ECLI:NL:RBGEL:2020:5711

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
05.042652.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ex-militair voor het voorhanden hebben van verboden wapens en munitie

Op 26 oktober 2020 heeft de meervoudige militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een ex-militair, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een reeks verboden wapens en munitie. De verdachte, geboren in 1993 en woonachtig in Roermond, had in de periode van 9 februari 2018 tot en met 25 februari 2019 verschillende wapens in zijn bezit, waaronder een machinepistool (UZI) en diverse soorten munitie. Tijdens de zitting op 12 oktober 2020 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdediging pleitte voor vrijspraak van enkele feiten, onder andere vanwege het ontbreken van deskundigenonderzoek naar de inhoud van een pepperspray.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.042652.20
Datum uitspraak : 26 oktober 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J. Vlug , advocaat te Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 oktober 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2018 tot en met 25 februari 2019 te
Rotterdam en/of Roermond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging
met (een) ander(en), althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de
Wet wapens en munitie, te weten een machinegeweer/pistool UZI, kaliber 9x19
mm, zijnde een vuurwapen geschikt om (semi-)automatisch te vuren en/of
munitie van categorie III, te weten zesendertig (36), althans een of meer
(volmantel) patronen, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 12 maart 2019 te Roermond, in elk geval in Nederland, (een)
wapen(s) van categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten
- (een) stroomstootwapen(s) en/of
(een) wapen(s) van categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een busje pepperspray,
zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met giftige,
verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen
en/of munitie van categorie III, te weten (een) (kogel)patronen, kaliber .22 RL en/of 5.56
mm, voorhanden heeft gehad.
3.
hij op of omstreeks 12 maart 2019 te Roermond, in elk geval in Nederland, een
wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
grendelkogelgeweer, van het merk [merk] , model [merk] , kaliber 7,62x54R,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool,
voorhanden heeft gehad.
4.
hij op of omstreeks 12 maart 2019 te Oirschot, in elk geval in Nederland, een
wapen van categorie III, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten een
werpmes, voorhanden heeft gehad.
5.
hij op of omstreeks 12 maart 2019 te Roermond, in elk geval in Nederland,
(een) wapen(s), van categorie I, onder 1° van de Wet Wapens en munitie, te weten:
- (een) stiletto(’s) en/of
- een vlindermes en/of
- een valmes en/of
(een) wapen(s) van categorie I onder 3° van de Wet Wapens en munitie, te weten
- (een) boksbeugel(s) en/of
- een ploertendoder en/of
(een) wapen van categorie 1 onder 5° van de Wet Wapens en munitie, te weten
- (een) pijlpunt(en) bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die voorzien zijn van snijdende delen met de kennelijke bedoeling om daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Met betrekking tot de feiten 1 tot en met 5
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 maart 2019 heeft verdachte in zijn woning in Roermond, wapens voorhanden gehad. [2] Dit betreffen wapens van categorie II van de Wet wapens en munitie:
- drie stroomstootwapens [3] (feit 2).
Tevens heeft hij op dezelfde datum en plaats het volgende wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden gehad:
- een grendelkogelgeweer [4] (feit 3).
Daarnaast heeft hij op diezelfde datum en plaats de volgende wapens van categorie I van de Wet wapens en munitie voorhanden gehad:
- zes stiletto’s [5] (feit 5);
- een vlindermes [6] (feit 5);
- een valmes [7] (feit 5);
- drie boksbeugels [8] (feit 5);
- een ploertendoder [9] (feit 5);
- drie pijlpunten [10] (feit 5).
Tot slot heeft hij op 12 maart 2019 op de kazerne in Oirschot een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden gehad:
- een werpmes [11] (feit 4).
Het machinepistool (UZI) en 36 volmantel patronen, kaliber 9 mm,
(feit 1)heeft verdachte sinds 2014 in zijn bezit en op 23 februari 2019 aan zijn collega [naam] uitgeleend. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot feit 1 (UZI-machinepistool en munitie) vrijspraak bepleit, vanwege het ontbreken van een deugdelijk deskundigenonderzoek.
Ook ten aanzien van feit 2 (pepperspray) heeft de raadsman ) vrijspraak bepleit, omdat onderzoek naar de inhoud van het busje ontbreekt.
Voor het overige deel van feit 2 (stroomstootwapens en munitie) en de feiten 3 ( [merk] geweer), 4 (werpmes) en 5 (stiletto’s, vlindermes, valmes, boksbeugels, ploertendoder en pijlpunten) heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer overweegt met betrekking tot de deugdelijkheid van het deskundigen-onderzoek naar het wapen (UZI-machinepistool) en de munitie (36 volmantel patronen, 9 mm) ten laste gelegd onder feit 1 het volgende. Het wapen en de munitie zijn door een forensisch onderzoeker van de KMAR onderzocht die zijn deskundigheid in een aanvullend proces-verbaal nader heeft toegelicht. De deskundige komt naar aanleiding van dit onderzoek tot de conclusie dat de voorwerpen worden gekwalificeerd als een vuurwapen van categorie II en munitie van categorie III als bedoeld in de Wet wapens en munitie. Dit is in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal verwerkt. [13] Hoewel het proces-verbaal summier is en deze slechts conclusies en geen bevindingen bevat, heeft de militaire kamer geen aanleiding om te twijfelen aan de deugdelijkheid van dit onderzoek en de daaruit voorkomende conclusies.
De militaire kamer acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hierboven genoemde aantallen wapens en munitie (ten laste gelegd onder de feiten 1, 2, 3, 4 en 5) voorhanden heeft gehad.
De militaire kamer spreekt verdachte ten aanzien van feit 1 vrij van het bestanddeel ‘medeplegen’, omdat het dossier geen bewijs bevat voor de daarvoor vereiste bewuste en nauwe samenwerking met een ander.
Daarnaast spreekt de militaire kamer hem met betrekking tot feit 2 vrij voor het voorhanden hebben van pepperspray, nu het flesje weliswaar het opschrift ‘Pfeffer spray’ had, maar de inhoud van het flesje niet is getest, terwijl dit volgens bestendige jurisprudentie wel is vereist.
Tot slot spreekt de militaire kamer hem vrij voor het voorhanden hebben van de onder feit 2 ten laste gelegde kogelpatronen (kaliber .22 LR en 5.56 mm) vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De categorisering van deze munitie in het proces-verbaal van onderzoek (p. 400) vindt geen steun in de tenlastelegging.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 9 februari 2018 tot en met
2523februari 2019 te
Rotterdam en/ofRoermond,
in elk geval in Nederland, tezamen en in verenigingmet (een) ander(en), althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de
Wet wapens en munitie, te weten een machine
geweer/pistool UZI, kaliber 9x19
mm, zijnde een vuurwapen geschikt om (semi-)automatisch te vuren en
/ofmunitie van categorie III, te weten zesendertig (36),
althans een of meer(volmantel
)patronen, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
2.
hij op
of omstreeks12 maart 2019 te Roermond,
in elk geval in Nederland, (een)wapen
(s
)van categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten
-
(een)stroomstootwapen
(s
) en/of(een) wapen(s) van categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten- een busje pepperspray,zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met giftige,verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen en/ofmunitie van categorie III, te weten (een) (kogel)patronen, kaliber .22 RL en/of 5.56mm,voorhanden heeft gehad.
3.
hij op
of omstreeks12 maart 2019 te Roermond,
in elk geval in Nederland,een
wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
grendelkogelgeweer, van het merk [merk] , model [merk] , kaliber 7, 62x54R,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer,
revolver en/of pistool,
voorhanden heeft gehad.
4.
hij op
of omstreeks12 maart 2019 te Oirschot,
in elk geval in Nederland,een
wapen van categorie III, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten een
werpmes, voorhanden heeft gehad.
5.
hij op
of omstreeks12 maart 2019 te Roermond,
in elk geval in Nederland, (een)wapen
(s
),
van categorie I, onder 1° van de Wet Wapens en munitie, te weten:
-
(een)stiletto
(’s
)en
/of- een vlindermes en
/of- een valmes en
/of
(een)wapen
(s
)van categorie I onder 3° van de Wet Wapens en munitie, te weten
-
(een)boksbeugel
(s
)en
/of- een ploertendoder en
/of
(een
)wapen van categorie 1 onder 5° van de Wet Wapens en munitie, te weten
-
(een)pijlpunt
(en
)bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die voorzien zijn van snijdende delen met de kennelijke bedoeling om daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken, voorhanden heeft gehad
en/of heeft gedragen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4, telkens:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III.
Ten aanzien van feit 5
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd het [merk] geweer te onttrekken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is mede door zijn Asperger (stoornis binnen het autismespectrum) doorgeslagen in het verzamelen van wapens. Er was geen sprake van een criminele intentie. Bovendien was de gevaarzetting erg gering en is hij als gevolg hiervan bij Defensie ontslagen en is zijn lidmaatschap bij de Airsoftvereniging beëindigd.
De raadsman heeft bepleit dat een gevangenisstraf van vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daarnaast een taakstraf van 240 uur passend is.
Beoordeling door de rechtbank
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 9 september 2020 en
- het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 28 september 2020.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat het voorhanden hebben van (vuur)wapens met bijbehorende munitie in Nederland ernstige strafbare feiten betreft. Binnen onze samenleving leidt de aanwezigheid van wapens en munitie tot gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachte had dit, juist uit hoofde van zijn functie bij Defensie, moeten weten. De militaire kamer is dan ook van oordeel dat het gaat om ernstige feiten die in beginsel oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
Anderzijds heeft de militaire kamer rekening gehouden met het feit dat verdachte geen kwade bedoelingen heeft gehad met de wapens en munitie. Deze had hij immers op een zorgvuldige wijze opgeborgen in zijn woning. De militaire kamer acht ook aannemelijk dat de aangetroffen voorwerpen een voortvloeisel zijn uit een jarenlange hobby waar verdachte op enig moment verzuimd heeft correct mee om te gaan. Een reden hiervoor zou kunnen liggen in de bij hem vastgestelde stoornis binnen het autismespectrum die zich kenmerkt door het monomaan bezig zijn met in dit geval het verzamelen van wapens. Ook is verdachte - weliswaar door eigen toedoen - zijn droombaan bij Defensie verloren. Tot slot weegt de militaire kamer mee dat verdachte niet eerder voor (soort)gelijke feiten is veroordeeld en hij van meet af aan openheid van zaken heeft gegeven.
Alles afwegende is de militaire kamer van oordeel dat een taakstraf van 240 uur, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht en een gevangenisstraf van vijf maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend is. Dit betekent dat verdachte niet hoeft terug te keren naar de gevangenis, maar de voorwaardelijke gevangenisstraf dient als een zogenaamde ‘stok achter de deur’ alsmede om de ernst van de feiten te benadrukken.
De militaire kamer komt tot een lagere strafoplegging dan geëist door de officier van justitie, nu verdachte voor een aantal delen van de tenlastelegging wordt vrijgesproken, verdachte niet eerder is veroordeeld, en de militaire kamer in sterkere mate rekening houdt met zijn persoonlijke omstandigheden.
Met betrekking tot het beslag:
De militaire kamer is - met de officier van justitie - van oordeel dat het [merk] geweer met betrekking tot welk het onder 3 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dit vuurwapen van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald, te weten:
- de algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 een daarnaast
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen en
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Met betrekking tot het beslag:
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geweer [merk] , model [merk] , serienummer [merk]
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. Y. van Wezel, rechters, en Kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2020.
Kolonel mr. C.E.W. van de Sande is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, district Landelijke en Buitenlandse Eenheden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL1907080935.4952, gesloten op 8 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De processen-verbaal van bevinding (doorzoeking), p. 318-219 en p. 326-328.
3.De processen-verbaal (onderzoek wapen), p. 346, 357 en 359.
4.Het proces-verbaal (onderzoek wapen), p. 374-380.
5.De processen-verbaal (onderzoek wapen), p. 340 en p. 365.
6.Het proces-verbaal (onderzoek wapen), p. 362.
7.Het proces-verbaal (onderzoek wapen), p. 368.
8.Het proces-verbaal (onderzoek wapen), p. 348
9.Het proces-verbaal (onderzoek wapen), p. 354.
10.Het proces-verbaal (onderzoek wapen) met bijlagen, p. 371-373 en de kennisgeving van inbeslagname, p. 491.
11.Het proces-verbaal (onderzoek wapen), p. 330.
12.De verklaring van verdachte afgelegd er terechtzitting van 12 oktober 2020.
13.Het proces-verbaal (onderzoek wapen), p. 74-77 en het aanvullend proces-verbaal (nagekomen).