ECLI:NL:RBGEL:2020:5218

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
05.184563.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed en verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1991, die als militair op 4 mei 2019 op Sint Maarten betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte reed onder invloed van alcohol met een te hoge snelheid en kwam in botsing met een ander voertuig, waarbij de bestuurder van dat voertuig, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat heeft geleid tot het ongeval. De verdachte was na het ongeval onder invloed van alcohol, met een bloedalcoholgehalte dat aanzienlijk boven de toegestane limiet lag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, militaire detentie, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vierentwintig maanden. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van € 11.540,81 aan de benadeelde partij, [slachtoffer], te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte had eerder al verkeersdelicten gepleegd, wat ook invloed had op de beslissing van de rechtbank. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit een voorzitter en twee rechters, waaronder een militair lid.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/184563-19
Datum uitspraak : 5 oktober 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw: mr. J.M. Neervoort, advocaat te Den Helder.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 september 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is - na een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1
hij, als militair, op of omstreeks 4 mei 2019 te Sint Maarten, Nederlandse Antillen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Divi Little Bay Resort en/of gaande in de richting Front Street , daarmee rijdende op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de Divi Little Bay Road
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte,
onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank en/of
rijdende met een hoge snelheid, althans met een gelet op de plaatselijke omstandigheden te hoge snelheid,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Divi Little Bay Road) en/of het zich op die weg (de Divi Little Bay Road) bevindende verkeer en/of
in strijd met artikel 24 lid 1 van de Wegenverkeersverordening (Sint Maarten), zich niet aan zijn verplichting heeft gehouden zich niet verder van de rechterkant van die weg (de Divi Little Bay Road) te bevinden dan door de omstandigheden gerechtvaardigd werd, immers naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan is gegaan en/of
geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Divi Little Bay Road) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Divi Little Bay Road) rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (personenauto)
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden is ontstaan,
subsidiair
hij als militair op of omstreeks 4 mei 2019 te Sint Maarten, Nederlandse Antillen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting Divi Little Bay Resort en/of gaande in de richting Front Street , daarmee rijdende op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de Divi Little Bay Road heeft gereden op de voor het openbaar openstaande weg, de Divi Little Bay Road en zich zodanig heeft gedragen dat het verkeer zonder noodzaak werd belemmerd en/of de veiligheid op die weg (de Divi Little Bay Road) in gevaar werd gebracht of redelijkerwijze is aan te nemen dat dit het geval kan zijn, immers toen aldaar, gelet op de plaatselijke omstandigheden met een te hoge snelheid heeft gereden en/of
in strijd met artikel 24 lid 1 van de Wegenverkeersverordening (Sint Maarten), zich niet aan zijn verplichting heeft gehouden zich niet verder van de rechterkant van die weg (de Divi Little Bay Road) te bevinden dan door de omstandigheden gerechtvaardigd werd, immers naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan is gegaan en/of
geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Divi Little Bay Road) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Divi Little Bay Road) rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto);
2
hij als militair op of omstreeks 4 mei 2019 te Sint Maarten, Nederlandse Antillen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden over de voor het openbaar openstaande weg, de Divi Little Bay Road, terwijl hij, verdachte onder zodanige invloed van alcoholhoudende drank verkeerde, dat hij, verdachte niet in staat moest worden geacht dat voertuig naar behoren te besturen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Met betrekking tot de feiten 1 en 2:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 mei 2019 omstreeks 03:30 uur heeft een aanrijding plaatsgevonden op de Little Bay Road op Sint Maarten. Verdachte, daar als militair geplaatst, heeft op 4 mei 2019 als bestuurder van de [merk auto 1] (kenteken [kenteken 1] ) over de Little Bay Road, komende uit de richting van Divi Little Bay Resort en gaande in de richting van Front Street, gereden.
[slachtoffer] , rijdende in een [merk auto 2] (kenteken [kenteken 2] ), is op dat moment uit de richting van Front Street gekomen, op de Little Bay Road rijdend in de richting van Divi Little Bay Resort. Op deze weg is verdachte ter hoogte van het voormalige Great Bay Hotel gedeeltelijk op de rijstrook van het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen. Als gevolg daarvan is hij met de linker voorzijde van zijn voertuig tegen de linker voorzijde van het voertuig van [slachtoffer] gereden. [2] Verdachte is ter plaatse, kort na het ongeval, naar alcohol ruikend, met bloeddoorlopen ogen en met dubbele/dikke tong sprekend, aangetroffen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde, waarbij verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden met een aanrijding en daaropvolgend letsel bij [slachtoffer] (waaruit een tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden is ontstaan) tot gevolg. Verder kan het rijden onder invloed, zoals onder 2 ten laste gelegd, worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het handelen van verdachte dient te worden aangemerkt als aanmerkelijk onoplettend. Door het rijden onder invloed bestond bij verdachte onvoldoende inzicht in zijn snelheid. Door vervolgens het te snel – naar de plaatselijke omstandigheden – ingaan van de bocht, heeft hij de macht over het stuur verloren en is hij op de andere weghelft terechtgekomen met de aanrijding tot gevolg.
Naar de mening van de verdediging is echter geen sprake van zwaar lichamelijk letsel. Er is niet dan wel onvoldoende vast komen te staan dat sprake is van een whiplash. Verder kan niet worden geconcludeerd dat de knobbel in de borst door het ongeluk is ontstaan. Van overig letsel is geen sprake.
Wat betreft de overige bestanddelen onder 1 (primair) en 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer. Verdachte heeft verklaard dat hij niet meer weet hoeveel hij precies heeft gedronken en hoe zijn auto in de slip is beland. De wegen in Sint Maarten zijn niet “spat zuiver”, aldus verdachte ter terechtzitting.
Beoordeling door de militaire kamer
De vraag die de militaire kamer moet beantwoorden is of verdachte schuld heeft aan het ongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Hiervoor is vereist dat het gedrag van de verdachte zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid waarbij betrokken dient te worden het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en tot slot naar de overige omstandigheden van het geval.
Alcoholgebruik
Verdachte heeft verklaard dat hij de desbetreffende avond en nacht van 3 mei 2019 op 4 mei 2019 in Sint Maarten tot omstreeks 03:00 uur veel alcohol heeft gedronken. Hoewel hij zich heeft gerealiseerd dat hij beter een taxi kon nemen, is hij toch zelf gaan rijden. [4] De militaire kamer overweegt hierbij dat het een feit van algemene bekendheid is dat Sint Maarten onderdeel uitmaakt van de Nederlandse Antillen.
Het alcoholgebruik door verdachte vindt bevestiging in de hiervoor genoemde waarnemingen van de verbalisanten, kort na het ongeval, dat de adem van verdachte naar alcohol rook, dat verdachte bloeddoorlopen ogen had en dat hij met dubbele/dikke tong praatte.
Dit wordt ook gerelateerd door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die verdachte omstreeks 08:30 uur hebben waargenomen. Zij namen waar dat de ogen van verdachte bloeddoorlopen waren en dat zijn adem naar het gebruik van alcohol riekte. [5]
Het bloed van verdachte is op 4 mei 2019 omstreeks 13:00 uur afgenomen. [6] Hier is nader onderzoek naar gedaan met als uitslag een gehalte van 0,82 milligram ethanol per milliliter (promille). Door het NFI is berekend wat naar alle waarschijnlijkheid het alcoholgehalte op het tijdstip van het ongeval is geweest. Aldus komt het NFI tot een bloedalcoholconcentratie ten tijde van het ongeval tussen 1,77 en 3,20 mg/ml (promille). [7] Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol een negatieve invloed op de rijvaardigheid heeft, omdat het enerzijds het reactievermogen vermindert en anderzijds leidt tot overschatting van het eigen rijvermogen.
Snelheid
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de nacht van 4 mei 2019 ter hoogte van het voormalig Great Bay Hotel reed, ze daar de berg op reed en ineens twee felle lampen uit tegengestelde richting – van boven op de berg – op haar af zag komen. Direct daarna voelde zij een harde klap. [8]
Door de klap kwam de auto van [slachtoffer] op de rechterzijde – met de voorzijde in de richting van Divi Little Bay Resort (
militaire kamer begrijpt: de voor haar tegengestelde richting) – terecht. Dit was op een afstand van ongeveer dertig tot veertig meter van de [merk auto 1] , die over de kop was gegaan. Op de weg lagen allemaal auto-onderdelen en glasscherven verspreid. [9] Uit het voorgaande leidt de militaire kamer af dat het een zware klap is geweest.
Op de ter terechtzitting getoonde beelden van het ongeval heeft de militaire kamer – evenals de officier van justitie en de verdediging – waargenomen dat verdachte met een hogere snelheid dan het overige verkeer uit de bocht naar (gezien zijn rijrichting) links (en beneden) gereden kwam, op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer terecht kwam en in botsing kwam met de hem tegemoet rijdende [merk auto 2] . Voorts heeft de militaire kamer waargenomen dat de door verdachte bestuurde [merk auto 1] direct na de botsing over de kop sloeg en doorrolde tot de auto weer op vier wielen tot stilstand kwam. De [merk auto 2] kantelde direct na de botsing op de rechterzijkant. Te zien is verder dat de desbetreffende weg aldaar bestaat uit twee rijstroken. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet meer weet hoe hard hij heeft gereden.
Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder de impact van de botsing, heeft de militaire kamer de overtuiging dat verdachte in ieder geval met een gelet op de plaatselijke omstandigheden te hoge snelheid heeft gereden.
Oplettendheid
Verdachte heeft verklaard dat hij na ongeveer tien minuten rijden met zijn [merk auto 1] in een slip is beland. Hij is – zo begrijpt de militaire kamer – op de heuvelachtige weg, bij/in de bocht naar links de controle over het voertuig verloren en vervolgens op de weghelft van [slachtoffer] terechtgekomen. [11]
De militaire kamer overweegt dat iedere verkeersdeelnemer de bijzondere zorgplicht heeft te anticiperen op komende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer en mogelijke obstakels. Dit geldt nog te meer nu verdachte in dit concrete geval van boven naar beneden – vanaf de berg – reed. Hierbij mocht extra voorzichtigheid van verdachte worden verwacht.
Verdachte heeft echter de controle over zijn voertuig verloren. Een van buiten komende oorzaak hiervoor – zoals bijvoorbeeld olie op de weg – is niet gebleken.
De militaire kamer heeft dan ook de overtuiging dat verdachte niet alleen onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol en met een naar plaatselijke omstandigheden te hoge snelheid heeft gereden, maar ook onvoldoende heeft opgelet en onvoldoende op de komende verkeerssituatie en het verkeer heeft geanticipeerd.
Door vervolgens op de rijbaan van het tegemoetkomende verkeer terecht te komen heeft verdachte bovendien in strijd met artikel 24 lid 1 van de Wegenverkeersverordening (Sint Maarten) gehandeld.
Gelet op al het voorgaande in samenhang bezien is de militaire kamer van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden. Het ongeval is dan ook aan verdachtes schuld te wijten. Daarmee acht de militaire kamer het onder 1 (primaire) feit bewezen.
Letsel
Wat betreft het letsel is door de Bushroad Clinic beschreven dat [slachtoffer] na het ongeluk op 4 mei 2019 is gediagnosticeerd met: “a hematoma on the skull and on the right mamma (20 cm) and a Whiplash syndrome”. [12] [slachtoffer] heeft ook zelf verklaard dat zij een flinke bult op haar hoofd en een heel grote bloeduitstorting onder haar borst had. [13]
Uit het schrijven van de Carib Care Clinic komt d.d. 7 november 2019 naar voren dat [slachtoffer] sinds het ongeluk veel pijn en stijfheid in de rechter schouder ervaart. Dit wordt ook door [slachtoffer] in een schriftelijke verklaring bij haar vordering d.d. 3 november 2019 bevestigd. Ze heeft nog altijd veel last van haar schouder, nek en rug. Verder is nog altijd sprake van een “lump/hematoma” in haar borst. Ze heeft tot 20 juni 2019 in het geheel en tot 15 juli 2019 niet volledig gewerkt. Verder is zij beperkt in haar bezigheden, waaronder haar huishoudelijke taken. [14]
De militaire kamer ziet onvoldoende aanknopingspunten voor wat betreft de ernst van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en tot slot het uitzicht op (volledig) herstel, om het letsel aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Dit neemt niet weg dat – tegen de achtergrond van de medische stukken en de daarbij passende klachten – kan worden aangenomen dat sprake is van een whiplash als gevolg van het ongeval. Zij heeft geen reden om hier, evenals aan het verband tussen de massa in de borst en het ongeval – nu direct na het ongeval hier een forse bloeduitstorting is gemeld – aan te twijfelen.
Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder de gevolgen van het letsel, merkt de militaire kamer het letsel van mevrouw [slachtoffer] aan als letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden is ontstaan.
Tot slot
Gelet op het overwogene met betrekking tot het alcoholgebruik van verdachte en in het bijzonder de hoeveelheid alcohol, acht de militaire kamer ook bewezen dat hij niet in staat meer moet zijn geacht het voertuig naar behoren te besturen. Zij acht ook feit 2 bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij, als militair, op
of omstreeks4 mei 2019 te Sint Maarten, Nederlandse Antillen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Divi Little Bay Resort en
/ofgaande in de richting Front Street, daarmee rijdende op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de Divi Little Bay Road
zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte,
onder invloed van alcohol,
althans na het gebruik van niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank en/of
rijdende met een hoge snelheid, althansmet een gelet op de plaatselijke omstandigheden te hoge snelheid,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Divi Little Bay Road) en
/ofhet zich op die weg (de Divi Little Bay Road) bevindende verkeer en
/of
in strijd met artikel 24 lid 1 van de Wegenverkeersverordening (Sint Maarten), zich niet aan zijn verplichting heeft gehouden zich niet verder van de rechterkant van die weg (de Divi Little Bay Road) te bevinden dan door de omstandigheden gerechtvaardigd werd, immers
naar links heeft gestuurd en/ofnaar links is gegaan
is gegaanen
/of
geheel ofgedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Divi Little Bay Road)
is gebotst tegen, in elk gevalin aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Divi Little Bay Road) rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (personenauto)
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] ,
zwaar lichamelijk letsel ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden is ontstaan;
2
hij als militair op
of omstreeks4 mei 2019 te Sint Maarten, Nederlandse Antillen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden over de voor het openbaar openstaande weg, de Divi Little Bay Road, terwijl hij, verdachte onder zodanige invloed van alcoholhoudende drank verkeerde, dat hij, verdachte niet in staat moest worden geacht dat voertuig naar behoren te besturen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Ten aanzien van feit 2:
Overtreding van artikel 163 Wetboek van Militair Strafrecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van de periode waarin het rijbewijs van verdachte ingevorderd is geweest.
Hiertoe is rekening gehouden met de mate van schuld, het letsel en vervolgens de landelijke oriëntatiepunten. Tot slot is meegewogen dat verdachte eerder voor verkeersdelicten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een, bij voorkeur voorwaardelijke, straf op te leggen binnen de marges van een – zo begrijpt de militaire kamer – Verklaring van Geen Bezwaar (hierna: VGB).
Voor wat betreft de ontzegging van de rijbevoegdheid is verzocht deze bijkomende straf, in navolging van ook de landelijke oriëntatiepunten, te beperken tot de duur van een jaar.
Hiertoe is aangevoerd dat de verdediging de omstandigheden van het ongeval anders duidt. Verder heeft het ongeval veel impact op het leven van verdachte gehad. Verdachte is ook onder behandeling geweest bij de militaire geestelijke gezondheidszorg van Defensie (hierna: MGGZ), waar hij aan zichzelf heeft gewerkt om ook herhaling te voorkomen. Verder heeft hij zijn spijt richting [slachtoffer] betuigd. Tot slot is opgemerkt dat het werk bij Defensie heel belangrijk voor verdachte is. Het eventuele verlies van zijn baan heeft ook gevolgen voor zijn inkomen, woning en de omgangsregeling met zijn zoon.
Verdachte heeft verklaard dat er in de periode van het ongeval veel problemen in zijn privéleven zijn geweest. Zijn werk bij Defensie is zijn toevlucht geweest. Het is zijn leven, aldus verdachte. Tot slot is het rijbewijs van verdachte met ingang van 25 maart 2020 ingevorderd. Het CBR heeft een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid gestart.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 25 augustus 2020;
  • het schrijven inzake de behandeling van verdachte bij de MGGZ en de toelichting van zijn leidinggevende, gedateerd 5 september 2020 en 13 september 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het zeer onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam rijden met een verkeersongeval tot gevolg. Verdachte heeft gelet op het teruggerekende promillage drie tot zes keer meer alcohol gedronken dan toegestaan en is – ondanks dat hij zelf ook wist dat hij beter een taxi kon nemen – toch gaan rijden. Hij heeft onvoldoende opgelet en onvoldoende op de verkeerssituatie en het overige verkeer geanticipeerd. Hij is met een, naar de plaatselijke omstandigheden, te hoge snelheid de bocht in gegaan, de macht over het stuur verloren en op de verkeerde weghelft terechtgekomen met vervolgens de aanrijding tot gevolg. Door het ongeval heeft [slachtoffer] onder meer een whiplash en een bloeduitstorting op de borst opgelopen. Zij ondervindt hier nog altijd pijn en klachten van en heeft niet alleen tot 15 juli 2019 niet volledig kunnen werken, maar is nog altijd in haar bezigheden beperkt. Het feit heeft tot slot ook veel ophef in Sint Maarten veroorzaakt.
Hoewel verdachte als militair in Sint Maarten was geplaatst en daar te gast was, heeft hij zich niet alleen in de vorm van dit ongeval, maar ook daarna misdragen. Zo heeft verdachte niet alleen diverse malen de verzoeken van verbalisanten genegeerd, maar onder meer ook op het politiebureau zijn spullen op de grond gegooid en zijn kleding uitgetrokken (en zijn geslachtsdeel laten zien). Toen de verbalisanten aan verdachte opmerkten dat hij een voorbeeldfunctie had, gaf hij aan hier geen boodschap aan te hebben. Hij vond het onzin dat hij was aangehouden voor een in zijn ogen simpele aanrijding. De militaire kamer acht dit gedrag, zeker voor een militair die in Sint Maarten te gast is, zeer ongepast.
Verdachte is ook eerder voor verkeersfeiten met politie en justitie in aanraking gekomen. Aan verdachte is in 2015 een strafbeschikking voor rijden onder invloed opgelegd. Verder is in het stamproces-verbaal een incident in juni 2017 inzake het als beginnend bestuurder blazen van 225 ug/l vermeld. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat dit incident heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft verklaard over de lastige periode waarin hij zich ten tijde van het ongeval heeft bevonden. Het feit heeft ook veel impact op hem gehad. Hij is onder meer in behandeling geweest bij de MGGZ en heeft daar aan zichzelf gewerkt. Verder heeft hij [slachtoffer] zijn excuses aangeboden. Voor wat betreft zijn werk bij Defensie heeft verdachte verklaard dat dit “zijn leven” is. Om zijn baan te behouden heeft hij een Verklaring van Geen Bezwaar nodig. Bij de afgifte/verlenging daarvan wordt meegewogen of aan verdachte een vrijheidsstraf van ten minste twintig dagen, een taakstraf van veertig uur of meer dan wel een geldboete van € 1.000,00 of meer is opgelegd.
De militaire kamer overweegt dat in de landelijke oriëntatiepunten bij deze mate van verwijtbaarheid, het gebruik van deze hoeveelheid alcohol en het veroorzaken van dit letsel, een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vierentwintig maanden tot uitgangspunt wordt genomen.
Gelet op in het bijzonder de ernst van het verwijt, de gevolgen die het slachtoffer nog altijd van het ongeval ondervindt en ook de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen, ziet de militaire kamer geen ruimte om van de hoogte van deze straf en bijkomende straf af te wijken. Zij acht een vrijheidsbenemende straf tegen deze achtergrond passend en geboden. Op grond van al het voorgaande zal de militaire kamer de duur hiervan op drie maanden bepalen.
Omdat verdachte nog steeds is aangesteld als militair en jegens hem – met uitzondering van een korte schorsing – geen rechtspositionele maatregelen zijn genomen, is de militaire kamer van oordeel dat militaire detentie de aangewezen vorm van de vrijheidsbenemende straf is. Militaire detentie is een vrijheidsbenemende straf die door verdachte zal worden ondergaan in een cel in het Militair Penitentiair Centrum (MPC) in Stroe. Tot slot zal de militaire kamer, ook conform de landelijke oriëntatiepunten, aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van vierentwintig maanden. Op de ontzegging van de rijbevoegdheid zal de tijd waarin het rijbewijs van verdachte ingevorderd is geweest in mindering worden gebracht.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt – na aanpassing van het bedrag inzake de ziekenhuisrekening – een bedrag van € 17.040,81, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toekenning van proceskosten conform het liquidatietarief kanton voor een totaalbedrag van € 720,00 te vermeerderen met de nakosten ter hoogte van € 199,00 dan wel een nader te bepalen bedrag (te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet tijdig voldaan) gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in haar geheel, vermeerderd met de wettelijke rente, voor toewijzing in aanmerking komt. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, nu het gaat om een dermate complexe en vergaande vordering dat deze – zoals de militaire kamer begrijpt – een onevenredige belasting van het strafproces vormt.
Subsidiair heeft de verdediging voor wat betreft een aantal posten verzocht de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Hiertoe is het volgende opgemerkt:
  • met betrekking tot de oorbel en bril: er is onvoldoende vast komen te staan dat het gaat om schade die in rechtstreeks verband staat tot het feit. Verder is niet bekend of de bril verouderd is geweest (met een afschrijving tot gevolg) dan wel de kosten al dan niet gedeeltelijk door de zorgverzekering zijn vergoed;
  • met betrekking tot de aanvullende ziekenhuisrekening en de fysiotherapie: er is onvoldoende onderbouwd dat deze kosten niet door de zorgverzekeraar zijn vergoed;
  • met betrekking tot de huishoudelijke hulp (tot 15 juni 2019 en vanaf 15 juni 2019 tot heden): niet is komen vast te staan of de hulp in rechtstreeks verband staat tot het ongeval en of het maken van deze kosten noodzakelijk is geweest. Tot slot zijn de kosten voor wat betreft de laatste periode niet onderbouwd;
  • met betrekking tot de portokosten: onvoldoende is onderbouwd waarom de stukken niet op een andere wijze, per beveiligde mail met een wachtwoord, zijn verzonden;
  • met betrekking tot het smartengeld: de verdediging verzoekt bij een toewijzing het smartengeld te begroten op een bedrag van € 1.500,00 tot € 1.750,00,-. Hiertoe is opgemerkt dat dit bedrag aansluit bij vergoedingen die in soortgelijke zaken – waar een whiplash evenmin vaststaat – zijn toegekend;
  • met betrekking tot de proceskosten en buitengerechtelijke kosten: er dient nader te worden onderzocht of deze kosten al dan niet redelijk zijn. Daarmee gaat het – zo begrijpt de militaire kamer – primair om een onevenredige belasting van het strafproces. Indien dit niet wordt gevolgd, stelt de verdediging subsidiair dat het hier niet gaat om schade die in rechtstreeks verband staat tot het feit. Meer subsidiair is verzocht de vergoeding te beperken tot de kosten volgens het liquidatietarief kanton. Hiertoe is opgemerkt dat door vordering van zowel de proceskosten als buitengerechtelijke kosten deze kosten dubbel worden opgevoerd.
Beoordeling door de militaire kamer
Vooraf
Voorafgaand overweegt de militaire kamer dat de wet slachtoffers (die rechtstreeks schade lijden door een bewezenverklaard strafbaar feit) een voor wat betreft de hoogte van de vordering onbegrensde mogelijkheid biedt om binnen het strafproces – zelfs op de zitting – een vordering tot schadevergoeding in te dienen. De wet laat daarbij de mogelijkheid open dat de rechtbank en in dit geval de militaire kamer de benadeelde partij niet-ontvankelijk in een vordering verklaart als de behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Hierbij dient onder meer te worden meegewogen of de verdediging redelijkerwijs voldoende in staat is geweest verweer tegen de vordering te voeren.
Aangezien de schadeposten naar het oordeel van de militaire kamer in voldoende mate op basis van de overlegde stukken kunnen worden beoordeeld, ziet zij in de omvang dan wel complexiteit geen aanleiding om de vordering als onevenredig belastend voor het strafproces te beschouwen.
Materiële schade
Niet betwist
Voor wat betreft de volgende schadeposten overweegt de militaire kamer dat deze niet inhoudelijk door de verdediging zijn betwist. Nu de schadeposten naar het oordeel van de militaire kamer verder voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen, is zij van oordeel dat de vordering voor wat betreft deze posten kan worden toegewezen:
- eigen risico personenauto: € 314,50;
- vervangend vervoer: € 1.056,70;
- ziekenhuisdaggeldvergoeding: € 30,00;
- afschrift medisch dossier: € 8,98.
Oorbel en bril
Voor wat betreft deze posten overweegt de militaire kamer dat [slachtoffer] bij het afleggen van haar verklaring d.d. 14 mei 2019 direct melding heeft gemaakt van haar missende oorbel en beschadigde bril (p. 60 procesdossier). Gelet op dit voorgaande – tegen ook de achtergrond van de grote impact van het ongeval – acht de militaire kamer aannemelijk dat deze schade door het ongeval is ontstaan en daarmee in rechtstreeks verband staat.
Nu verder bij de oorbel ook rekening is gehouden met afschrijving, de kosten voor wat betreft de bril zijn onderbouwd en tot slot uit de toelichting volgt dat deze kosten niet door de verzekeraar zijn vergoed, komen deze posten haar ook redelijk voor. Zij acht daarmee deze posten (ring: € 89,56 en bril € 759,37) toewijsbaar.
Ziekenhuisrekening en fysiotherapie
Met betrekking tot de fysiotherapie en de aanvullende ziekenhuisrekening overweegt de militaire kamer dat deze schadeposten zijn onderbouwd. Gelet op de toelichting in de vordering en ter terechtzitting acht de militaire kamer ook aannemelijk dat deze kosten – te meer nu het bij de fysiotherapie om meer dan veertig behandelingen gaat – niet door de verzekeraar zijn vergoed. Daarmee acht zij de bedragen van € 250,29 (fysiotherapie) en € 679,36 (ziekenhuisrekening) toewijsbaar.
Huishoudelijke hulp
Voor wat betreft de huishoudelijke hulp overweegt de militaire kamer dat de kosten in de periode van 4 mei 2019 tot 15 juni 2019 – direct aansluitend op het ongeval – zijn onderbouwd. Vervolgens volgt uit onder meer het schrijven van [naam] dat [slachtoffer] vanaf augustus 2019 nog elke week huishoudelijke hulp krijgt. Het tarief is vijftig USD per week. Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder ook de toelichting inzake de klachten van [slachtoffer] en de daartoe overgelegde medische stukken, acht de militaire kamer aannemelijk dat deze kosten in rechtstreeks verband staan tot het feit en noodzakelijkerwijs zijn gemaakt.
Op grond van de eerste factuur, het schrijven van [naam] en tot slot de toelichting ter zitting, acht de militaire kamer ook voldoende aannemelijk dat deze kosten tot op heden zijn gemaakt. Zij acht daarmee de bedragen van € 332,33 en € 2.964,96 toewijsbaar.
Portokosten
Met betrekking tot de portokosten overweegt de militaire kamer dat deze schade voldoende is onderbouwd. Verder volgt uit de toelichting ter terechtzitting dat het gaat om stukken die niet digitaal konden worden verzonden. Daarmee acht zij ook deze schade voldoende aannemelijk geworden. De schadepost van € 54,76 is toewijsbaar.
Buitengerechtelijke kosten
Met betrekking tot deze kosten overweegt de militaire kamer dat het gaat om rechtsbijstandskosten die direct verband houden met het procederen om een schadevergoeding te verkrijgen. Het opstellen en indienen van een vordering en het ter terechtzitting geven van een toelichting betreffen naar het oordeel van de militaire kamer proceskosten en geen schade die binnen deze procedure voor vergoeding in aanmerking komt. Voor zover gevorderd als schade, zal de militaire kamer bij het ontbreken van een rechtstreeks verband hiermee tot het feit zelf, de benadeelde niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Smartengeld
Voor wat betreft het smartengeld is van belang dat [slachtoffer] is gediagnosticeerd met een bloeduitstorting op haar borst en een whiplash. Er is sprake van een aantasting in de persoon (artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek).
Zij ondervindt hiervan tot op heden ook klachten, bestaande uit ernstige pijnklachten en stijfheid in haar nek en rechter schouder. Zij heeft tot 15 juli 2019 niet volledig kunnen werken en ondervindt nog altijd beperkingen in haar dagelijks leven. Met fysiotherapie zal verder aan haar herstel moeten worden gewerkt. Verder resteert een verharding in haar borst, welke mogelijk alsnog operatief dient te worden verwijderd.
Er is daarmee sprake van een heftig verkeersongeval met een lange medische nasleep, waarbij ook nog veel onzekerheden bestaan. Gelet op al het voorgaande – waarbij de militaire kamer voldoende aannemelijk acht dat daadwerkelijk sprake is van een whiplash – zal de militaire kamer het bedrag aan smartengeld, ook in vergelijking met bedragen die in soortgelijke zaken zijn toegekend, begroten op een bedrag van € 5.000,00.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de militaire kamer een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor wat betreft dit onderdeel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Concluderend
Naar het oordeel van de militaire kamer is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen tot een bedrag van € 11.540,81 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de militaire kamer aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten en wettelijke rente
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de rechtsbijstandskosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding in de onderhavige strafprocedure. Deze kosten, die toewijsbaar zijn op de voet van artikel 592a Sv, worden naar maatstaven van billijkheid gesteld op twee punten van het kantonliquidatietarief, en worden derhalve begroot op totaal € 720,00. Dit is de vergoeding die in zijn algemeenheid voor het opstellen van een vordering en het geven van een toelichting ter terechtzitting wordt voorgeschreven. Nog daargelaten dat de rechtsbijstandskosten niet nader zijn onderbouwd, ziet de militaire kamer in dit concrete geval ook geen aanleiding om van het voornoemde uitgangspunt af te wijken. Dit geldt ook voor de toekenning van nakosten (en de vermeerdering met de wettelijke rente op dit punt), waartoe zij evenmin zal overgaan.
Tot slot is de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar vanaf 4 mei 2019.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 6, 11, 36 en 163 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
militaire detentievoor de duur van
3 (drie) maanden.
En voorts:
  • ontzegt verdachte ten aanzien van het
  • bepaalt, dat de
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1 primair):
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 primair tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter) en mr. P.C. Quak, rechters,
en kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen,
griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 oktober 2020.
Zijnde mrs. Quak en Hoedeman buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Caribisch Gebied, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27QC/19-000021, gesloten op 28 juni 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Aanrijdingsrapport, p. 81 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 21 september 2020.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10-11 en het proces-verbaal van aanhouding, p. 13.
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 21 september 2020.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
6.Aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek, p. 36.
7.NFI-rapport, p. 49 t/m 51.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 59.
9.Aanrijdingsrapport, p. 81, het proces-verbaal van bevindingen, p. 10 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 21 september 2020.
10.Eigen waarneming van de militaire kamer ter terechtzitting d.d. 21 september 2020.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 21 september 2020.
12.Schriftelijk bescheiden van Bushroad Clinic, p. 76.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 59.
14.Physical Therapy Report d.d. 7 november 2019 (bijlage 5 van de vordering), de brief van [slachtoffer] d.d. 3 november 2019 (bijlage 8 van de vordering) en het schriftelijk bescheiden van de Bushroad Clinic d.d. 7 november 2019 (bijlage 9 van de vordering)