenagent berust immers op de hiervoor besproken zakelijke borgstelling. Doordat de verplichtingen uit de leningsovereenkomst en de parallelle schuld niet zijn nagekomen, is Zekerhedenagent gerechtigd om de borg, [gedaagde], aan te spreken. [gedaagde] heeft verder nog aangevoerd dat [gedaagde] niet in verzuim kan komen richting Zekerhedenagent, omdat [gedaagde] richting Zekerhedenagent geen afzonderlijke prestatie hoeft te verrichten. Dit verweer kan gelet op het voorgaande ook niet slagen. De prestatie die [gedaagde] richting Zekerhedenagent moet verrichten is immers het betalen van een geldsom op grond van de borgstelling.
4.5.
Gelet op het voorgaande staat vast dat Zekerhedenagent [gedaagde] kan aanspreken op grond van de borgstellingsovereenkomst en dat de borgstelling opeisbaar is. [gedaagde] heeft een aantal verweren gevoerd op grond waarvan hij niet gehouden zou zijn om tot betaling over te gaan. Het verweer ten aanzien van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden is ter zitting door [gedaagde] ingetrokken. De overige verweren worden hierna besproken.
Gevolgen van opzegging van de oorspronkelijke geldleningsovereenkomst
4.6.
Volgens [gedaagde] zijn de gewijzigde akte, de hoofdelijke medeschuldverbintenis en de borgstelling (zoals weergegeven onder 2.5. en 2.6.) nietig of ongeldig, omdat zij voortborduren op een opgezegde en daardoor beëindigde overeenkomst. Nu de leningsovereenkomst is beëindigd, en de borgstelling daaraan is verbonden, volgt het zekerheidsrecht de vordering die daaraan ten grondslag ligt, aldus [gedaagde].
4.7.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Het enkele feit dat de oorspronkelijke leningsovereenkomst op 22 januari 2018 is opgeëist en opgezegd maakt niet dat de daarop voortbordurende akte met aanvullende voorwaarden (de gewijzigde akte) nietig of ongeldig is. Opzegging van een leningsovereenkomst leidt niet tot het einde van alle rechten en verplichtingen uit die overeenkomst. Het stond partijen vrij om ter afwikkeling van die verplichtingen een (nadere) overeenkomst aan te gaan waarin de afspraken uit de eerdere overeenkomst tot uitgangspunt dienden en om aan de terugbetalingsverplichtingen uit de eerdere overeenkomst extra voorwaarden en zekerheden te verbinden. Anders dan [gedaagde] impliceert, zijn de vorderingen tot betaling uit hoofde van de eerdere overeenkomst niet teniet gegaan. Dit verweer van [gedaagde] kan dus niet slagen.
Bepaalbaarheid
4.8.
[gedaagde] heeft verder betoogd dat de borgstelling, de hoofdelijke medeschuldverbintenis en de gewijzigde akte onvoldoende bepaalbaar zijn.
4.9.
Evenals de rechter in kort geding, is de rechtbank van oordeel dat de afspraken voldoende bepaalbaar zijn. In de door [gedaagde] genoemde overeenkomsten blijkt voldoende duidelijk om welke verbintenissen het gaat en van welke hoofdverbintenis de borgtocht afhankelijk is. Nu [gedaagde] zijn stelling dat de overeenkomsten onbepaalbaar zijn verder niet heeft onderbouwd, kan dit betoog niet slagen.
Vernietiging gewijzigde akte en de hoofdelijke medeschuldverbintenis
4.10.
Ook het betoog dat de gewijzigde akte en de hoofdelijke medeschuldverbintenis vernietigbaar zijn, gaat niet op. In de zakelijke borgstelling is de toepassing van (onder andere) artikel 7:852 BW uitgesloten. Dit heeft tot gevolg dat alle verweren die de hoofdschuldenaren jegens de schuldeisers hebben, niet door [gedaagde] als borg kunnen worden ingeroepen. Ten aanzien van de gewijzigde akte of de hoofdelijke medeschuldverbintenis hebben de hoofdschuldenaren zich jegens hun schuldeiser niet beroepen op een vernietigingsgrond, althans, dat is niet gesteld of gebleken. Daardoor bestaat de hoofdverbintenis van de vennootschappen nog en kan niet tot vernietiging van de gewijzigde akte of de hoofdelijke medeschuldverbintenis worden overgegaan. (vgl. Hoge Raad 6 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC8690).
Vernietiging borgstelling
4.11.
Volgens [gedaagde] is ook de borgstelling vernietigbaar wegens misbruik van omstandigheden. Zekerhedenagent had moeten weten en/of begrijpen dat de wederpartijen afhankelijk, lichtzinnig en onervaren waren, dat zij de gevolgen van de rechtshandelingen niet konden overzien en dat zij zelf geen enkel belang hadden bij de borgstelling, aldus [gedaagde].
4.12.
De rechtbank overweegt als volgt. In het kort geding vonnis van 14 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter al geoordeeld dat niet aannemelijk is dat sprake is van misbruik van omstandigheden ten aanzien van de gewijzigde akte, omdat niet aannemelijk is dat [gedaagde] onervaren was en de gevolgen van de leningsovereenkomst onder aanvullende voorwaarden en de borgtocht niet kon overzien, mede gelet op de aard en omvang van zijn zakelijke activiteiten en zijn vermogenspositie. Ook de rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van misbruik van omstandigheden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat [gedaagde] en zijn familie eigenaar zijn van meerdere vennootschappen en over aanzienlijk vrij vermogen beschikken. Dat [gedaagde] onervaren was met kredieten is onaannemelijk. Bovendien blijkt uit de verklaring van Zekerhedenagent ter zitting dat [gedaagde] tijdens het proces van het tekenen van de borgstelling uitgebreid is begeleid door zijn advocaat en dat het om een proces van een aantal maanden ging. Daarbij had [gedaagde] ook voordeel, en dus een belang, bij het aangaan de borgstelling. Uit de verklaringen van Zekerhedenagent en [gedaagde] ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat indien [gedaagde] de borgstelling niet had getekend, het hotelpand was geëxecuteerd en de bedrijfsvoering had moeten worden gestaakt. Niet gebleken is ook van bijzondere omstandigheden op basis waarvan Zekerhedenagent [gedaagde] ertoe bewogen zou hebben om de borgtocht aan te gaan. Zekerhedenagent heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde] en zijn adviseur/advocaat zelf Zekerhedenagent hebben benaderd met het voorstel om een borgstellingsovereenkomst aan te gaan. Bovendien geldt dat het in het handelsverkeer niet ongewoon en zeker niet ontoelaatbaar is dat een schuldeiser zekerheden verlangt van de schuldenaar en/of van de aan de schuldenaar gelieerde (rechts)personen, alvorens een financiering te verstrekken. Deze omstandigheid alleen levert dan ook geen misbruik van omstandigheden op. Van vernietiging van de borgstellingsovereenkomst kan op basis van het voorgaande geen sprake zijn.
4.13.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de vordering van Zekerhedenagent in conventie moet worden toegewezen voor een bedrag van € 50.000,00, te vermeerderen met de – onweersproken – wettelijke handelsrente. Ook de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 1.542,75 is door [gedaagde] niet betwist. Dit deel van de vordering wordt, nu ook voldaan is aan de toepasselijke staffel, toegewezen. De gevorderde beslagkosten worden na de reconventie besproken.
4.14.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Zekerhedenagent worden begroot op:
- dagvaarding € 100,89
- griffierecht 1.386,00 (€ 2.042,00 – € 656,00 voor het beslagrekest)
- salaris advocaat
2.148,00(2,0 punt × tarief € 1.074,00)
Totaal € 3.634,89
in reconventie
4.15.
In reconventie vordert [gedaagde] een verklaring voor recht dat Zekerhedenagent onrechtmatig heeft gehandeld door haar zorgplicht te verzaken en een verklaring voor recht dat sprake is van misbruik van recht dan wel van een onrechtmatige daad door het leggen van beslag onder [gedaagde].
Zorgplicht
4.16.
Ten aanzien van de zorgplicht geldt volgens [gedaagde] dat Zekerhedenagent als kredietverstrekker een algemene en bijzondere zorgplicht heeft die zij heeft geschonden door niet aan haar onderzoeksplicht te voldoen. Dit blijkt volgens [gedaagde] uit het feit dat een aanzienlijke geldlening aan Yasemin VOF is verstrekt, terwijl zij anderhalf jaar daarna al in betalingsproblemen kwam. Zekerhedenagent had volgens [gedaagde] vooraf moeten onderzoeken of Yasemin VOF aan haar verplichtingen kon voldoen. Dit geldt ook voor het sluiten van de daarop volgende overeenkomsten op 23 juli 2019. Ook bij de opzegging van de overeenkomsten gold volgens [gedaagde] een zorgplicht voor Zekerhedenagent.
4.17.
Volgens Zekerhedenagent is zij geen financiële dienstverlener in de zin van artikel 1:1 Wft waardoor op haar geen bijzondere zorgplicht rust. Zij valt slechts onder de regels van de Wft voor zover het de inrichting van de interne organisatie betreft. Zekerhedenagent heeft een ontheffing om te bemiddelen in opvorderbare gelden. Verder geldt volgens Zekerhedenagent dat het gaat om een beperkte borgtocht in verhouding tot het verschuldigde leningsbedrag van de hoofdelijke debiteuren van € 450.000,00. Bovendien is [gedaagde] tijdens het proces van het sluiten van de borgstellingsovereenkomst goed bijgestaan door zijn toenmalige advocaat en er is tussen partijen acht tot twaalf maanden gesproken en onderhandeld over de borgstelling. Hierdoor heeft [gedaagde] lang de tijd gehad om over de borgstelling na te denken en zich daarover te laten informeren, aldus Zekerhedenagent.
4.18.
De rechtbank oordeelt als volgt. Onder 4.1. is reeds vastgesteld dat tussen partijen een zakelijke borgstellingsovereenkomst is gesloten en geen kredietovereenkomst. Dit heeft tot gevolg dat op Zekerhedenagent bij het aangaan van de borgstellingsovereenkomst geen bijzondere zorgplicht als kredietverschaffer rustte. De rechtbank is van oordeel dat Zekerhedenagent ook niet kan worden aangemerkt als financiële dienstverlener in de zin van artikel 1:1 Wft. [gedaagde] heeft aangevoerd dat uit een mededeling op de website van Zekerhedenagent volgt dat zij wel onder toezicht van de AFM staat, maar volgens Zekerhedenagent ziet die mededeling op de website slechts op de naleving van de regels omtrent de inrichting van de interne organisatie. De juistheid hiervan en de ontheffing om als bemiddelaar te opereren, heeft [gedaagde] niet weerlegd. Hierdoor geldt voor Zekerhedenagent geen bijzondere zorgplicht waardoor van schending daarvan ook geen sprake kan zijn. Dat Zekerhedenagent haar algemene zorgplicht bij het aangaan van de borgtochtovereenkomst heeft geschonden is niet gebleken. Gelet op de hiervoor beschreven gemotiveerde betwisting van Zekerhedenagent en de niet onderbouwde stellingen van [gedaagde] dat sprake is van een geschonden zorgplicht, komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering van de stellingen van [gedaagde].
Vexatoir beslag
4.19.
[gedaagde] is tot slot van mening dat Zekerhedenagent onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, dan wel dat sprake is van misbruik van recht, door onnodig beslag te leggen op een aantal onroerende zaken van [gedaagde].
4.20.
In het kort geding vonnis van 14 mei 2020 is door de voorzieningenrechter reeds uitgebreid geoordeeld dat geen sprake is van een vexatoir beslag. [gedaagde] heeft in zijn vordering in reconventie geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat sprake is van vexatoir beslag. Bovendien heeft [gedaagde] – zoals Zekerhedenagent ook heeft aangevoerd – nog geen vervangende zekerheid gesteld. Zolang [gedaagde] geen vervangende zekerheid heeft gesteld, hoeft Zekerhedenagent niet tot opheffing van het beslag over te gaan.
Proceskosten
4.21.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Zekerhedenagent worden begroot op:
- salaris advocaat
543,00(1,0 punt × tarief € 543,00)
Totaal € 543,00
en verder in conventie
4.22.
Nu in reconventie is komen vast te staan dat Zekerhedenagent rechtmatig beslag heeft gelegd, kan zij de kosten van het conservatoir beslag verhalen op [gedaagde]. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 986,76 voor verschotten en € 1.074,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 1.074,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zekerhedenagent te betalen een bedrag van € 50.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW met ingang van 11 februari 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zekerhedenagent te betalen een bedrag van € 1.542,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.060,76, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Zekerhedenagent tot op heden begroot op € 2.560,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Zekerhedenagent tot op heden begroot op € 543,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en op 21 oktober 2020 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. J.R. Veerman.