ECLI:NL:RBGEL:2020:5297

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
18-6735
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de heffing Diergezondheidsfonds pluimvee en schadevergoeding door vogelgriep

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 september 2020 uitspraak gedaan over de heffing van het Diergezondheidsfonds pluimvee voor het jaar 2016. Eiseres, een onderneming in de pluimveesector, had een definitieve heffing van € 7.434 opgelegd gekregen, welke door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland was verminderd tot € 5.743,96. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat zij van mening is dat haar schade door vogelgriep niet volledig is vergoed en zij deze schade wil verrekenen met de heffing. De rechtbank oordeelt dat zij niet bevoegd is om de hoogte van de heffing te verlagen, omdat eiseres geen beroepsgronden heeft aangevoerd tegen de hoogte van de heffing zelf. De rechtbank merkt op dat de heffing Diergezondheidsfonds is vormgegeven als een belastingheffing en niet als een verzekering. Eiseres heeft geen argumenten aangedragen die de rechtbank in staat zouden stellen om de heffing te verlagen of om de schade te verrekenen met de heffing. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de schadevergoeding alleen door de civiele rechter kan worden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen belastingrecht en schadevergoeding in het bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 18/6735

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] (GLD), eiseres,

en

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een beschikking definitieve heffing Diergezondheidsfonds pluimvee 2016 (de beschikking) opgelegd van € 7.434.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 december 2017 de beschikking verminderd tot € 5.743,96.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft zich onbevoegd verklaard ten aanzien van de beoordeling van de hoogte van de beschikking definitieve heffing Diergezondheidsfonds pluimvee 2016 en heeft het beroep doorgezonden naar deze rechtbank, waar het 6 december 2018 is ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2020.
Namens eiseres zijn verschenen [persoon A] en [persoon B] , bijgestaan door [persoon C] , secretaris van de pluimveevakbond. Namens verweerder is verschenen mr. [persoon D] .
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Ook de heer [persoon D] heeft een op schrift gesteld betoog gehouden, dat hij aan de rechtbank en de wederpartij heeft overhandigd. De rechtbank voegt beide stukken bij het proces-verbaal van de zitting dat aan deze uitspraak is gehecht.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres exploiteert een onderneming in de pluimveesector. Eiseres had in 2016 ongeveer 58.000 kippen, verdeeld over twee locaties. Deze kippen produceerden broedeieren voor de volgende schakel in de pluimveeketen. In de pluimveesector wordt een dergelijke onderneming een vermeerderaar genoemd.
2. Omstreeks 20 november 2014 is bij een pluimveehouder, die ongeveer twee kilometer bij eiseres vandaan was gevestigd, vogelgriep geconstateerd. Voor eiseres had dit tot gevolg dat haar bedrijf 30 dagen op slot moest en zij haar broedeieren niet mocht vervoeren naar haar afnemer.
3. In 2014 bestond een eenmalige compensatieregeling om vermeerderaars in heel Nederland tegemoet te komen voor de schade als gevolg van de vogelgriep voor de periode 20 november 2014 tot en met 29 november 2014. Eiseres heeft voor deze 10 dagen een compensatie ontvangen, maar dus niet voor de overige 20 dagen.
4. Bij brief van 15 december 2014 heeft de burgemeester van de gemeente [plaats in Nederland] aan het Ministerie van Economische Zaken verzocht om een oplossing voor eiseres, omdat de schaderegeling uit het Diergezondheidsfonds haar schade niet volledig dekt.
5. In 2016 is opnieuw vogelgriep geconstateerd in meerdere gebieden in Nederland. Eiseres had op dat moment zelf geen kippen in haar stallen. De 30.000 kippen die op 12 december 2016 en de 30.000 kippen die op 15 december 2016 aan eiseres geleverd zouden worden, zijn door het vervoersverbod niet geleverd. Als gevolg hiervan stonden de stallen van eiseres tot 7 juni 2017 leeg. Daardoor kreeg zij geen compensatie voor haar schade. De vermeerderaars die op dat moment wel kippen in hun stal hadden, kregen volledige compensatie.
6. Op 8 december 2017 en op 13 maart 2018 is eiseres opnieuw getroffen door de gevolgen van een nieuwe vogelgriep uitbraak. Door alle gebeurtenissen en de daardoor veroorzaakte schade heeft eiseres zich genoodzaakt gezien om haar vermeerderingsbedrijf met kippen te beëindigen en op vleeskuikens over te gaan, waarbij de risico’s kleiner zijn. Maar doordat haar schade niet volledig is vergoed, verkeert het bedrijf van eiseres in nijpende financiële omstandigheden.
Geschil
7. Eiseres wil volledige vergoeding van haar schade door vogelgriep, die deels is ontstaan door de vogelgriep in 2014. De andere vermeerderaars die in 2016 in dezelfde omstandigheden verkeerden als eiseres in 2014, hebben namelijk op basis van dezelfde regelgeving toen wel hun volledige schade vergoed gekregen. Eiseres wil haar schade verrekenen met de aan haar opgelegde heffing Diergezondheidsfonds pluimvee 2016. Vanwege de achtergrond en doelstelling van de heffing ziet eiseres die heffing namelijk als een verzekeringspremie en zij vindt het onterecht om premie te moeten betalen terwijl haar schade niet geheel is vergoed.
8. Tijdens de zitting heeft eiseres bevestigd dat zij de hoogte van de heffing, zoals deze in de uitspraak op bezwaar is vastgesteld, niet bestrijdt. De heffing is volgens haar inmiddels juist berekend.

Beoordeling van het geschil

9. De rechtbank kan ondanks het aangrijpende betoog van eiseres ter zitting niet tegemoetkomen aan haar wensen en noden. De rechtbank (de bestuursrechter in belastingzaken) is namelijk alleen bevoegd om de hoogte van de heffing Diergezondheidsfonds te beoordelen. Duidelijk is dat eiseres geen argumenten heeft aangevoerd tegen de hoogte van die heffing. Die heffing blijft daardoor in elk geval in stand tot het bedrag waartoe deze is verlaagd in de uitspraak op bezwaar. De rechtbank merkt op dat het pleidooi van eiseres duidelijk maakt hoe schrijnend haar financiële situatie is, maar de rechtbank is helaas niet in staat om daar iets aan te veranderen.
10. De argumenten van eiseres kunnen alleen worden begrepen als een verzoek om toekenning van schadevergoeding, maar daarover mag de rechtbank geen oordeel geven. Dat oordeel kan misschien deels worden gegeven door het CBb in de tweede procedure die daarover nu wordt gevoerd. Voor het overige zal alleen de civiele rechter bevoegd zijn om schadevergoeding toe te kennen.
11. Ook het verzoek om de schade te mogen verrekenen met de heffing Diergezondheidsfonds 2016 mag de rechtbank niet beoordelen, omdat verweerder het recht op schadevergoeding heeft bestreden. De regelgeving waarop de diergezondheidsheffing is gebaseerd, biedt geen zelfstandige basis om geleden schade met de heffing te kunnen verrekenen. Een civielrechtelijke verrekening is pas mogelijk als de civiele rechter of het CBb een recht op schadevergoeding heeft vastgesteld.
12. Aan eiseres kan worden toegegeven dat het Diergezondheidsfonds is bedacht als een soort verzekering voor schades van ondernemingen bij dierziektes, maar de heffing Diergezondheidsfonds is uiteindelijk door de wetgever vormgegeven als een heffing van belasting en niet als een verzekering. Dat wil zeggen dat als voldaan wordt aan de in de wet gestelde voorwaarden, de heffing betaald moet worden. Of eiseres haar schade vergoed heeft gekregen uit het fonds is daarvoor dus niet relevant.
13. De aanslag heffing Diergezondheidsfonds, verminderd tot het bedrag van € 5.743,96, is dus terecht en tot het juiste bedrag opgelegd.
14. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, voorzitter, mr. A.F. Germs-de Goede en mr. A.P. Vaatstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Roosma, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.