ECLI:NL:RBGEL:2020:5869

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
C/05/376206 / KG ZA 20-346
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffen conservatoir beslag in kort geding tussen twee vennootschappen met betrekking tot projectontwikkeling en uitvoering van werkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschappen HET ZILVEREN SCHOR DEVELOPMENTS B.V. (eiseres) en PLOEGAM B.V. (gedaagde). De eiseres vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door de gedaagde was gelegd onder VPVA Notarissen B.V. ter waarborging van een vordering van € 347.996,36. De eiseres stelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten, en dat de vordering van de gedaagde ondeugdelijk was. De gedaagde voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vordering.

De rechtbank oordeelde dat er tussen partijen veel geschilpunten bestonden over de uitvoering van de overeenkomsten en de hoogte van de aanneemsom. De voorzieningenrechter concludeerde dat het in het kader van het kort geding niet mogelijk was om te oordelen over de ondeugdelijkheid van de vordering van de gedaagde, en dat nader onderzoek en bewijslevering noodzakelijk waren. De vordering van de eiseres tot opheffing van het beslag werd afgewezen, waarbij de rechtbank het belang van de gedaagde om het beslag te handhaven zwaarder liet wegen dan het belang van de eiseres bij opheffing.

De eiseres werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot dat moment waren begroot op € 1.636,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De rechtbank verklaarde de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/376206 / KG ZA 20-346
Vonnis in kort geding van 8 oktober 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HET ZILVEREN SCHOR DEVELOPMENTS B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Oosterbeek,
eiseres,
advocaat mr. E.P.C. Duinkerke te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLOEGAM B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Vinkel,
gedaagde,
advocaten mrs. E. Sonneveld en J. Haest te Den Haag.
Partijen zullen hierna Zilveren Schor en Ploegam worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 16
  • de producties 17 tot en met 26 van Ploegam
  • de mondelinge behandeling van 24 september 2020
  • de pleitnota van Zilveren Schor
  • de pleitnota van Ploegam.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Zilveren Schor is een onderneming die zich bezig houdt met zogenaamde turn-key projectontwikkeling en de exploitatie van Harbour Village “Het Zilveren Schor”. Dit betreft een recreatiepark (hierna: het park) aan het Veerse Meer in Arnemuiden (Zeeland), waarop in totaal 79 vakantievilla’s met aanlegsteiger of botenhuis worden gerealiseerd.
2.2.
Zilveren Schor is begin 2016 gestart met de ontwikkeling van het park. Onderdeel van de in dat verband geplande werkzaamheden betroffen het uitgraven van vaargeulen ten behoeve van de doorvaart van boten van en naar de villa’s op het park en het afvoeren van afgegraven klei en/of zand. Voor de uitvoering van deze werkzaamheden heeft de Combinatie Natuurontwikkelingen Maasplassen (CNM), een vennootschap onder firma met als vennoten Ploegam en GBN Groep B.V., op 4 april 2016 een schriftelijke aanbieding aan Zilveren Schor gedaan. Deze aanbieding is door Zilveren Schor voor akkoord ondertekend en vermeldt onder meer het volgende:
‘(…)
Uitgangspunten
 De ontgravingen vinden plaats op basis van de door u aangeleverde tekeningen en profielen van de watergangen. De bovenlaag van klei wordt eerst ontgraven tot circa NAP. Daarna wordt het zand ontgraven tot 3 m - NAP;
 Het ontgraven gebeurt zodanig dat er vermarktbare grondstoffen (klei en zand) vrijkomen;
(…)
 Er worden twee geulen met een diepte van circa 3 m - NAP vanaf de waterzijde gerealiseerd om de locatie per schip te bereiken. (…);
(…)
 Het werk wordt gerealiseerd volgens de door u aangeleverde planning en loopt tot augustus 2017;
 Facturatie geschiedt maandelijks op basis van voortgang van het werk;
 Betalingstermijn binnen 30 dagen.

Zand/klei waar wij zelf klanten voor hebben wordt meerprijs verrekend. Klanten voor zand/klei van u wordt de opbrengst gedeeld.[deze afspraak is handgeschreven toegevoegd namens Zilveren Schor; vzr]
Prijs
(…)
Onze aanbieding, met inachtneming van bovenstaande uitgangspunten, voor het ontgraven, vervoeren en afzetten van de klei en het zand bedraagt € 450.000,= exclusief BTW.
(…)’
2.3.
CNM is in of omstreeks april 2016 gestart met de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden. Na enkele maanden is tussen partijen onduidelijkheid ontstaan over de te verrichten werkzaamheden en de daarvoor in rekening te brengen bedragen. Daarover heeft tussen partijen op 5 september 2016 een gesprek plaatsgevonden, waarbij (opnieuw) is gesproken over de te verrichten werkzaamheden en de daarvoor verschuldigde prijs. Bij e-mailbericht van 6 september 2016 is namens Zilveren Schor aan CNM bericht dat op basis van de gemaakte afspraken volgens haar op dat moment een aanneemsom van € 272.601,00 resteerde. Bij brief van 19 september 2016 heeft Ploegam de genoemde restant aanneemsom weersproken en daarover het volgende aan Zilveren Schor bericht:
‘(…)
Het bedrag waar wij nu van uitgaan is dan ook als volgt.
Aanneemsom
€ 580.000,- daarbij kunnen we de teruggave voor de klei en zand teniet tellen omdat deze bij verdeling komen te vervallen dat betreft dan ook € 140.000,- euro, waardoor het totaal komt op € 720.000,-. Wij zullen dan ook een opgave laten toekomen waarbij alle verkochte hoeveelheden met bedragen in staan en deze per termijn verrekenen waarbij ieder 50% ontvangt van de opbrengst.
Mijn reactie op U schrijven over ons gesprek d.d. 5 september zij wij met U het volgende overeengekomen
Gereed leggen straatwerk 11 woningen die reeds in aanbouw zijn.
Grondwerk voor 59 woningen betreft de aanvulling rondom.
Zand leveren en verwerken onder botenhuis.
Zand en repak leveren en aanbrengen t.b.v. straatwerk.
Het geheel wat hierboven omschreven is wordt uitgevoerd voor een vast bedrag van 300.000,- euro.
(…)’
2.4.
Daarop is geen reactie van Zilveren Schor gevolgd. In de periode van 10 juni 2016 tot en met 9 mei 2018 heeft CNM zestien termijnen van € 25.000,00 bij Zilveren Schor in rekening gebracht. Daarna heeft Ploegam het werk van CNM overgenomen en heeft Ploegam op 26 september 2018 een laatste factuur van € 25.000,00 aan Zilveren Schor gezonden. De zeventien facturen tezamen tellen op tot een totaalbedrag van € 450.000,00. Zilveren Schor heeft al deze facturen tijdig betaald.
2.5.
Zilveren Schor heeft eind 2016 een aantal keer per e-mailbericht aan CNM, althans Ploegam, gevraagd naar overzichten van het afgevoerde klei en/of zand dat bij de ontgravingen van de vaargeulen is vrijgekomen. Namens Ploegam is in reactie daarop bij e-mailbericht van 31 oktober 2016 een overzicht aan Zilveren Schor gestuurd.
2.6.
In of omstreeks juni 2017 heeft Ploegam een factuur aan Zilveren Schor gestuurd met betrekking tot grondwerk voor een zwembad in de tuin van één van de villa’s op het park voor een bedrag van € 3.521,10. Bij e-mailbericht van 26 juni 2017 heeft Zilveren Schor in reactie daarop het volgende aan Ploegam bericht:
‘(…)
Wij hebben de bijgaande factuur ontvangen voor grondwerk zwembad van WHP7. Het zwembad wordt aangelegd in opdracht van cliënt (dhr [naam]) door Zenit Bouw. Zouden jullie dit met hun willen overleggen en naar een van hen willen doorzetten? Vriendelijk verzoek ons een creditnota op te maken.
(…)’
Zilveren Schor heeft de factuur vervolgens niet betaald.
2.7.
In of omstreeks augustus 2017 heeft Zilveren Schor met Ploegam gesproken over het leveren en aanbrengen van damwanden in de vaargeulen. Ploegam heeft daarover bij brief van 29 augustus 2017 aan Zilveren Schor het volgende bericht:
‘(…)
Naar aanleiding van uw prijsaanvraag voor het leveren en plaatsen van damwand.
Hebben wij overeenstemming bereikt voor de uitvoering van de onderstaande werkzaamheden.
 Het leveren/aanbrengen van gebruikte damwandplanken, (…)
 Het leveren/aanbrengen van ankers; h.o.h. 3000 mm
 (…)
(…)
bovenstaande werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd voor een prijs van
€ 250,- per / m1 excl. BTW
(…)’
2.8.
Ploegam is vervolgens gestart met de uitvoering van bovenstaande werkzaamheden.
2.9.
Namens Ploegam is bij e-mailbericht van 7 september 2018 het volgende aan Zilveren Schor bericht:
‘(…)
Het profiel van de watergang is conform model ontgraven waarin een diepte van 2.50 m wordt gehanteerd, dus geen 3.00 m. Voorheen was dit wel 3.00 m maar omdat er veel veen in de grond zat hebben we het bodempeil op 2.50 m gebracht om te voorkomen dat de bodem zou opbreken, dit is voorafgaand aan de grondwerkzaamheden afgesproken.
Daarnaast is het ter hoogte van de fuiken op het Veerse meer erg ondiep, ook dit kan gaan lijden tot problemen en eventuele schades aan de boot.
(…)’
2.10.
Ploegam heeft de vaargeulen niet tot 3 meter - NAP uitgegraven. De diepte van de vaargeulen varieert op dit moment tussen de circa 0,5 meter – NAP (volgens Zilveren Schor) dan wel 2,0 meter – NAP (volgens Ploegam) tot 2,5 meter - NAP.
2.11.
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de damwanden is gebleken dat het verankeren van deze wanden om de drie meter onvoldoende was om ervoor te zorgen dat de zijwanden van de vaargeulen niet zouden verzakken. Daarom is Ploegam met die werkzaamheden gestopt en heeft zij bij brief van 26 juli 2019 aan Zilveren Schor aangeboden de wanden om de twee meter te verankeren en het werk te hervatten voor een prijs van € 335,00 per strekkende meter exclusief BTW. Zilveren Schor heeft daar niet op gereageerd en Ploegam heeft de werkzaamheden vervolgens hervat.
2.12.
Tijdens de uitvoering van de in april 2016 overeengekomen werkzaamheden heeft Ploegam vanaf medio 2017 op verschillende plaatsen op het park rijplaten aangebracht om het bouwverkeer de gewenste toegang tot het park te verlenen. Ploegam heeft in verband daarmee bij e-mailbericht van 27 juni 2017 het volgende aan Zilveren Schor bericht:
‘(…)
Wij zullen deze week een nieuwe bouwweg aanleggen t.p.v. de Brug welke in week 27 wordt geplaatst. Deze werkzaamheden zijn vooraf niet voorzien en zijn door ons niet begroot. De werkzaamheden zullen het volgende inhouden
1. Aanleg bouwweg
2. Aanbrengen rijplaten
3. Verhuur rijplaten (onbepaalde tijd)
Wij zullen de werkzaamheden op basis van nacalculatie factureren en de rijplaten vierwekelijks.
(…)’
2.13.
Ploegam heeft in de periode nadien regelmatig facturen voor de verhuur van rijplaten naar Zilveren Schor gestuurd en Zilveren Schor heeft deze facturen betaald.
2.14.
Medio 2018 is gebleken dat een groot aantal facturen van Ploegam op dat moment (nog) niet door Zilveren Schor was betaald. Partijen zijn op 11 september 2018 een betalingsregeling overeengekomen om die achterstand binnen zes maanden volledig in te lopen. Op het overzicht van de facturen is ook de hiervoor onder 2.6. bedoelde factuur ten aanzien van grondwerk voor de aanleg van een zwembad opgenomen.
2.15.
Bij e-mailbericht van 5 augustus 2019 heeft Zilveren Schor het volgende aan Ploegam bericht:
‘(…)
Wij krijgen nog steeds nota’s voor rijplaten. De rijplaten tussen Wilhelminapolderweg / Langerakpolderweg kunnen worden opgehaald, deze worden niet meer gebruikt.
(…)’
2.16.
Op 8 juli 2019 is namens Zilveren Schor een Whatsapp-bericht naar Ploegam gestuurd, waarin wordt gevraagd om een afspraak om onder andere de diepte van de vaargeulen en de stand van de werkzaamheden en facturering door te nemen. Naar aanleiding daarvan is tussen partijen een discussie ontstaan over de facturatie en betalingen, waarbij Ploegam zich op het standpunt heeft gesteld dat zij nog een bedrag van
€ 267.689,21 van Zilveren Schor tegoed heeft en dat zij de werkzaamheden op het park niet zal hervatten voordat dit bedrag volledig is betaald. Op 21 februari 2020 heeft een overleg tussen partijen plaatsgevonden, waarin zij de ontstane situatie verder hebben besproken. Dit heeft niet tot een oplossing van de ontstane situatie geleid.
2.17.
Ploegam heeft op 14 juli 2020 bij deze rechtbank een verzoek ingediend tot het verkrijgen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag ten laste van Zilveren Schor onder de ING Bank N.V. en VPVA Notarissen B.V. voor een bedrag van € 347.996,36. De rechtbank heeft dit verlof op 14 juli 2020 verleend. Op 27 juli 2020 is namens Ploegam conservatoir derdenbeslag gelegd onder ING Bank N.V. en VPVA Notarissen B.V. Het beslag onder ING Bank N.V. heeft geen doel getroffen. Het beslag onder VPVA Notarissen B.V. heeft doel getroffen voor het volledige bedrag waarvoor beslag is gelegd.
2.18.
Zilveren Schor heeft inmiddels twee andere aannemers opdracht gegeven de werkzaamheden in het kader van de realisatie van het park af te ronden.

3.Het geschil

3.1.
Zilveren Schor vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I Ploegam te veroordelen tot opheffing van het conservatoire beslag dat onder VPVA Notarissen B.V. is gelegd binnen twee werkdagen na de datum van dit vonnis, onder verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Ploegam na betekening van dit vonnis in gebreke blijft met de opheffing van het beslag, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt, althans andere door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedragen;
II Ploegam te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Ploegam voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2.
Zilveren Schor vordert opheffing van het conservatoire beslag dat namens Ploegam ten laste van haar onder VPVA Notarissen B.V. is gelegd. Op de voet van artikel 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.3.
Zilveren Schor legt aan haar vordering tot opheffing van het beslag ten grondslag dat eerst CNM en vervolgens Ploegam ernstig zijn tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen in 2016 en 2017 gesloten overeenkomsten. Ter onderbouwing daarvan beroept Zilveren Schor zich meer concreet op zeven tekortkomingen die er volgens haar zonder meer toe leiden dat de vordering, die Ploegam op haar meent te hebben en die Ploegam aan het conservatoire beslag ten grondslag heeft gelegd, ondeugdelijk is.
4.4.
De eerste tekortkoming ziet op het ontgraven van de vaargeulen. Zilveren Schor stelt dat partijen op 29 augustus 2017 zijn overeengekomen dat de vaargeulen zouden worden afgegraven tot een diepte van 3 meter onder NAP, maar dat die diepte op geen enkele plaats is gerealiseerd, zodat deze werkzaamheden niet conform afspraak zijn uitgevoerd en daarvoor aldus ook niet (volledig) hoeft te worden betaald. Ploegam heeft dit standpunt ter zitting weersproken. Volgens Ploegam zijn partijen inderdaad overeengekomen dat de vaargeulen tot een diepte van 3 meter onder NAP zouden worden uitgegraven, maar is tijdens de uitvoering van de werkzaamheden gebleken dat op een diepte van 2,5 meter onder NAP veengrond aanwezig is in plaats van verhandelbaar zand of klei. Omdat daarnaast was gebleken dat bij ontgraving tot 3 meter onder NAP bepaalde tuinen van villa’s zouden gaan verzakken, is volgens Ploegam mondeling overeengekomen dat de ontgravingsdiepte werd gewijzigd in 2,5 meter onder NAP. Ploegam voert aan dat deze diepte op de meeste plaatsen ook is gerealiseerd en betoogt dat de oorzaak van het feit dat de vaargeulen op enkele plaatsen minder diep zijn erin is gelegen dat inmiddels sprake is van natuurlijke verzanding en verder dat dit onderdeel van het werk nog niet was opgeleverd en dat zij door Zilveren Schor ook niet in de gelegenheid is gesteld de ontgravingswerkzaamheden volledig af te ronden en/of terzake in gebreke is gesteld.
4.5.
De tweede tekortkoming waarop Zilveren Schor zich beroept, is dat de door Ploegam geplaatste damwanden vanwege het niet plaatsen van de benodigde onderdelen zijn gaan verschuiven en/of verzakken. Zilveren Schor stelt dat ook deze werkzaamheden niet conform overeenkomst zijn uitgevoerd, zodat ook ten aanzien daarvan aan de zijde van Ploegam geen recht op (volledige) betaling bestaat. Ploegam heeft dit ter zitting weersproken en voert aan dat zij de damwanden inclusief ankers op de juiste wijze heeft geplaatst en dat, waar sprake was van gebreken in de wanden of de plaatsing, zij die gebreken gedurende de uitvoering van de werkzaamheden altijd direct heeft hersteld.
4.6.
De derde tekortkoming aan de zijde van Ploegam is er volgens Zilveren Schor in gelegen dat Ploegam slechts een gedeelte van de percelen op het park bouwrijp heeft gemaakt, terwijl zij wel voor de volledige opdracht heeft gefactureerd en betaald heeft gekregen. Ploegam heeft ter zitting weersproken dat zij vooruit heeft gefactureerd en vervolgens het werk niet heeft uitgevoerd. Volgens Ploegam moest het bouwrijp maken van de kavels worden uitgevoerd op het moment dat een villa was verkocht en is dat ook altijd op die wijze gebeurd. Ploegam voert aan dat Zilveren Schor op enig moment niet (langer) over voldoende financiële middelen beschikte om Ploegam conform overeenkomst naar voortgang van werk te kunnen betalen, waardoor achterstanden ontstonden en Ploegam bepaalde werkzaamheden heeft opgeschort totdat betaling had plaatsgevonden. Van de stelling dat Ploegam vooruit heeft gefactureerd voor werk wat zij niet heeft uitgevoerd, is volgens Ploegam dan ook zeker geen sprake.
4.7.
De vierde tekortkoming waarop Zilveren Schor zich beroept, is dat Ploegam het overeengekomen werk niet binnen de daarvoor afgesproken termijn heeft afgerond. Zilveren Schor stelt dat het werk in augustus 2017 had moeten worden afgerond, maar dat van afronding zelfs op dit moment nog altijd geen sprake is. Ploegam heeft zich daartegen verweerd door aan te voeren dat die datum inderdaad als uitgangspunt diende bij de start van de werkzaamheden, maar dat geen sprake was van een fatale termijn. Ploegam voert verder aan dat de verkoop van de villa’s tegenviel en de planning daarop moest worden aangepast. Volgens Ploegam zijn de laatste villa’s ver na augustus 2017 verkocht en was de vertraging in de uitvoering en afronding van het overeengekomen werk niet aan haar te wijten, nog los van de omstandigheid dat Zilveren Schor haar ook nimmer op enige overschrijding in tijd heeft gewezen.
4.8.
De vijfde tekortkoming aan de zijde van Ploegam is er volgens Zilveren Schor in gelegen dat Ploegam niet conform de overeenkomst overzichten heeft verstrekt van de afzet van afgegraven zand en/of klei, zodat onduidelijk is welke bedragen Ploegam daarvoor heeft ontvangen en tussen partijen hadden moeten worden verrekend. Ploegam heeft dit weersproken en ter onderbouwing daarvan in deze procedure e-mailberichten van
31 oktober 2016, 5 december 2016 en 8 december 2016 als productie 22 in het geding gebracht, met als bijlagen overzichten van afgevoerd klei en zand. Uit die overzichten volgen volgens Ploegam de totale afzet en daaruit verkregen inkomsten, welke inkomsten gedurende de uitvoering van de overeenkomst reeds tussen partijen zijn verrekend.
4.9.
De zesde tekortkoming waarop Zilveren Schor zich beroept, komt erop neer dat Ploegam eenzijdig de prijs voor het aanbrengen van damwanden in de vaargeulen heeft verhoogd van € 250,00 naar € 335,00 per strekkende meter. Zilveren Schor stelt dat deze prijsverhoging niet tussen partijen is overeengekomen, zodat zij de na de verhoging verstuurde facturen niet is verschuldigd. Ploegam heeft dit standpunt ter zitting weersproken. Volgens Ploegam is tijdens de uitvoering van de werkzaamheden gebleken dat het plaatsen van ankers om de drie meter onvoldoende was om de wanden op hun plaats te houden, zodat partijen in afwijking daarvan zijn overeengekomen ankers om de twee meter te plaatsen. Ploegam voert aan dat daardoor vanzelfsprekend ook de prijs van deze uit te voeren werkzaamheden omhoog is gegaan, op basis waarvan zij op 26 juni 2019 een nieuwe offerte aan Zilveren Schor heeft uitgebracht. Ploegam voert aan dat zij de werkzaamheden vervolgens op de nieuw voorgestelde wijze heeft hervat en dat Zilveren Schor daartegen nimmer heeft geprotesteerd.
4.10.
De zevende tekortkoming waarop Zilveren Schor zich beroept, is erin gelegen dat Ploegam facturen voor rijplaten heeft gestuurd, terwijl het gebruik daarvan volgens Zilveren Schor was inbegrepen in de totale aanneemsom van € 450.000,00 zoals in april 2016 is overeengekomen. Ploegam heeft ook deze stelling weersproken. Volgens Ploegam maakte het ter beschikking stellen van rijplaten geen onderdeel uit van de in 2016 gesloten overeenkomst. Ploegam voert aan dat ook Zilveren Schor zich daarvan bewust moet zijn, omdat Ploegam op 27 juni 2017 een e-mailbericht naar Zilveren Schor heeft gestuurd waarin zij aangeeft dat het aanleggen van een bouwweg van rijplaten niet was voorzien en dus niet was meegenomen in de begroting en dat zij daarvoor afzonderlijk bedragen bij Zilveren Schor in rekening zou gaan brengen. Volgens Ploegam heeft zij dat vervolgens ook regelmatig gedaan en zijn al die facturen door Zilveren Schor betaald. Daarbij komt volgens Ploegam dat Zilveren Schor medio 2019 een e-mailbericht aan haar heeft gestuurd waarin zij aangeeft dat zij nog altijd facturen ontvangt voor de huur van bepaalde rijplaten, terwijl die rijplaten al enige tijd niet meer worden gebruikt.
4.11.
Tot slot stelt Zilveren Schor zich op het standpunt dat Ploegam ten onrechte grondwerkzaamheden voor de aanleg van een zwembad op één van de kavels op het park bij haar in rekening heeft gebracht, terwijl die kosten voor rekening van de eigenaar van de kavel behoren te komen. Ploegam heeft deze stelling betwist. Ploegam voert aan dat Zilveren Schor de verschuldigdheid van deze factuur heeft erkend door deze factuur onderdeel te laten uitmaken van de op 11 september 2018 gesloten betalingsregeling met Ploegam, zodat het haar niet vrij staat de verschuldigdheid van deze factuur achteraf weer te betwisten.
4.12.
Uit de hiervoor weergegeven standpunten van partijen volgt dat zij het in hoge mate oneens zijn over praktisch alle onderdelen van de tussen hen gesloten overeenkomsten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij deze stand van zaken niet kan worden geconcludeerd dat de vordering waarop Ploegam zich in het kader van het gelegde conservatoire derdenbeslag beroept summierlijk ondeugdelijk is. Tussen partijen bestaan zodanig veel geschilpunten over de inhoud en uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden, alsmede over de totale aanneemsom en eventueel aanvullend gemaakte betaalafspraken, dat in het kader van dit kort geding niet kan worden geoordeeld dat Ploegam tot opheffing van het gelegde beslag dient over te gaan. Om te kunnen beoordelen wie van partijen het gelijk aan haar zijde heeft, is nader onderzoek en wellicht bewijslevering noodzakelijk. Daarvoor is in een kort geding naar haar aard geen plaats. Daarom zal de vordering van Zilveren Schor strekkende tot opheffing van het beslag worden afgewezen. Een belangenafweging maakt dat niet anders. Hoewel Zilveren Schor zich op het standpunt stelt dat zij door het beslag ernstig in haar dagelijkse bedrijfsvoering wordt belemmerd, heeft zij dat niet nader onderbouwd. Het belang van Ploegam om het bedrag waarvoor zij meent een vordering op Zilveren Schor te hebben veilig te stellen tot het moment dat daarover in een bodemprocedure is beslist, weegt daarom zwaarder. Dit temeer omdat Zilveren Schor ter zitting heeft gesteld dat zij slechts beperkte inkomsten heeft en een groot aantal crediteuren, zodat eventuele verhaalsmogelijkheden bij opheffing van het beslag mogelijk illusoir zouden worden.
4.13.
Zilveren Schor zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Ploegam tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 656,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.636,00
4.14.
De nakosten zullen worden toegewezen als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Zilveren Schor tot betaling van de proceskosten, tot de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van Ploegam begroot op € 1.636,00, waarin begrepen € 980,00 aan salaris advocaat,
5.3.
veroordeelt Zilveren Schor in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op
€ 157,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, en € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.H.J. Krijnen op 8 oktober 2020.