Op 1 oktober 2020 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man uit Epe, die werd beschuldigd van verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij seksuele handelingen zijn verricht. Echter, de rechtbank was onvoldoende overtuigd dat deze handelingen tegen de wil van het slachtoffer waren uitgevoerd, of dat de verdachte zich ervan bewust was dat de handelingen tegen de wil van het slachtoffer waren. Hierdoor heeft de rechtbank besloten de verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten.
De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een jeugddetentie van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak. Na beoordeling van het bewijs en de verklaringen van de betrokken partijen, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de handelingen niet als dwingend of bedreigend zijn ervaren door het slachtoffer, wat cruciaal was voor de uitspraak.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij mr. T.N. Ritzer als voorzitter fungeerde, samen met mr. D.S.M. Bak en mr. E.H.T. Rademaker. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van griffier mr. C. Aalders. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van de beoordeling van seksuele delicten en de vereisten voor bewijsvoering.