In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 oktober 2020 uitspraak gedaan over een verzoek van eiser om handhavend op te treden tegen de Nederlandse Spoorwegen (NS) op basis van artikel 2.7 van de Noodverordening COVID-19. Eiser, die dagelijks met het openbaar vervoer van Tiel naar Amsterdam reist voor zijn vitale werk, stelde dat de NS onvoldoende maatregelen nam om reizigers in staat te stellen 1,5 meter afstand te houden, wat volgens hem in strijd was met de Noodverordening. De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid had het bezwaar van eiser tegen het niet nemen van een besluit op zijn verzoek om handhaving niet-ontvankelijk verklaard, wat de rechtbank onterecht vond. De rechtbank oordeelde dat eiser wel degelijk als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat hij een direct, persoonlijk belang heeft bij het handhaven van de afstandsregels in de trein. De rechtbank vernietigde het besluit van de Veiligheidsregio en droeg hen op om binnen twee weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er nog geen schade was geleden door de afwezigheid van een handhavingsbesluit.