Uitspraak
5 oktober 2020.
1.De inhoud van de tenlastelegging
3.Bewezenverklaring
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 22 december 2018
althans in Nederland,
/ofwaakzaamheid toevertrouwde
één of meer vanzijn vingers tussen de schaamlippen
of omstreeks26 december 2019 te [woonplaats] ,
althans in Nederland,
/of
/duwen en/of te gooien.
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de feiten
7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8.De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
- veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 tot betaling van
- legt aan veroordeelde de
- bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
mr. G. Hilberink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2020.