ECLI:NL:RBGEL:2020:5684

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
05.046687.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ex-militair voor het voorhanden hebben van een wapen met munitie

Op 26 oktober 2020 heeft de meervoudige militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een ex-militair, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een wapen en munitie. De verdachte, geboren in 1987, had een semi-automatisch machinepistool (UZI) en 36 patronen in zijn bezit. De feiten vonden plaats tussen 23 en 25 februari 2019, waarbij de verdachte het wapen en de munitie in de woning van zijn partner in Eindhoven had opgeslagen. Tijdens de rechtszaak op 12 oktober 2020 werd vastgesteld dat de verdachte het wapen had opgehaald bij een collega in Roermond.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een werkstraf. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het medeplegen en vroeg om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder PTSS. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie, maar sprak hem vrij van het medeplegen en van de 95 patronen kaliber 5.56 mm, omdat zijn verklaring de wederrechtelijkheid wegnam.

De militaire kamer legde een gevangenisstraf op van 240 dagen, waarvan 221 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. De kamer hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij openheid van zaken had gegeven. Het Uzi machinepistool werd onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.046687.19
Datum uitspraak : 26 oktober 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. M.J.A. Beukers namens mr. C.W.J. Faber, advocaat te Eindhoven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 oktober 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2019 tot en met 25 februari 2019 te
Eindhoven en/of Roermond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging
met (een) ander(en), althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de
Wet wapens en munitie, te weten een machinegeweer/pistool UZI, kaliber 9x19
mm, zijnde een vuurwapen geschikt om (semi-)automatisch te vuren en/of
munitie van categorie III, te weten zesendertig (36), althans een of meer
(volmantel) patronen, kaliber 9 mm en/of vijfennegentig (95), althans een (groot)
aantal (scherpe) patronen, kaliber 5.56 mm, voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 februari 2019 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van [naam] in Eindhoven. Daarbij is een wapen en zijn diverse munitie in beslag genomen. Het gaat om een vuurwapen van categorie II van de Wet wapens en munitie:
- een semi-automatisch machinepistool (UZI), kaliber 9x19 mm.
Daarnaast gaat het om munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie:
  • 36 volmantel patronen, kaliber 9 mm;
  • 95 patronen, kaliber 5.56 mm.
Deze voorwerpen behoren toe aan verdachte. De UZI inclusief 36 patronen heeft hij op 23 februari 2019 bij collega [naam] in Roermond opgehaald en in de woning van zijn partner [naam] in Eindhoven gelegd. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, met uitzondering van de 95 patronen kaliber 5.56 mm. Voor dat deel dient hij te worden vrijgesproken, nu zijn verklaring de wederrechtelijk van die gedraging wegneemt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak voor het bestanddeel ‘medeplegen’ gevraagd, nu de daarvoor vereiste bewuste en nauwe samenwerking ontbreekt. Voor het overige sluit zij aan bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling door de militaire kamer
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het hierboven genoemde vuurwapen (de UZI) en munitie (36 volmantel patronen, kaliber 9 mm) voorhanden heeft gehad.
De militaire kamer spreekt verdacht vrij van de patronen die meer zijn ten laste gelegd, nu dit oefenmunitie van Defensie betrof en verdachte voor het voorhanden hebben een redengevende verklaring heeft afgelegd. Deze verklaring neemt naar het oordeel van de militaire kamer de wederrechtelijkheid van de gedraging weg.
Ook spreekt de militaire kamer hem vrij van het bestanddeel ‘medeplegen’, omdat het dossier geen bewijs bevat voor de daarvoor vereiste bewuste en nauwe samenwerking met een ander.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 23 februari 2019 tot en met 25 februari 2019 te
Eindhoven en
/ofRoermond,
in elk geval in Nederland, tezamen en in verenigingmet (een) ander(en), althans alleen,een wapen van categorie II, onder 2 van de
Wet wapens en munitie, te weten een machine
geweer/pistool UZI, kaliber 9x19
mm, zijnde een vuurwapen geschikt om (semi-)automatisch te vuren en
/ofmunitie van categorie III, te weten zesendertig (36),
althans een of meer(volmantel
)patronen, kaliber 9 mm
en/of vijfennegentig (95), althans een (groot)aantal (scherpe) patronen, kaliber 5.56 mm,voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Verders heeft de officier van justitie gevorderd het Uzi machinepistool te onttrekken aan het verkeer en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het gaat om de beëindiging van zijn carrière bij Defensie, het feit dat hij al anderhalf jaar in een schorsing met voorwaarden loopt en zich hier keurig aan houdt, hij PTSS heeft en uit angst verkeerd heeft gehandeld. De raadsvrouw heeft bepleit dat een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 131 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daarnaast een taakstraf van 240 uur passend is.
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 9 september 2020;
- het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 9 juli 2020 en
- het NIFP-trajectconsult (psychologisch), gedateerd 12 maart 2020.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie in Nederland ernstige strafbare feiten betreft. Binnen onze samenleving leidt de aanwezigheid van wapens en munitie tot gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachte had dit, juist uit hoofde van zijn functie bij Defensie, moeten weten. Dat verdachte op zo’n lichtzinnige wijze is overgegaan tot het in huis halen van een vuurwapen met munitie rekent de militaire kamer hem aan. Des te meer nu hij daarnaast ook heeft nagelaten deze op een veilige manier op te bergen. Deze acties verhouden zich niet met de voorzichtigheid en terughoudendheid die bij Defensie wordt gehanteerd als het gaat om het gebruik van wapens. De militaire kamer is dan ook van oordeel dat het gaat om ernstige feiten die in beginsel oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Anderzijds houdt de militaire kamer rekening met het feit dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en ter terechtzitting inzicht in zijn handelen heeft getoond. Daarnaast heeft de militaire kamer geconstateerd dat verdachte niet eerder en ook nadien niet voor een soortgelijk feit is veroordeeld en hij - weliswaar door eigen toedoen - zijn droombaan bij Defensie is verloren. Verder houdt de militaire kamer rekening met de bij verdachte vastgestelde PTSS-stoornis en weegt mee dat hij hiervoor op vrijwillige basis hulp heeft gezocht.
Alles afwegende is de militaire kamer van oordeel dat een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van 240 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 221 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend is. Dit betekent dat het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest en dat verdachte niet hoeft terug te keren naar de gevangenis. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient als een zogenaamde ‘stok achter de deur’ alsmede om de ernst van het feit te benadrukken.
De militaire kamer komt tot een lagere strafoplegging, nu verdachte wordt vrijgesproken van het medeplegen, niet eerder is veroordeeld en de militaire kamer in sterkere mate rekening houdt met verdachtes PTTS en dat hij op vrijwillige basis hulp hiervoor heeft gezocht.
Met betrekking tot het beslag:
De militaire kamer is - met de officier van justitie - van oordeel dat het Uzi machinepistool met betrekking tot welk het bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dit vuurwapen van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
221 (tweehonderdeenentwintig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald, te weten:
- de algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 en daarnaast
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen en
 heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Met betrekking tot het beslag:
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een Uzi machinepistool, kaliber 9x9 mm ( [merk] .
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. Y. van Wezel, rechters, en Kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2020.
Kolonel mr. C.E.W. van de Sande is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, district Landelijke en Buitenlandse Eenheden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL1907080935.4952, gesloten op 8 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De processen-verbaal van doorzoeking, p. 49 en 52-53 en het proces-verbaal forensisch onderzoek Wet wapens en munitie, p. 74-76.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, d.d. 12 oktober 2020.