ECLI:NL:RBGEL:2020:5656

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
05/720329-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal, wapenbezit en drugshandel door verdachte in vereniging met anderen

Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, wapenbezit en drugshandel. De verdachte, geboren in 1982 en gedetineerd in de P.I. Veenhuizen, werd bijgestaan door raadsman mr. J.A. Schadd. De zaak werd behandeld in meervoudige kamer en de zitting vond plaats op 8 juni en 1 oktober 2020.

De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, diefstal van brillenglazen en contactlenzen uit een distributiekast, en het verkopen van cocaïne en amfetamine. De rechtbank oordeelde dat niet alle feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden. Zo werd de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van vuurwapens, maar werd hij wel schuldig bevonden aan de diefstal en het handelen in drugs.

De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door middel van verbreking en aan het voorhanden hebben van een gaspistool en munitie. Ook werd vastgesteld dat hij samen met een ander in drugs had gehandeld. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het drugscircuit, evenals met zijn strafblad en eerdere veroordelingen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, en werd er geen beslissing genomen over de in beslag genomen goederen, aangezien de verdachte afstand had gedaan van deze goederen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720329-17
Datum uitspraak : 15 oktober 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem te Veenhuizen.
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 8 juni 2020 en 1 oktober 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 februari 2017, te Velp, gemeente Rheden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer wapens van categorie III, te weten twee, althans een of meerdere gas/alarmpisto(o)l(e)n ( [wapen 1] goednummers [nummer 1] en [nummer 2] ), en/of een gaspistool ( [wapen 2] goednummer [nummer 3] ), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2017 tot en met 25 februari 2017, te Duiven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een distributiekast/box heeft weggenomen een aantal (in totaal 8) brillenglazen en/of een aantal contactlenzen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat
weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel
van verbreking/forceren van die distributiekast/box;
3.
hij op of omstreeks 08 maart 2017, te Velp, gemeente Rheden,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
te weten 16, althans een aantal kogelpatronen, [wapen 3] voorhanden heeft gehad en/of
een wapen van categorie 1 onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk onder artikel 3 onder a van de Regeling wapens en
munitie, te weten een gaspistool ( [wapen 4] ) voorhanden heeft
gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2017, te Velp, gemeente Rheden en/of te Arnhem en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of een of meer andere afnemers en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat de vuurwapens in de auto lagen waarin hij zat. Verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom vrijspreken van feit 1.
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Tijdens een doorzoeking in de auto waarbij verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam 4] zijn aangetroffen, zijn diverse goederen aangetroffen, waaronder drugs, wapens, medicijnen en gehoorartikelen. [2] Naar aanleiding hiervan is er – onder andere – een doorzoeking gedaan in de woning van de ex-vriendin van verdachte, [naam 5] . Op de zolder van haar woning zijn in een zogenaamde big shopper doorzichtige plastic mapjes aangetroffen van onder andere [bedrijfsnaam] Duiven. In deze mapjes zaten geslepen glazen. In de big shopper zaten ook aluminium bakken van het merk [merknaam 1] , met brilglazen. [3] Bij een inbraak uit de distributiebox van [bedrijfsnaam] in Duiven zijn tussen 24 februari 2017 21.00 uur en 25 februari 2017 08:55 uur acht brillenglazen, van onder andere het merk [merknaam 1] , en contactlenzen weggenomen. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van brillen en lenzen. Verdachte is herkend op camerabeelden en de gestolen spullen zijn bij zijn vriendin aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte betrokken is bij de inbraak bij [bedrijfsnaam] . De herkenning van verdachte, op de bewegende beelden van tweecamera’s van een pinautomaat, door de verbalisant is onbetrouwbaar en wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij de, van de diefstal bij [bedrijfsnaam] in Duiven afkomstige, goederen op de zolder van [naam 5] heeft gelegd. Verdachte verklaart dat hij die goederen heeft gekocht van onder anderen medeverdachte [medeverdachte 1] om deze verder te verkopen, hetgeen verdachte met een deel van de goederen ook heeft gedaan. Verdachte dient vrijgesproken te worden van dit feit.
Beoordeling door de rechtbank
De camerabeelden van de [naam 6] -bank, welke zich in hetzelfde blok met winkels bevindt als [bedrijfsnaam] , tussen 24 februari 2017 21:00 uur en 25 februari 2017 8:55 uur, zijn uitgekeken. Op deze camerabeelden zijn op 25/2/17 tussen 01.31.53 uur en 01.32.54 uur twee mannen te zien. [5] Verbalisant [verbalisant 1] heeft de foto’s en de bewegende camerabeelden bekeken en heeft verdachte en [medeverdachte 1] herkend. Verbalisant [verbalisant 1] herkent verdachte aan zijn gelaat en in het bijzonder aan het topje van de neus van verdachte, dat iets omhoog staat. [6]
Op 8 maart 2017 hebben verdachte en [medeverdachte 1] contact via Whatsapp. Daarin schrijft [medeverdachte 1] (“j”) aan verdachte:
J: “
weer 4800 euro brille pik(…)”
(…)
J: “
4800 brillen en lenzen [7]
Bewezenverklaring
Verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is bij de inbraak bij [bedrijfsnaam] . Hij zou de brillenglazen en lenzen samen met andere goederen hebben gekocht van [medeverdachte 1] en [naam 7] om zelf door te verkopen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig is. Verdachte is herkend op de camerabeelden die zijn opgenomen in de directe omgeving van de [bedrijfsnaam] te Duiven en gedurende de tijd waarin de inbraak heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de identificatie door verbalisant [verbalisant 1] . Voorts heeft verdachte een Whatsapp-gesprek met medeverdachte [medeverdachte 1] over brillen en lenzen en is verdachte in het bezit van een deel van de buit van de inbraak.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander de diefstal bij [bedrijfsnaam] door middel van verbreking/forcering heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 maart 2017 zien verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] een [automerk] geparkeerd staan in de Sophiastraat in Velp. In deze auto zien ze aan de bestuurderszijde de hen ambtshalve bekende [medeverdachte 1] zitten. Buiten de auto zien ze de hen ambtshalve bekende man [naam 4] (verder: [naam 4] ) staan. De man aan de bestuurderszijde herkennen de verbalisanten als verdachte. [8] Tijdens de doorzoeking in de auto werd achter een kap aan de binnenzijde van de het bestuurdersportier, die op een kier stond, een gaspistool [wapen 4] [9] , aangetroffen. [10] In de auto zijn ook 16 patronen, [wapen 3] , aangetroffen. [11]
[naam 4] is de eigenaar van de [automerk] . [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool en 16 stuks munitie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat het vuurwapen in de auto lag waarin hij zat. Verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
Beoordeling door de rechtbank
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij en verdachte op 8 maart 2017 bij [medeverdachte 2] waren (verder: [medeverdachte 2] ). Bij [medeverdachte 2] heeft verdachte een wapen en een zak met munitie, 9 mm, meegenomen. [13] [14]
Verdachte is eerder naar de auto gegaan omdat [medeverdachte 1] niet mocht weten waar het wapen lag. [medeverdachte 1] kreeg later het vermoeden dat het wapen in een kier in het portier zat. [15]
Medeverdachte [naam 4] heeft verklaard dat verdachte hem later excuses heeft gemaakt voor de in de auto van [naam 4] aangetroffen wapens en munitie. [16]
Voorhanden hebben
De rechtbank staat voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het aangetroffen wapen en de aangetroffen patronen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 1] dat verdachte het wapen in de auto heeft verstopt. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die dag met verdachte bij [medeverdachte 2] is geweest en dat [medeverdachte 2] veel wapens in huis had. Bij een doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] is dit ook gebleken. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat verdachte een wapen en munitie heeft meegenomen bij [medeverdachte 2] en dat verdachte het wapen voor [medeverdachte 1] in de auto heeft weggestopt. Het wapen is op een verdekte plek in de auto aangetroffen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , mede nu die steun vindt in de verklaring van [naam 4] dat verdachte aan hem excuses heeft aangeboden voor de aanwezigheid van het wapen en de munitie in diens wagen De rechtbank gaat daarom van de verklaring van [medeverdachte 1] over het wapen en de munitie en het aandeel van verdachte daarin uit.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het wapen en de patronen voorhanden heeft gehad, zoals tenlastegelegd.
Ten aanzien van feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkopen en leveren van drugs in vereniging met een ander of anderen, voor de duur van tenminste één jaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte gehandeld heeft in drugs. De periode waarin verdachte dit gedaan heeft, moet echter worden beperkt tot de periode van eind 2016 tot en met mei 2017.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [naam 1] heeft verklaard dat hij van verdachte ongeveer een gram cocaïne per week kocht. Verdachte werd gereden door een iemand met een petje. [17]
Getuige [naam 2] heeft verklaard dat hij vanaf eind 2016 van verdachte één à twee keer per week speed (1 tot 5 gram per keer) kocht. De laatste keren kwam ook wel eens [medeverdachte 1] . [18]
Getuige [naam 3] heeft verklaard dat hij in januari tot en met maart 2017 grote hoeveelheden speed (bal van 25 tot 50 gram) via verdachte bestelde. Soms kocht hij ook XTC-pillen. [19]
Getuige [naam 4] heeft in het verleden wel eens cocaïne (meestal een halve gram) van verdachte gekocht. Hij heeft zeven maanden drugs van verdachte gekocht. [medeverdachte 1] was er ook wel eens bij en bracht ook wel eens drugs. Vaak kwamen verdachte en [medeverdachte 1] samen. [20]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij verdachte sinds half 2016 kent. Hij reed verdachte rond bij het leveren van drugs. Ze hebben honderden ritjes voor het leveren van drugs gemaakt. Verdachte had meerdere klanten in onder meer Arnhem, Velp, Rheden, De Steeg en Duiven. Hij heeft verklaard dat hij zich op trekt aan verdachte en dat hij op gelijke hoogte wil komen als verdachte. Samen hadden ze ongeveer 45 klanten. [21]
Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende zeven maanden, van oktober 2016 tot en met maart 2017, heeft gedeald. [medeverdachte 1] reed met hem mee. [22]
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de verklaring van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en de getuigenverklaringen van afnemers, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met [medeverdachte 1] cocaïne en amfetamine heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt. De rechtbank is voor het vaststellen van de periode uitgegaan van de verklaring van verdachte en de verklaringen van afnemers en acht bewezen dat verdachte voor de duur van zeven maanden – van oktober 2016 tot en met 31 mei 2017 – samen met een ander in drugs heeft gehandeld.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
feit 2, 3 en 4tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij in
of omstreeksde periode van 24 februari 2017 tot en met 25 februari 2017, te Duiven, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een distributiekast/box heeft weggenomen een aantal (in totaal 8) brillenglazen en
/ofeen aantal contactlenzen,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [bedrijfsnaam] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
s
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/ofdie
/dat
weg te nemen goederen onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel
van verbreking/forceren van die distributiekast/box;
3.
hij op
of omstreeks 08 maart 2017, te Velp, gemeente Rheden,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
te weten 16,
althans een aantal kogelpatronenpatronen, [wapen 3] voorhanden heeft gehad en
/of
een wapen van categorie 1 onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk onder artikel 3 onder a van de Regeling wapens en
munitie, te weten een gaspistool ( [wapen 4] ) voorhanden heeft
gehad;
4.
hij in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2016 tot en met 31 mei 2017, te Velp, gemeente Rheden en/of te Arnhem en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
meermalen,
althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt aan [naam 1] en
/of[naam 2] en
/of[naam 3] en
/of[naam 4] en
/ofeen of meer andere afnemers en
/ofvervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehadeen hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en/of amfetamine
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
“Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking”
Ten aanzien van feit 3:
“Handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 eerste lid van de Wet wapens en munitie”
Ten aanzien van feit 4:
“Medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 eerste lid van de Opiumwet”

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder
feit 1, 2, 3 en 4tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte ter terechtzitting afstand heeft gedaan van de inbeslaggenomen goederen. Het in beslag genomen horloge kan aan de rechthebbende worden teruggegeven.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit rekening te houden met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op ouderdom van de zaak zou een gevangenisstraf tussen de 4 en 10 maanden meer passend zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 7 september 2020;
- een reclasseringsadvies van 10 december 2019
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van diefstal met verbreking. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool en munitie. Het onbevoegd voorhanden hebben van wapens, met name vuurwapens en wapens die daarmee een grote gelijkenis tonen, is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de grote dreiging die daarvan uitgaat voor anderen. Dergelijke wapens kunnen gebruikt worden voor allerlei (levens)bedreigende activiteiten. Het voorhanden hebben daarvan vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van wapens. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander handelen in drugs . Hierdoor heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast.
De rechtbank houdt ten nadele van de verdachte rekening met de grote rol die verdachte, ten opzichte van zijn medeverdachte, bij het handelen in drugs heeft gehad.
Verdachte is in het – recente – verleden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor nog openstaande zaken. De rechtbank houdt daarom ten voordele van verdachte rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De andere kant is dat verdachte nadat hij aangehouden is voor deze feiten, wederom ernstige strafbare feiten heeft gepleegd. Overigens beslaat verdachte’s strafblad inmiddels een fors aantal pagina’s. Verdachte lijkt niet te leren van zijn fouten noch lijkt verdachte onder de indruk van de vele veroordelingen en blijft hij doorgaan met het plegen van, soms ernstige, strafbare feiten. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Bij de berechting van een zaak, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 11 februari 2017 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn daarom aangevangen.
Tussen 11 februari 2017 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim drieënhalf jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van bijna anderhalf jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden als uitgangspunt heeft te gelden. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank die 12 maanden met één maand verminderen. Daarnaast vermindert de rechtbank die 12 maanden met nog eens één maand in verband met toepassing van de artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
Concluderend acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering gesteld heeft gezeten, passend en geboden.
Ten aanzien van het beslag
Verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van de onder hem inbeslaggenomen goederen. De rechtbank zal daarom over deze goederen geen beslissing nemen in dit vonnis.
  • 1 dolk, kleur: bruin. [merknaam 2]
  • 1 dolk, kleur: zwart. Opschrift “ [merknaam 3] ”
  • 5 ploertendoders, kleur: zwart
  • 1 boksbeugel, kleur: zwart
  • 1 vouwmes. [merknaam 4]
  • 1 vouwmes, kleur: goud. [merknaam 5]
  • 1 pistool, kleur: zwart. [wapen 1]
  • 1 magazijnhouder
  • 3 patronen, kleur: goed. 9 mm [merknaam 6]
  • 1 alarmpistool, kleur: zwart. [wapen 5]
  • 1 magazijnhouder
  • 1 revolver, kleur: grijs. [wapennummer]
  • 26 patronen. 9 mm (uit blauwe toilettas)
  • 30 patronen. [merknaam 7]
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerp aan de rechthebbende, nu niet is komen vast te staan dat het inbeslaggenomen goed afkomstig is uit drugshandel of van andere criminele herkomst is: -
1 horloge, kleur: zilver. [merknaam 8].

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9. De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het
onder 1 tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende: -
1 horloge, kleur: zilver. [merknaam 8].
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter),
mr. E.H.T. Rademaker en mr. R.W.H. van Brandenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Kök, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
15 oktober 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PLON4R01 (onderzoek Dalton), gesloten op 19 september 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld en het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20170919.1419 (onderzoek Rataplan), gesloten op 21 september 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 186
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 242
4.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens [bedrijfsnaam] Duiven, p. 360-363
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 362, met screenshots, p. 366-368
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 370
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 405
8.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , p. 718-719
9.Proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 180
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 175
11.Proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 183
12.Proces-verbaal van verhoor [naam 4] , p. 645
13.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 543
14.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 39-45
15.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 543
16.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 7 september 2020
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 449
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , p. 467
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , p. 480
20.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] , p. 652, 654, 655 en 658
21.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 526, 533, 534, 554 en 617
22.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 oktober 2020.