ECLI:NL:RBGEL:2020:5690

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
05-305599-19; 05-255379-19 (gev. ttz); 05-007771-19 (gev. ttz); 05-292078-19 (gev. ttz); 05-841137-16 (TUL) en 05-083578-17 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 26-jarige man voor mishandeling en diefstal met geweld, vrijspraak voor bedreiging en ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid

Op 22 oktober 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Rekken. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, voor mishandeling en diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan diefstal van parfum bij parfumerie ICI Paris XL in Apeldoorn, waarbij hij geweld gebruikte tegen beveiligers. Daarnaast werd hij vrijgesproken van bedreiging wegens gebrek aan bewijs. Voor een mishandeling van twee medewerkers van de instelling Trajectum werd hij ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en dat zijn gedragingen voortkwamen uit deze stoornis. De officier van justitie had TBS met voorwaarden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet opportuun was gezien de omstandigheden van de verdachte. De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling werden afgewezen, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05-305599-19; 05-255379-19 (gev. ttz); 05-007771-19 (gev. ttz);
05-292078-19 (gev. ttz); 05-841137-16 (TUL) en 05-083578-17 (TUL)
Datum uitspraak : 22 oktober 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [plaats] .
Raadsman: mr. J.W. Dijke, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 17 januari 2020, 2 juli 2020 en 15 oktober 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na een wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05-305599-19
hij op of omstreeks 24 december 2019 te Apeldoorn,
een of meer goed(eren), te weten een of meer fles(sen) parfum ( [merk 1] en/of [merk 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan parfumerie ICI Paris Xl (gevestigd aan de Hoofdstraat 89),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (beveiliger), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 2] met kracht te duwen en/of voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van zich af te duwen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van parketnummer 05-255379-19
Primair
hij op of omstreeks 20 september 2019 te Rekken, gemeente Berkelland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een stuk hout, althans enig hard voorwerp, naar althans in de richting van het gezicht/hoofd en/of op/tegen de arm, althans het
lichaam, van die [slachtoffer 3] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 september 2019 te Rekken, gemeente Berkelland,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door met een stuk hout, althans enig hard voorwerp,
naar althans in de richting van het gezicht/hoofd en/of op/tegen de arm, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] te slaan;
Ten aanzien van parketnummer 05-007771-19
hij op of omstreeks 17 november 2018 te Rekken, gemeente Berkelland,
in de instelling Trajectum (instelling voor licht verstandelijk beperkte personen) [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , beiden werkzaam als begeleider bij voornoemde instelling,
heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
eenmaal of meer malen met een vloerwisser te slaan en/of
eenmaal of meermalen met zijn hand(en) en/of vuist(en) te slaan en/of te stompen en/of
eenmaal of meermalen te trappen en/of te schoppen en/of,
nadat hij die [slachtoffer 4] op de grond had gegooid, deze [slachtoffer 4] met kracht in/tegen zijn buik, althans lichaam te trappen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Ten aanzien van parketnummer 05-292078-19
hij op of omstreeks 7 december 2019, te Rekken, gemeente Berkelland,
een persoon genaamd [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [benadeelde] te kennen te geven dat hij, verdachte, een mes ging pakken en/of heeft hij een mes in zijn hand(en) genomen en/of heeft hij daarmee gestoken naar en/of in de richting van het lichaam van die [benadeelde] en/of/althans heeft hij met dat mes, zichtbaar voor die [benadeelde] ,
een of meer stekende en/of zwaaiende bewegingen gemaakt en/althans met dat mes ten overstaan van die [benadeelde] gemanipuleerd;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-305599-19 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van zich af te duwen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van dit feit.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 28-29;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 26-27;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2020.
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-255379-19 [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, zoals primair is ten laste gelegd. Verdachte dient hiervoor vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem met een stuk hout te slaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van dit feit.
Beoordeling door de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 3] , zoals dit primair is ten laste gelegd. Daarbij is van belang dat er verschillen zitten in de verklaringen van aangever [slachtoffer 3] en van getuige [getuige] over de
vraag tot wie verdachte het geweld heeft gericht, waardoor niet kan worden vastgesteld wat verdachte daarmee beoogde. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 3-4;
  • proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 8;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2020.
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-007771-19 [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
Bij repliek heeft de officier van justitie gesteld dat ze met de verdediging van mening is dat de verklaring van verdachte zoals afgelegd bij de politie, uitgesloten dient te worden voor bewijs, gelet op schending van artikel 28c, tweede lid, Wetboek van Strafvordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van verdachte bij de politie dient te worden uitgesloten voor het bewijs. Verdachte had moeten worden aangemerkt als een kwetsbaar persoon en gelet op artikel 28c, tweede lid, Wetboek van Strafvordering is hem de mogelijkheid onthouden om te overleggen met een raadsman over zijn voornemen tot het doen van afstand van consultatie en verhoorbijstand. Dit is een onherstelbaar vormverzuim.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsuitsluiting
De rechtbank is met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat sprake is van schending van artikel 28c, tweede lid, Wetboek van Strafvordering. Verdachte verbleef en is aangehouden in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Dit had voor de verbalisanten voldoende indicatie moeten zijn om verdachte als kwetsbaar persoon aan te merken en hem daarom in de gelegenheid te stellen een raadsman te raadplegen over zijn voornemen om afstand te doen van consultatie en verhoorbijstand. Omdat dit een onherstelbaar vormverzuim is, zal de verklaring van verdachte zoals deze is afgelegd bij de politie worden uitgesloten voor het bewijs.
Bewezenverklaring
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 3-5;
  • proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 9-11;
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 18-19;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2020.
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-292078-19
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een mes tegen [benadeelde] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van verdachte bij de politie dient te worden uitgesloten voor het bewijs. Verdachte had moeten worden aangemerkt als een kwetsbaar persoon en gelet op artikel 28c, tweede lid, Wetboek van Strafvordering is hem de mogelijkheid onthouden om te overleggen met een raadsman over zijn voornemen tot het doen van afstand van consultatie en verhoorbijstand. Dit is een onherstelbaar vormverzuim.
Subsidiair stelt de verdediging dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [benadeelde] heeft bedreigd met een mes.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is met officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever [benadeelde] heeft bedreigd. [benadeelde] heeft verklaard dat verdachte hem meermalen met het mes geraakt heeft op zijn rug. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat op het T-shirt van aangever geen beschadigingen of bloedsporen zijn gevonden terwijl op zijn rug diverse bloedende krasjes zijn aangetroffen. Bovendien valt niet goed in te zien hoe die krasjes veroorzaakt kunnen zijn door het betreffende niet-scherpe boterham-mes. De rechtbank acht daarom de verklaring van aangever ongeloofwaardig.
Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van dit feit, komt de rechtbank niet toe aan bespreking van het door de verdediging gevoerde bewijsverweer.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers
05-305599-19, 05-255379-19 subsidiair, 05-007771-19ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05-305599-19
hij op
of omstreeks24 december 2019 te Apeldoorn,
een of meer goed(eren), te weten een of meerfles
(sen
)parfum ( [merk 1] en/
of[merk 2] ),
in elk geval enig goed,
datdie
geheel of ten deleaan een ander toebehoorden, te weten aan parfumerie ICI Paris XL (gevestigd aan de Hoofdstraat 89),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/ofgevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] (beveiliger), gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 2] met kracht te duwen en
/ofvoornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van zich af te duwen;
Ten aanzien van parketnummer 05-255379-19
Subsidiair
hij op
of omstreeks20 september 2019 te Rekken, gemeente Berkelland,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door met een stuk hout,
althans enig hard voorwerp,
naar althans in de richting van het gezicht/hoofd en/of op/tegen de arm,
althans het lichaamvan die [slachtoffer 3] te slaan;
Ten aanzien van parketnummer 05-007771-19
hij op
of omstreeks17 november 2018 te Rekken, gemeente Berkelland,
in de instelling Trajectum (instelling voor licht verstandelijk beperkte personen) [slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] , beiden werkzaam bij voornoemde instelling,
heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5]
eenmaal of meer malen met een vloerwisser te slaan en
/of
eenmaal of meermalen met zijn hand(en) en/of vuist(en) te slaan en/of te stompen en
/of
eenmaal of meermalen
te trappen en/ofte schoppen en
/of,
nadat hij die [slachtoffer 4] op de grond had gegooid, deze [slachtoffer 4] met kracht in/tegen zijn buik, althans lichaam te trappen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-305599-19
“diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren”
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-255379-19 subsidiair
“mishandeling”
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-007771-19
“mishandeling, meermalen gepleegd”

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-007771-19 ontoerekeningsvatbaar was. Verdachte dient voor dit feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-305599-19 en het feit onder parketnummer 05-255379-19 heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, met verwijzing naar de Pro Justitia rapportages, aangevoerd dat verdachte ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-007771-19 ontoerekeningsvatbaar was. Verdachte dient om die reden te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-305599-19 en het feit onder parketnummer
05-255379-19 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was.
Beoordeling door de rechtbank
Psychiater dr. [naam 1] en GZ-psycholoog [naam 2] hebben in hun rapportages beschreven dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, reactieve hechtingstoornis, lichte verstandelijke beperking, stoornis in cannabisgebruik, stoornis in het gebruik van cocaïne en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in de vorm van antisociale persoonlijkheidstrekken.
Zij hebben gerapporteerd dat geconcludeerd moet worden dat verdachte ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-007771-19 ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Verdachte heeft het feit gepleegd in een psychotische toestand. Ten aanzien van de feiten onder parketnummers 05-305599-19 en 05-255379-19 hebben de psychiater en de psycholoog gerapporteerd dat geconcludeerd moet worden dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht omdat verdachte de feiten heeft gepleegd vanuit de bij verdachte vastgestelde stoornissen.
De rechtbank neemt deze conclusies over, verklaart verdachte ten aanzien van het feit onder parketnummer 05-007771-19 ontoerekeningsvatbaar, zal hem in zoverre ontslaan van alle rechtsvervolging, en verklaart verdachte ten aanzien van de feiten onder parketnummers 05-305599-19 en 05-255379-19 (subsidiair) verminderd toerekeningsvatbaar.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter aanzien van de feiten onder parketnummer 05-305599-19 en 05-255379-19 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 dagen met aftrek van voorarrest en dat verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 05-305599-19 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een terbeschikkingstelling (verder: TBS) met voorwaarden ter bescherming van de maatschappij.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de zaken af te doen met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de verdediging verzocht om verlenen van een zorgmachtiging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 14 oktober 2020;
- een voorlichtingsrapportage van Tactus verslavingszorg, gedateerd 17 juni 2020 en een maatregelenrapport van Tactus verslavingszorg, gedateerd 9 oktober 2020;
- een multidisciplinair rapport van dr. [naam 1] , psychiater, gedateerd 18 mei 2020 en van [naam 2] , GZ-psycholoog, gedateerd 12 mei 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en aan mishandeling van een medewerker van Trajectum, de instelling waar verdachte verblijft. Een dergelijke diefstal met geweld veroorzaakt onrust en versterkt de in de samenleving aanwezige gevoelens van onveiligheid en onbehagen. Tenslotte blijkt uit het handelen van verdachte ook dat hij geen respect heeft voor de lichamelijke integriteit van anderen en voor hun eigendommen. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen dan ook zeer kwalijk.
De vraag is wat in het geval van verdachte een passende afdoening van de strafzaken is.
Door de rapporteurs is beschreven dat bij verdachte sprake is van verschillende stoornissen waaronder een psychotische stoornis en een verslaving aan cannabis en cocaïne. Daarnaast heeft hij een lichte verstandelijke beperking. Verdachte was ten tijde van het plegen van de mishandeling van de medewerkers van Trajectum, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] , in ontoerekeningsvatbaar.
Voor de twee andere bewezenverklaarde feiten heeft de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
Op de terechtzitting van 2 juli 2020 is gebleken dat sprake is van een kwetsbare verdachte die met een rechterlijke machtiging (RM) bij Trajectum verblijft. Deze machtiging loopt op 11 november 2020 af. De rechtbank heeft, mede gelet op de adviezen van de rapporteurs, op 2 juli 2020 de officier van justitie de opdracht gegeven te onderzoeken of een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (WvGGZ) geïndiceerd is.
Op 7 september 2020 heeft de officier van justitie de rechtbank en de verdediging bericht dat verdachte niet aan de criteria voor een zorgmachtiging op grond van de WvGGZ voldoet. De officier van justitie heeft daarom een maatregelenrapport laten opstellen.
De verdediging heeft gesteld dat de rechtbank ook in deze situatie alsnog kan overgaan tot het afgeven van een zorgmachtiging.
De rechtbank staat voor het voldongen feit dat geen inhoudelijk onderzoek is gedaan naar de (on)mogelijkheden van een zorgmachtiging onderbouwd met (een) rapportage(s) van (een) onafhankelijke deskundige(n). De rechtbank beschikt daarom niet over voldoende informatie om zich ambtshalve een oordeel te vormen over de mogelijkheden voor het afgeven van een zorgmachtiging. Wel is voldoende gebleken dat het hier gaat om een kwetsbare verdachte waarvoor maatwerk ten aanzien van een op te leggen straf of maatregel cruciaal is. Dit blijkt ook uit de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd.
De officier van justitie heeft TBS met voorwaarden geëist. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten, de rapportages van de deskundigen en de reclasseringsrapportages er onvoldoende aanleiding bestaat voor het opleggen van TBS met voorwaarden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de rapportages is op te maken dat verdachte weliswaar zegt zich te willen houden aan eventueel op te leggen voorwaarden, maar dat hij dit, gelet op zijn stoornissen en verslaving, niet altijd kan. Verdachte bevestigt dit zelf ook. De kans dat een TBS met voorwaarden al heel snel zal leiden tot een TBS met dwangverpleging, is daardoor groot en dat acht de rechtbank niet wenselijk.
De rechtbank kan gelet op het hiervoor overwogene niet anders dan kiezen voor een “kale” afstraffing van de strafbare feiten in de vorm van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat aan verdachte wel het signaal afgegeven moet worden dat hij nare strafbare feiten heeft gepleegd en dat hij er van doordrongen moet zijn dat hij niet opnieuw strafbare feiten gaat plegen. De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal daaraan geen bijzondere voorwaarden verbinden. In het reclasseringsadvies van 9 oktober 2020, dat overigens is geschreven vanuit het oogpunt van TBS met voorwaarden, zijn geen concrete bijzondere voorwaarden voor deze situatie geadviseerd. Ook in de rapportages van psychiater dr. [naam 1] en GZ-psycholoog [naam 2] ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor bijzondere voorwaarden die passen bij de situatie waarin verdachte momenteel verkeert, namelijk het verblijf in een instelling met toezicht op grond van een rechterlijke machtiging.
De rechtbank heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05-292078-19 ten laste gelegde feit. Gevorderd is een bedrag van € 500,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van [benadeelde] niet-ontvankelijk te verklaren omdat zij gevorderd heeft verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen omdat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder parketnummer 05-292078-19 ten laste gelegde. De benadeelde partij [benadeelde] kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummers 05-841137-16 en 05-083578-17 afgewezen worden, nu het ten uitvoer leggen van deze voorwaardelijk opgelegde straffen niet opportuun is in het licht van oplegging van TBS met voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummers 05-841137-16 en 05-083578-17 af te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is ten aanzien van beide vorderingen, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat deze, gelet op de op te leggen straf in de hoofdzaken en de motivering die de rechtbank daarvoor heeft gegeven, moeten worden afgewezen. Het tenuitvoerleggen van de voorwaardelijke veroordelingen wordt door de rechtbank niet opportuun geacht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit onder
parketnummer 05-255379-19 primairen het onder
parketnummer 05-292078-19ten laste gelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte voor het onder 05-305599-19 en 05-255379-19 (subsidiair) ten laste gelegd strafbaar;
 verklaart
verdachte niet strafbaaren
ontslaatverdachte voor het
onder 05-007771-19 ten laste gelegdevan alle
rechtsvervolging;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
43 (vierendertig) dagen,met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf
groot 14 (veertien) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op
twee jarenwordt bepaald;
- de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

heft ophet (geschorste) bevel tot
voorlopige hechtenis;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
verklaart de
benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijkin zijn vordering;

De beslissing op de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.
wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 05-841137-16 en
05-083578-17.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter),
mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. R.W.H. van Brandenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
22 oktober 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 3] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019573007, gesloten op 25 december 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 4] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019421558, gesloten op 27 oktober 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 5] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019024120Z, gesloten op 16 januari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.