ECLI:NL:RBGEL:2020:5607

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
05.030674.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van minderjarige zoon door vader in huiselijke kring

Op 20 oktober 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van mishandeling van zijn minderjarige zoon. De zaak kwam voor de rechtbank naar aanleiding van een incident op 29 september 2019, waarbij de vader zijn zoon, geboren in 2008, zou hebben mishandeld. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de mishandeling, gebaseerd op de verklaringen van het slachtoffer en getuigen. De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de verklaringen van de zoon, en dat de handelingen van de vader als opvoedkundige tikken konden worden beschouwd.

De rechtbank heeft de verklaringen van de zoon en getuigen zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor enkele van de tenlastegelegde feiten, zoals het hardhandig bij het oor pakken van de zoon. Echter, de rechtbank vond wel voldoende bewijs voor de mishandeling door het schoppen tegen de billen van de zoon en het hardhandig uit bed trekken, wat leidde tot pijn en letsel. De rechtbank sprak de vader vrij van enkele beschuldigingen, maar verklaarde hem schuldig aan mishandeling van zijn zoon.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf op van 40 uren, met een proeftijd van twee jaren, en benadrukte het belang van het voorkomen van geweld in de opvoeding. De rechtbank baseerde haar beslissing op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/030674-20
Datum uitspraak : 20 oktober 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] (hierna: verdachte)
geboren op [geboortedag] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. P.M. Breukink, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen op of omstreeks 29 september 2019 te Groenlo, gemeente Oost Gelre (telkens) zijn kind, [slachtoffer] (geboren [geboortedag] 2008) heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] hardhandig bij zijn oor te pakken en/of aan dat oor te trekken en/of
- die [slachtoffer] (meerdere keren) tegen zijn billen, althans tegen zijn lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- die [slachtoffer] over de grond mee te sleuren/trekken en/of
- die [slachtoffer] hardhandig uit zijn bed te trekken en/of te duwen en/of te tillen tengevolge waarvan hij ten val is gekomen en/of (met zijn ribben/lichaam) hard tegen een bedhekje is aangekomen
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 29 september 2019 is in de woning van verdachte in Groenlo onenigheid ontstaan tussen verdachte en zijn zoon [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2008. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] consistent zijn en worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Ook is het [slachtoffer] die steeds over het incident begint. Dit brengt met zich dat het onaannemelijk is dat zijn moeder hem heeft aangestuurd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet tot een veroordeling kan worden gekomen omdat er onvoldoende bewijs is om de verklaring van [slachtoffer] te ondersteunen en ook omdat de rechtbank na de verklaring van verdachte niet de overtuiging kan hebben dat een en ander is gegaan zoals [slachtoffer] het beschrijft.
Subsidiair is aangevoerd dat enkel bewezen kan worden dat verdachte meerdere keren tegen de billen van [slachtoffer] heeft geschopt dan wel geslagen (gedachtestreepje 2). Dit betreft echter een ‘opvoedkundige tik’, die geoorloofd is in het licht van opvoedkundige belangen. Niet elke handeling die eventueel pijn of schade voor de gezondheid toebrengt, is wederrechtelijk. De verdediging bepleit dan ook vrijspraak, nu de wederrechtelijkheid en het (voorwaardelijk) opzet ontbreken bij het handelen van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Gedachtestreepjes 1 en 3
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte [slachtoffer] hardhandig bij zijn oor heeft gepakt en/of getrokken en dat hij [slachtoffer] over de grond heeft meegesleurd en/of getrokken. De verklaring van [slachtoffer] vindt daarvoor onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank spreekt verdachte daarom daarvan vrij.
Gedachtestreepje 2
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte hem een schop onder zijn kont heeft gegeven. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat hij veel pijn had, omdat verdachte zo hard had geschopt. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] een schop onder zijn kont heeft gegeven. [4]
De leerkracht van [slachtoffer] [getuige] heeft tegen de politie verklaard dat [slachtoffer] op dinsdag 1 oktober 2019 naar haar toekwam en vertelde: 'ik heb last van mijn zij, ik kan niet goed zitten, mijn kont en mijn rug doen zeer' of woorden van gelijke strekking. [getuige] heeft toen voor [slachtoffer] een kussen gepakt waar hij die dag op kon zitten, op zijn stoel. Daar maakte hij ook gebruik van. [5]
Bewijsoverwegingen
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld doordat hij hem tegen zijn billen heeft geschopt.
Uit de hiervoor weergegeven verklaring van [getuige] leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] twee dagen na het incident nog last van zijn kont had. Dat verdachte de bewezenverklaarde handelingen als ‘opvoedkundige tik’ zou hebben uitgevoerd is – nog daargelaten de vraag of het geven van een ‘opvoedkundige tik’ als mishandeling moet worden aangemerkt – daarom niet aannemelijk geworden.
Gedachtestreepje 4
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij naar zijn slaapkamer is gegaan en in het bovenste bed van zijn stapelbed is gaan liggen. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer] aan zijn rechterarm hard naar de kant van het bed getrokken. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat hij met zijn ribben hard tegen het bedhekje is aangekomen, doordat verdachte hem zo hard naar de kant van het bed heeft getrokken. [6]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij na enkele minuten naar boven is gegaan om [slachtoffer] weer op te halen. Omdat [slachtoffer] in bed bleef liggen, is verdachte naar het stapelbed gelopen om hem uit bed te tillen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] naar zich heeft toegetrokken. [7]
De leerkracht [getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer] op 1 oktober 2019 met zijn twee handen naar zijn rechter zij greep. [slachtoffer] keek naar [getuige] en fluisterde dat hij pijn had.
Ook leerkracht [getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer] op 1 oktober 2019 naar zijn zij heeft gegrepen. [slachtoffer] heeft daarbij niets gezegd maar [getuige] begreep dat hij pijn had. [8]
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] hardhandig uit zijn bed heeft getrokken en getild, waardoor [slachtoffer] met zijn ribben hard tegen het bedhekje is gekomen. De verklaring van [slachtoffer] op het punt van de hardhandigheid wordt ondersteund door de verklaringen van zijn leerkrachten. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde mishandeling.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
verschillende tijdstippen op of omstreeks29 september 2019 te Groenlo, gemeente Oost Gelre
(telkens)zijn kind, [slachtoffer] (geboren [geboortedag] 2008) heeft mishandeld door
-
die [slachtoffer] hardhandig bij zijn oor te pakken en/of aan dat oor te trekken en/of- die [slachtoffer]
(meerdere keren)tegen zijn billen,
althans tegen zijn lichaamte schoppen
en/of te trappenen
/of-
die [slachtoffer] over de grond mee te sleuren/trekken en/of- die [slachtoffer] hardhandig uit zijn bed te trekken
en/of te duwenen
/ofte tillen ten gevolge waarvan hij
ten val is gekomen en/of (met zijn ribben
/lichaam)hard tegen een bedhekje is aangekomen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 60 uren taakstraf, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de specifieke omstandigheden van deze zaak. In het geval van een strafoplegging heeft de verdediging verzocht om verdachte te veroordelen conform de eis van de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 7 september 2020 en het reclasseringsadvies van 2 oktober 2020.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 29 september 2019 schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn destijds 11-jarige zoon. De mishandeling heeft plaatsgevonden binnen de huiselijke kring, waardoor verdachte zijn zoon het gevoel van veiligheid en geborgenheid heeft ontnomen. Het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
In de Richtlijn voor strafvordering kindermishandeling van het Openbaar Ministerie wordt voor dit feit een taakstraf van 40 uur (deels voorwaardelijk) vermeld. De rechtbank neemt deze richtlijn als uitgangpunt.
Enerzijds houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met het feit dat verdachte geen relevante feiten op zijn strafblad heeft, zijn leven op orde lijkt te hebben en invoelbare lijdensdruk ervaart over de gehele situatie. Anderzijds acht de rechtbank de spreekwoordelijke stok achter de deur passend en geboden zodat verdachte zal (moeten) proberen om onenigheid tussen of met zijn kinderen in de toekomst niet op een gewelddadige wijze op te lossen.
Gezien het vorenstaande zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, bij niet voldoen te vervangen door 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;
 bepaalt dat deze taakstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de
proeftijddie op
twee jarenwordt bepaald;
dat de verdachte zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. T. Bertens en mr. O.J. Ingwersen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Kök, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 oktober 2020.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-201943470 gesloten op 31 januari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 11.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 33 en 34.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 11 en de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 6 oktober 2020.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 34 en proces-verbaal van bevindingen, p. 59.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 34.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 11.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 34 en proces-verbaal van bevindingen, p. 59.