ECLI:NL:RBGEL:2020:5580

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
C/05/365478 / HZ ZA 20-56
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake geschil over brandmeldinstallatie en betaling facturen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 oktober 2020 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen Priotec Technisch Aannemer B.V. en Wereldrestaurant De Laak B.V. De zaak betreft een geschil over de installatie van een brandmeldinstallatie in het restaurant van De Laak. Priotec, de eiser, vorderde betaling van facturen die verband hielden met de installatie van deze brandmeldinstallatie. De rechtbank diende te beoordelen of de door Priotec geïnstalleerde brandmeldinstallatie groter, beter of luxer was dan noodzakelijk volgens de richtlijnen van de brandweer en de gemeente. De rechtbank had eerder een bewijsopdracht gegeven aan De Laak om aan te tonen dat de installatie niet voldeed aan de wettelijke eisen. De Laak bracht een memorandum in van adviesbureau MVH, maar de rechtbank oordeelde dat dit memorandum onvoldoende bewijs leverde. De rechtbank concludeerde dat De Laak niet had aangetoond dat de installatie van Priotec niet voldeed aan de richtlijnen. Daarom werd de vordering van Priotec tot betaling van de facturen toegewezen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank wees ook de vordering van Priotec voor buitengerechtelijke kosten af, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De proceskosten werden toegewezen aan Priotec, aangezien De Laak grotendeels in het ongelijk werd gesteld. In reconventie werd de vordering van De Laak afgewezen, en ook hier moest De Laak de proceskosten dragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/365478 / HZ ZA 20-56
Vonnis van 14 oktober 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRIOTEC TECHNISCH AANNEMER B.V.,
gevestigd te Harmelen, gemeente Woerden,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.A. de Koningh te Harmelen, gemeente Woerden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WERELDRESTAURANT DE LAAK B.V.,
gevestigd te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G.J.M. Volders te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna Priotec en De Laak worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 februari 2020, waarbij de rechtbank heeft beslist dat op de voet van artikel I lid 3 van de Spoedwet KEI zal worden voortgeprocedeerd volgens het procesrecht dat vanaf 1 oktober 2019 landelijk van toepassing is in dagvaardingszaken met verplichte procesvertegenwoordiging
  • het niet doorgaan van het geplande getuigenverhoor op 28 mei 2020 vanwege de op dat moment geldende maatregelen in verband met corona
  • de akte van De Laak van 17 juni 2020
  • de antwoordakte van Priotec van 19 augustus 2020
  • de mededeling (bij e-mail van 19 augustus 2020 respectievelijk B16-formulier van 2 september 2020) van Priotec en De Laak dat zij geen behoefte hebben aan een nieuwe mondelinge behandeling na de wijziging van de zaaksrechter
  • het B16-formulier van De Laak van 16 september 2020 waarin zij meedeelt dat zij wenst af te zien van het horen van nadere getuigen.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1.
Bij het tussenvonnis van 17 januari 2020 heeft de rechtbank aan De Laak opgedragen te bewijzen dat het in haar restaurant geïnstalleerde model brandmeldinstallatie een model is dat groter in omvang of beter in kwaliteit of luxer in uitvoering is, dan noodzakelijk is om te voldoen aan de richtlijnen van brandweer en gemeente.
2.2.
Ter uitvoering van die bewijsopdracht heeft De Laak bij akte een “Memorandum beoordeling BMI-OAI installatie” in het geding gebracht van adviesbureau MVH Adviseurs Consultancy (hierna: MVH) van 11 juni 2020. Dit memorandum heeft betrekking op de inspectie van de brandinstallatie, die MVH op verzoek van De Laak heeft uitgevoerd.
2.3.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of De Laak – die overigens heeft afgezien van getuigenbewijs – met het memorandum van MVH geslaagd kan worden geacht in het haar opgedragen bewijs. Blijkens het memorandum heeft De Laak aan MVH de volgende vragen gesteld:
Is de door Priotec geïnstalleerde brandmeldinstallatie een model / type dat groter is in omvang of beter in kwaliteit of luxer in uitvoering, dan noodzakelijk is om te voldoen aan de richtlijnen van brandweer en gemeente?
Kan MVH beoordelen het prijsverschil tussen de offerte van Lomans en Priotec en een oordeel geven waar het prijsverschil in zit.
2.4.
Alleen de eerste vraag is relevant voor de bewijsopdracht. MVH heeft deze vraag in haar memorandum als volgt beantwoord:

De door Priotec geïnstalleerde brandmeld/ontruimingsinstallatie is groter en omvangrijker en heeft meer componenten (signaalgevers) om te voldoen aan de wettelijke minimale voorschriften. Het extra aanbrengen van slow-whoops/signaalgever was niet nodig om te voldoen aan de wettelijke voorschriften.
De brandmeldinstallatie is ook niet luxer en van betere kwaliteit dan de bestaande installatie. Deze voldeed op basis van de aangeleverde documenten aan de wettelijke voorschriften, alsmede door de brandweer getekende programma van eisen.
Een Siemens Cerberus Pro installatie is van technische A-kwaliteit, met zeer lange technische levensduur, goede service, goed verkrijgbaarheid van componenten en prima service.
De toegevoegde en bestaande componenten kunnen uitsluitend van hetzelfde merk en type zijn. Dat maakt de installatie niet luxer of beter.
Nu uit ons onderzoek is vastgesteld dat er extra componenten zoals signaalgevers/slow-whoops zijn bijgeplaatst is de installatie luxer en uitgebreider geworden dan noodzakelijk om aan minimale het wettelijke niveau te voldoen.
De montagevoorschriften en projectie-eisen van de rookmelders, handbrandmelders en stuurfunctiemodules om bijv. deuren aan te sturen staan in de door het Bouwebesluit 2012 aangestuurde NEN normen.
De bestaande brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie voldeed bij oplevering in 2010 ruimschoots aan de wettelijke voorschriften. Alle vereiste geluidsniveaus werden ruimschoots behaald. Dat staat op de tekeningen van Lomans met revisiedatum 17-03-2016.
MVH acht het aannemelijk dat er geen bijzondere omstandigheid was om extra componenten te plaatsen en tevens was er geen aanvullende eis vanuit de gemeente en of brandweer.
Zie de opsommingen bij punt 5 van waarnemingen.
Het is aannemelijk dat er onvoldoende kennis is genomen door Priotec / Solar van de bestaande brandmeld- ontruimingsalarminstallatie.
Daarnaast zijn er nu nog steeds tekortkomingen en geen inspectiecertificaat om te voldoen aan de voorschriften als vermeld in het Bouwbesluit 2012.
Het is door het ontbreken van documenten in het logboek en de visuele waarnemingen aannemelijk dat de installatie niet is opgeleverd als bedoeld op de projectietekening van Solar in het logboek en de uitgangspunten in de wettelijke voorschriften en het door Priotec/Solar opgestelde programma van eisen.
De gemeente als bevoegd gezag en haar adviseur, zijnde Veiligheidsregio en de daaronder vallende brandweer, dienen te handhaven en toe te zien op de aanwezigheid van een inspectiecertificaat als bedoeld in de artikelen 6.20 en 6.23 van het Bouwbesluit 2012.
In de beoordeling van de documenten en de waarnemingen als beschreven onder 1 en 2 is vastgesteld dat er nu geen certificeringswaardige installatie is, en dat de benodigde documenten ontbreken.
2.5.
Bij de beantwoording van de onder 2.3 (eerste zin) gestelde vraag stelt de rechtbank het volgende voorop. MVH is niet een door de rechtbank benoemde deskundige als bedoeld in de artikelen 194 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv), maar een zogenoemde partijdeskundige. Haar memorandum is aan te merken als schriftelijk bewijs, waarvan de bewijskracht vrij is (artikel 152 lid 2 Rv).
2.6.
Het memorandum maakt er melding van dat MVH van De Laak heeft ontvangen de calculatiestaat/offerte van Priotec van 13 november 2018, de concept projectietekening van Priotec, de offerte van Lomans van 4 oktober 2018, het Logboek Brandmeldinstallatie Solar/Priotec en zes facturen van Priotec, gedateerd 27 november 2019 tot en met 24 december 2018. Daarnaast heeft MVH bij Lomans gegevens opgevraagd van de bestaande brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie, waaronder rapport van oplevering, projectietekening, goedgekeurd Programma van Eisen, blokschema, detectiezone indeling en het laatste onderhoudsrapport van 18 maart 2016. Op 5 juni 2020 heeft de heer [naam], senior adviseur en directeur van MVH, op locatie een visuele inspectie uitgevoerd, een storingsmelder op melderniveau uitgevoerd om te controleren of “bijlage C als bedoeld in de NEN 2535” is geprogrammeerd en het logboek van de aanwezige installatie beoordeeld op compleetheid en correctheid.
2.7.
Het memorandum geeft er geen blijk van dat Priotec in de gelegenheid is gesteld om bij de visuele inspectie op 5 juni 2020 aanwezig te zijn en een toelichting te geven, of zelfs maar achteraf een reactie te geven op de conceptbevindingen van de adviseur. Priotec maakt in haar antwoordakte om deze redenen bezwaar tegen het memorandum. Priotec voert verder aan dat zij vooraf niet is gekend in de inschakeling van een “deskundige”, dat zij geen enkele invloed heeft gehad op de keuze voor de persoon van de adviseur, noch op de vraagstelling, en dat zij ook geen eigen informatie – al dan niet samen met Solar – heeft kunnen verstrekken. Daarnaast voert Priotec aan dat zij geen kennis heeft van de door de opsteller van het memorandum bij Lomans opgevraagde en ontvangen gegevens met betrekking tot de “oude” installatie. Die stukken zijn ook niet in het geding gebracht.
Het voorgaande is voor de rechtbank aanleiding het memorandum van MVH met terughoudendheid te bekijken.
2.8.
Ook de inhoud van het memorandum kan de rechtbank niet overtuigen. Allereerst is niet uit te sluiten dat diverse visuele waarnemingen van de adviseur verband houden met het feit dat de installatie niet is opgeleverd en niet in bedrijf is gesteld vanwege de opschortingsbevoegdheid van Priotec als gevolg van het volledig uitblijven van betaling door De Laak. Daarnaast vermeldt het memorandum meerdere keren: “Het is aannemelijk dat er werd voldaan met de bestaande installatie.” Priotec wijst er terecht op dat deze vermeldingen niet zijn onderbouwd. Ze zijn volgens Priotec bovendien onjuist, alleen al vanwege het feit dat er een geheel nieuw moederbord in de installatie moest worden geplaatst omdat upgrading onmogelijk was. Ook wijst Priotec erop dat deze uitlatingen van de adviseur kennelijk alleen zijn gebaseerd op de oude tekeningen en andere documentatie van Lomans, en niet op eigen waarnemingen voorafgaand aan de aanpassingen die Priotec heeft verricht. De adviseur geeft volgens Priotec onvoldoende blijk van een juiste bestudering van de projectietekening van Solar, waar hij stelt dat de al geplaatste nieuwe signaalgevers en meters onnodig waren. Verder verwijst het memorandum diverse keren naar een geluidsmetingrapportage van Lomans van 4 juni 2010. Priotec plaatst hierbij terecht de kanttekening dat er in het memorandum kennelijk zonder meer van wordt uitgegaan dat deze meting van tien jaar oud nog steeds actueel is, terwijl de installatie nu juist moest worden vervangen omdat deze niet goed meer functioneerde. MVH heeft bovendien zelf geen geluidsmeting gedaan. De adviseur baseert de meeste van zijn conclusies op de meting van Lomans uit 2010, zonder te weten of te controleren of de oude installatie in 2020 nog aan die oude meting voldeed.
2.9.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat De Laak met het memorandum van MVH niet is geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Daarmee is niet komen vast te staan dat het in haar restaurant geïnstalleerde model brandmeldinstallatie een model is dat groter in omvang of beter in kwaliteit of luxer in uitvoering is, dan noodzakelijk is om te voldoen aan de richtlijnen van brandweer en gemeente.
Zoals de rechtbank in het tussenvonnis (onder 7.6) heeft overwogen, brengt dit mee dat De Laak de facturen van Priotec zal moeten voldoen, nu niet is betwist dat de door Priotec gehanteerde prijzen marktconform zijn.
2.10.
De Laak heeft in haar akte tegen dit laatste nog ingebracht dat zij wel degelijk heeft betwist dat de prijzen marktconform zijn. Dat is echter niet juist. Weliswaar heeft De Laak in haar verweerschrift aangevoerd dat zij heeft geprotesteerd tegen de prijs in de offerte van Priotec, maar dat was omdat deze prijs hoger was dan de prijs in andere door haar opgevraagde offertes. Dat de door Priotec gehanteerde totaalprijzen hoger zijn dan die in andere offertes, wil op zichzelf nog niet zeggen dat de prijzen van Priotec per uur of voor gebruikt materiaal niet marktconform zijn. De Laak heeft dit in haar verweerschrift ook niet met zoveel woorden aangevoerd. De rechtbank gaat daarom aan deze stellingname in de akte van De Laak voorbij.
2.11.
Gezien het voorgaande ligt de vordering van Priotec onder I voor toewijzing gereed. Daaronder valt ook de wettelijke rente, door Priotec over de periode van 10 januari 2019 tot 7 mei 2019 becijferd op € 936,94. Over het totale toegewezen factuurbedrag zal de wettelijke rente worden toegewezen zoals gevorderd, dus vanaf 7 mei 2019 tot de dag van de algehele voldoening.
2.12.
Priotec heeft gesteld buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt en ter zake daarvan een bedrag gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Priotec echter, mede gelet op de betwisting door De Laak, onvoldoende onderbouwd gesteld dat de verrichtingen meer hebben omvat dan een enkele (eventueel herhaalde) sommatie of het enkel doen van een niet aanvaard schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De daarop betrekking hebbende kosten moeten, nu een procedure is gevolgd, worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De rechtbank zal de betreffende vordering onder II dan ook afwijzen.
2.13.
De Laak wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De rechtbank begroot de kosten aan de kant van Priotec op:
- dagvaarding/procesinleiding € 86,40
- griffierecht 1992,00
- salaris advocaat
1.737,50(2,5 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 3.815,90
2.14.
De onder III gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal als onweersproken worden toegewezen.
2.15.
De onder IV gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als weergegeven onder de beslissing.
in reconventie
2.16.
De vordering in reconventie is afgewezen bij het tussenvonnis van 17 januari 2020. De rechtbank heeft daarbij iedere verdere beslissing aangehouden. Zij zal in dit eindvonnis de resterende beslissing in reconventie nemen, te weten de beslissing over de proceskosten.
2.17.
Omdat De Laak in reconventie in het ongelijk wordt gesteld, moet zij de proceskosten dragen. De rechtbank begroot die kosten aan de zijde van Priotec op € 695,00 wegens salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 695,00).

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt De Laak om aan Priotec te betalen een bedrag van € 37.164,10 (zevenendertigduizend honderdvierenzestig euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over het bedrag van € 36.227,16 met ingang van 7 mei 2019 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt De Laak in de proceskosten, aan de zijde van Priotec tot op heden begroot op € 3.815,90, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt De Laak in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat De Laak niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.6.
veroordeelt De Laak in de proceskosten, aan de zijde van Priotec tot op heden begroot op € 695,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2020.
JE/DB