ECLI:NL:RBGEL:2020:5287

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
05/880107-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksuele handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de meervoudige militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 21 september 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige. De verdachte was aangeklaagd voor primair verkrachting en subsidiair ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren op 2 juli 2004. De tenlastelegging betrof handelingen die plaatsvonden in de periode van 24 tot en met 25 augustus 2018 in Haarlem. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de militaire kamer oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde verkrachting. De verklaringen van de verdachte werden als consistent en geloofwaardig beschouwd, terwijl de verklaringen van de benadeelde partij en getuigen op belangrijke punten verschilden. De militaire kamer concludeerde dat de seksuele handelingen niet als ontuchtig konden worden aangemerkt, gezien de leeftijd van de betrokkenen en de omstandigheden waaronder de handelingen plaatsvonden. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. De uitspraak werd gedaan door een panel van drie rechters, waaronder een militair lid, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880107-19
Datum uitspraak : 21 september 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw: mr. C.M.H. van Vliet, advocaat te 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 september 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 augustus 2018 tot en met 25 augustus 2018 in de gemeente Haarlem door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het (al dan niet met geweld)
  • (onverhoeds) betasten en/of strelen van de rug en/of de billen en/of de vagina van die [benadeelde] . en/of - uitrekken van de kleding van die [benadeelde] en/of
  • voorbijgaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand en/of
  • die [benadeelde] . opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Of jij pijpt mij of ik verkracht je!",
[benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ., te weten het brengen van één of meer vingers tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [benadeelde] . en/of het brengen en/of plaatsen van zijn penis in de mond van die [benadeelde] . en/of het zich door die [benadeelde] . laten likken en/of zuigen aan zijn penis;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 augustus 2018 tot en met 25 augustus 2018 in de gemeente Haarlem, met [benadeelde] ., geboren op 02 juli 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ., te weten
  • het (onverhoeds) betasten en/op strelen van de rug en/of de billen en/of de vagina en/of de borsten van die [benadeelde] . en/of - het uittrekken van de kleding van die [benadeelde] . en/of
  • het geven van zuigzoenen op de borsten van die [benadeelde] . en/of - het zoenen van die [benadeelde] . en/of - het brengen van één of meer vingers tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [benadeelde] . en/of
  • het zich door die [benadeelde] . meermalen, althans eenmaal, laten aftrekken, althans laten betasten aan zijn penis en/of - het brengen en/of plaatsen van zijn penis in de mond van die [benadeelde] . en/of het zich door die [benadeelde] . laten likken en/of zuigen aan zijn penis.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft vervolgens het standpunt ingenomen dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit. Hiertoe is aangevoerd dat de door [benadeelde] .(hierna aangeduid als ‘betrokkene’) beschreven seksuele handelingen door getuige [getuige 1] worden bevestigd. Ook getuige [getuige 2] heeft bevestigd dat verdachte die avond met betrokkene bezig was. Er is aldus overtuigend bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem subsidiair verweten wordt, aldus de officier van justitie. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van dit feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde omdat de aangifte onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Verder heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van ontuchtige handelingen, geen sprake is van handelen in strijd met de sociaal ethische norm.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er op basis van het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bestaat voor de primair ten laste gelegde verkrachting. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde concludeert de militaire kamer dat de verklaringen over wat zich die avond tussen verdachte en betrokkene heeft afgespeeld, erg uiteenlopen. De verklaringen van betrokkene staat (voor zover relevant voor de tenlastelegging) diametraal tegenover de verklaringen van verdachte.
De militaire kamer overweegt allereerst dat de verklaringen van verdachte, ook op detailniveau, consistent en congruent. Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij en betrokkene gezoend hebben en dat hij hierbij haar zij en haar bil heeft aangeraakt. Deze verklaringen vinden bevestiging in de telefoongesprekken tussen verdachte en zijn vrienden, welke gesprekken door de politie zijn afgeluisterd. In deze gesprekken, waarin verdachte zich onbespied heeft gewaand, geeft verdachte meermalen aan dat er niets gebeurd is tussen hem en betrokkene, dat hij geen seks met betrokkene heeft gehad. Bovendien spoort hij zijn vrienden, die als getuigen zijn opgeroepen, aan om de waarheid te spreken bij hun verhoor. Ook zegt verdachte in deze telefoongesprekken dat er geen sperma van hem gevonden zal worden, nu hij niets met betrokkene gedaan heeft. Deze opmerking van verdachte vindt ondersteuning in het rapport van het NFI dat -op aandringen van de verdediging- is opgesteld naar aanleiding van een DNA-onderzoek. Uit dat rapport blijkt dat er geen DNA, dan wel sperma of speeksel van verdachte is aangetroffen op of in het lichaam dan wel de kleding van betrokkene.
De militaire kamer acht de verklaringen van betrokkene minder geloofwaardig. Behalve betrokkene zelf hebben haar vriendin [getuige 1] , alsmede de vriend van verdachte [getuige 2] , getuigenverklaringen afgelegd. [getuige 1] en [getuige 2] waren op de bewuste ochtend in de woning aanwezig en hebben grotendeels meegekregen wat zich tussen verdachte en betrokkene heeft afgespeeld. De militaire kamer is met de verdediging van oordeel dat de verklaringen van betrokkene en de verklaringen van [getuige 1] op belangrijke punten verschillen. Zo geeft [getuige 1] , in tegenstelling tot betrokkene, aan dat zij en betrokkene de hele avond samen zijn geweest en dat betrokkene niet door verdachte gedwongen is tot het verrichten van seksuele handelingen. Verder geeft [getuige 1] , in tegenstelling tot betrokkene, aan dat betrokkene haar spijkerbroek heeft aangehouden en dat betrokkene nooit heeft gezegd dat er iets tegen haar zin gebeurde.. [getuige 1] heeft ook in tegenstelling tot betrokkene verklaard dat betrokkene haar die bewuste ochtend niet heeft geappt en dat betrokkene haar had verteld dat ze ongesteld was. Voor de verklaring van [getuige 1] dat er op de bewuste ochtend geen app-contact heeft plaatsgevonden, ziet de militaire kamer bevestiging in het proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon van betrokkene, waarin de app-geschiedenis tussen betrokkene en [getuige 1] is uitgeschreven. Hieruit blijkt dat er na 07:02 uur geen app-contact meer is geweest. De verklaring van [getuige 1] dat betrokkene heeft verteld dat ze ongesteld was, vindt bevestiging in het rapport van het NFI naar aanleiding van medisch-forensisch onderzoek. Uit dit rapport blijkt dat het bloed dat bij betrokkene is aangetroffen mogelijk menstruatiebloed betreft. Derhalve is er geen aanleiding, zoals gesuggereerd, om aan te nemen dat verdachte inwendige bloedingen bij betrokkene heeft veroorzaakt. Ook in andere bewijsmiddelen is geen steun te vinden voor de afwijkende verklaringen van betrokkene
Verder heeft betrokkene verklaard dat zij samen met [getuige 1] , voorafgaand aan de ontmoeting met verdachte, rond 22:00 uur naar de woning van een vriend zijn gegaan. Er waren in deze woning meerdere jongens aanwezig en betrokkene heeft daar negen glazen Bacardi-cola gedronken. Betrokkene heeft hierover verklaard dat “zij zich wel een beetje lazarus” voelde. Betrokkene heeft verklaard dat zij tijdens deze avond (tegen haar zin) seksueel contact heeft gehad met een van die andere jongens. Ook [getuige 1] heeft verklaard dat zij en betrokkene die avond naar een vriend zijn gegaan, daar hebben gedronken en dat zij heeft gezien dat betrokkene een van deze jongens heeft gepijpt. Betrokkene en [getuige 1] verklaarden beiden dat ze vervolgens, pas na 7:00 uur in de ochtend, naar de woning van [getuige 2] zijn gegaan (waar verdachte zich ook bevond), omdat [getuige 1] seks met [getuige 2] wilde. Verdachte heeft verklaard dat toen [getuige 1] en betrokkene, om ongeveer 08:00 uur in de ochtend aankwamen bij de woning van [getuige 2] , betrokkene hem heeft gesmeekt om seks. De militaire kamer overweegt hieromtrent dat niet valt uit te sluiten dat betrokkene, na de voorafgaande gebeurtenissen in de voorafgaande doorwaakte nacht, op zoek was naar seksueel contact. Voordat de ontmoeting met verdachte plaatsvond heeft betrokkene immers al seksueel contact gehad met een andere jongen. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat betrokkene zich door haar alcoholgebruik en het slaapgebrek de gebeurtenissen niet meer goed kon herinneren en de gebeurtenissen voorafgaand aan 07:00 uur en die van na 07:00 uur door elkaar haalde.
Gelet op het vorenstaande hecht de militaire kamer meer geloof aan de verklaringen van verdachte dan aan de verklaringen van betrokkene.
Verdachte heeft, zoals hierboven reeds genoemd, verklaard dat hij met betrokkene heeft gezoend en dat hij haar bil en haar zij heeft aangeraakt. Dit levert de vraag op of hierdoor sprake is geweest van ontuchtig handelen door verdachte.
De militaire kamer overweegt dat onder omstandigheden aan seksuele handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtige karakter kan ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Daarbij gaat het om seksueel gedrag tussen leeftijdgenoten dat in het huidige tijdgewricht als normaal wordt beschouwd. De militaire kamer stelt vast dat betrokkene op het moment van het ten laste gelegde feit veertien jaar was en verdachte net (drie weken) achttien jaar was geworden. Verdachte heeft verklaard dat hij bij [getuige 2] thuis FIFA aan het spelen was, toen betrokkene en [getuige 1] ineens voor de deur stonden. Hij merkte dat betrokkene gedronken had en zij maakte redelijk snel na binnenkomst aan hem duidelijk dat ze uit was op seks. Hij heeft dit aanvankelijk niet afgeweerd; verdachte en betrokkene hebben samen op bed gelegen, ze hebben gezoend en verdachte heeft haar zij en haar bil aangeraakt. Pas toen hij van [getuige 2] hoorde dat ze jong was, is verdachte gestopt met zoenen en aanraken.
Zoenen en elkaars bil en zij aanraken zijn naar het oordeel van de militaire kamer binnen deze leeftijdsgroep niet ongebruikelijk. Er is hier sprake van jongeren onder elkaar, hetgeen wordt ondersteund door de verklaringen van betrokkene en [getuige 1] over hetgeen er voorafgaand aan de ontmoeting met verdachte is voorgevallen, Verder blijkt uit de verklaringen van [getuige 1] en verdachte dat er sprake was van vrijwillige handelingen, waarbij alles in overleg ging en het initiatief van beiden uitging. De militaire kamer is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de seksuele handelingen van verdachte naar hun aard en onder de geschetste omstandigheden in strijd waren met de in de maatschappij geldende sociaal-ethische normen. De handelingen zijn daarom niet als ontuchtig aan te merken. Het subsidiair ten laste gelegde feit kan derhalve niet bewezen worden.
Gelet op het bovenstaande zal de militaire kamer verdachte geheel vrijspreken.
3. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De wettelijk vertegenwoordiger [naam] heeft zich voor de eigen (verplaatste) schade en namens benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 36.356,53, bestaande uit € 21.356,53 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade.
Beoordeling door de militaire kamer
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.

4.De beslissing

De meervoudige militaire kamer :

spreekt verdachte vrijvan het primair en het subsidiair tenlastegelegde.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 verklaart de
benadeelde partij niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter) en mr. P.C. Quak, rechters, en
kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Roelfsema, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 september 2020.