ECLI:NL:RBGEL:2020:578

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
364772/FZ RK 20/51
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor een minderjarige met psychotische kwetsbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 januari 2020 een zorgmachtiging verleend op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een minderjarige, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van psychotische kwetsbaarheid. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en maatschappelijke teloorgang, en dat verplichte zorg noodzakelijk was omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren. De betrokkene was eerder inbewaring gesteld onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) en had een geschiedenis van suïcidaliteit en achterdocht. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 januari 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en haar psychiater. De rechtbank concludeerde dat de voorgestelde verplichte zorg, waaronder opname in een accommodatie en het toedienen van medicatie, evenredig en effectief was. De zorgmachtiging werd verleend voor de duur van 26 weken, tot en met 14 juli 2020.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/364772 / FZ RK 20/51
Datum mondelinge uitspraak: 23 januari 2020
schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam minderjarige],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [adres minderjarige],
verblijvende te [adres verblijfplaats minderjarige],
op grond van een voorzetting inbewaringstelling onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ), geldende tot en met 14 januari 2020,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers te Ulft.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op
10 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring, van 7 januari 2020;
- het zorgplan/behandelplan, van 7 januari 2020;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur, van 8 januari 2020;
- politiemutaties, van 8 januari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 januari 2020, op de locatie [adres verblijfplaats minderjarige].
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar raadsvrouw;
- [naam psychiater], als psychiater verbonden aan GGNet;
- [naam verpleegkundige], als verpleegkundige verbonden aan het FACT-team.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van psychotische kwetsbaarheid bij overvraging. Betrokkene is opgenomen met een inbewaringstelling onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). De reden voor opname was suïcidaliteit samenhangend met angst en achterdocht nadat betrokkene in de thuissituatie overbelast was geraakt. Betrokkene geeft aan de behandelaar slecht te vertrouwen en is achterdochtig. Ze denkt dat haar zogenaamde broer haar woning probeert over te nemen en er is beperkt ziektebesef en slecht ziekte-inzicht.
2.2.
In de medische verklaring is door de onafhankelijke psychiater aangegeven dat bij betrokkene eveneens sprake is van een licht verstandelijke beperking. De psychiater ter zitting heeft verklaard dat hij onvoldoende aanknopingspunten ziet voor het aannemen van een verstandelijke beperking. Betrokkene is op latere leeftijd naar Nederland verhuisd maar spreekt inmiddels de Nederlandse taal vloeiend. Dat strookt niet met het beeld van een verstandelijke beperking. Anderzijds raakt betrokkene wel overprikkeld en kan ze heftig reageren. Gelet op de verklaring van de psychiater ter zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat er bij betrokkene sprake is van een verstandelijke beperking.
2.3.
De onder 2.1 omschreven stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • levensgevaar;
  • maatschappelijke teloorgang.
Op grond van de ter zitting door de (behandelend) psychiater afgelegde verklaring is de rechtbank van oordeel dat tevens sprake is van:
- ernstig nadeel dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
De rechtbank acht het ernstig nadeel ‘ernstige materiele schade’, zoals aangegeven in de medische verklaring, onvoldoende onderbouwd.
2.4.
Bij overvraging van betrokkene neemt het oordeelsvermogen af waardoor ze de gevolgen van haar handelen slecht kan overzien. Er is een risico op controleverlies bij oplopende boosheid en frustratie. De boosheid kan zich richten op personen, goederen en op betrokkene zelf, met het risico op suïcide. Betrokkene is diverse malen wanhopig geweest in periodes van overvraging waarbij de psychotische klachten, met name achterdocht, toenemen.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig. Het gebrekkige ziektebesef leidt ten tijde van decompensatie tot beslissingen die haar gezondheid aangaan met ernstig nadeel tot gevolg. Een gedegen beslissing daarin nemen lukt betrokkene op een dergelijk moment niet.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • opname in accommodatie, voor de duur van drie weken;
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie alsmede het verrichten van medische controles of andere medische behandelingen en therapeutische maatregelen ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van zes maanden. De rechtbank acht voormelde vormen en duur van de verplichte zorg nodig, met dien verstande dat, op grond van de verklaring die de psychiater ter zitting heeft afgelegd, de rechtbank van oordeel is dat de in het verzoekschrift genoemde verplichte zorg in de vorm van het toedienen van vocht en voeding niet nodig is.
2.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.8.
Hetgeen namens betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af. Namens betrokkene is aangevoerd dat er, gelet op het bepaalde in artikel 2.1 lid 5 en 6 Wvggz, onvoldoende rekening is gehouden met de wensen en voorkeuren van betrokkene. Zo wordt de opname van betrokkene voortgezet binnen VGGNet, een afdeling binnen GGNet voor mensen met een verstandelijke beperking. Betrokkene wil graag dat de opname wordt voortgezet op de afdeling ouderen binnen GGNet. De psychiater ter zitting heeft aangegeven dat dat niet mogelijk is omdat op deze afdeling alleen mensen ouder dan 60 jaar worden opgenomen. Betrokkene heeft daar in het verleden een tijd doorgebracht maar toen is er voor haar een uitzondering gemaakt. Dat is nu wel onderzocht maar niet meer mogelijk gebleken. De keuze voor de afdeling binnen VGGNet heeft niets te maken met het al dan aanwezig zijn van een verstandelijke beperking maar deze afdeling biedt de rust die voor betrokkene op dit moment juist zo belangrijk is. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gekeken naar en waar mogelijk rekening is gehouden met de wensen en voorkeuren van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van 26 weken en geldt aldus tot en met 14 juli 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[naam minderjarige],geboren op [geboortedatum],
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- opname in een accommodatie, voor de duur van maximaal drie weken;
- het toedienen van medicatie alsmede het verrichten van medische controles of andere medische behandelingen en therapeutische maatregelen ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van maximaal 26 weken;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 14 juli 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2020 door mr. E.G. de Jong, rechter, in tegenwoordigheid van [naam griffier], griffier, en op
30 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.