9.De beslissing
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) jaren;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
veroordeelt veroordeelde ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van
€ 42.891,41
(tweeënveertigduizend achthonderdeenennegentig euro en eenenveertig cent)vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 7.891,41 vanaf 1 mei 2020 en over het bedrag van € 35.000,- vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op de datum van deze uitspraak begroot op
€ 21,32 (eenentwintig euro en tweeëndertig cent;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van
€ 42.891,41
(tweeënveertigduizend achthonderdeenennegentig euro en eenenveertig cent)vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 7.891,41 vanaf 1 mei 2020 en over het bedrag van € 35.000,- vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
249 dagen gijzelingzal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam]
veroordeelt veroordeelde ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam] , van een bedrag van
€ 17.500,-
(zeventienduizend vijfhonderd euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam] , een bedrag te betalen van
€ 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
122 dagen gijzelingzal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam]
veroordeelt veroordeelde ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam] , van een bedrag van
€ 17.500,-
(zeventienduizend vijfhonderd euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam] , een bedrag te betalen van
€ 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
122 dagen gijzelingzal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam]
veroordeelt veroordeelde ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam] , van een bedrag van
€ 17.500,-
(zeventienduizend vijfhonderd euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam] , een bedrag te betalen van
€ 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
122 dagen gijzelingzal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en
mr. O.J. Ingwersen, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2020.
mr. Van Bergen en mr. Ingwersen zijn buiten
staat dit vonnis mede te ondertekenen