ECLI:NL:RBGEL:2020:513

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
NL18.13640
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot vaststelling van de legitieme portie in een nalatenschapskwestie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 29 januari 2020, hebben eisers, de kinderen van de overledenen, een vordering ingediend om de omvang van hun legitieme portie vast te stellen. De overledene, erflaatster, had in haar testament de eisers uitgesloten als erfgenamen en verweerders benoemd tot erfgenamen en executeurs. De eisers hebben een beroep gedaan op hun legitieme portie, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet hebben voldaan aan hun stelplicht om de omvang van de legitimaire massa te bewijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 januari 2020 zijn eisers en hun advocaat niet verschenen, en er zijn geen onderbouwende stukken ingediend. De rechtbank kan daardoor de legitieme portie niet vaststellen en wijst de vordering af. Tevens worden eisers veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van verweerders zijn begroot op € 1.377,00. De rechtbank merkt op dat de gebrekkige procesvoering geheel aan de advocate van eisers is toe te rekenen, en suggereert dat zij de proceskosten uit eigen middelen zou moeten betalen.

Uitspraak

vonnis

_________________________________________________________________ _

RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: NL18.13640
Vonnis van 29 januari 2020
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,wonende te [woonplaats],2. [eiser sub 2] ,wonende te [woonplaats],eisers,advocaat mr. M. Broersma te Putten,

tegen

1.[gedaagde sub 1] ,wonende te [woonplaats],2. [gedaagde sub 2] ,wonende te [woonplaats],verweerders,advocaat mr. J. Bisschop te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 19 november 2019
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 21 januari 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de kinderen van [namen ouders 1] .
2.2.
[erflater] is overleden op [datum overlijden] 2002. Met betrekking tot de verdeling van diens nalatenschap is op 24 augustus 2004 een akte van verdeling gepasseerd.
2.3.
[erflater] (hierna: erflaatster) is overleden op [datum overlijden] 2016. Zij heeft bij testament van 17 november 2003 over haar nalatenschap beschikt. Daarin heeft zij verweerders benoemd tot haar erfgenamen en tot executeurs en heeft zij eisers uitgesloten als erfgenamen.
2.4.
Eisers hebben een beroep gedaan op hun legitieme portie.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen – samengevat – dat de rechtbank de omvang van de legitieme portie van eisers vaststelt en verweerders veroordeelt dit bedrag, vermeerderd met rente, aan eisers te betalen, met veroordeling van verweerders in de proceskosten en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Verweerders voeren gemotiveerd verweer en concluderen dat de rechtbank de vorderingen zal afwijzen en zal bepalen dat de legitieme portie € 11.080,- bedraagt.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor zover de vorderingen van eisers als incidentele vorderingen gekwalificeerd moeten worden, is daarop al beslist bij het vonnis in het incident van 19 november 2019. Daarom dienen thans uitsluitend nog de hierboven onder 3.1 weergegeven vorderingen te worden beoordeeld en beslist.
4.2.
De legitieme portie van een legitimaris dient te worden berekend op basis van de legitieme massa. Artikel 4:65 Burgerlijk Wetboek (BW) formuleert het aldus:
‘De legitieme porties worden berekend over de waarde van de goederen der nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden, vermeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met c en f. Buiten beschouwing blijven giften waaruit schulden als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder i zijn ontstaan’.
4.3.
Ten einde de rechtbank in staat te stellen de legitieme portie te berekenen, zullen eisers dus moeten stellen en ingeval van betwisting bewijzen wat de omvang van de legitimaire massa is.
4.4.
Aan deze stelplicht die op hen rust, hebben eisers niet voldaan. De procesinleiding bevat immers geen enkele stelling ter zake, kennelijk omdat de omvang van de legitimaire massa aan eisers niet bekend is. Zij stellen immers onder meer:
‘ [eisers] c.s. wachten thans echter ondanks diverse rappels en telefoongesprekken op de volledige en nader informatie over de omvang van de legitieme portie’
en
‘Helaas ontbreken nog immer de essentiële onderbouwende stukken en antwoorden’.
4.5.
Op 9 januari 2020 heeft mr. Broersma in het elektronisch dossier van de griffier een nieuwe taak ‘indiening stukken’ gekregen met de volgende toelichting:
‘In verband met de mondelinge behandeling op verzoekt de rechter aan eisers tijdig een berekening van de legitieme portie in het geding te brengen, voor zover mogelijk onderbouwd door verificatoire bescheiden’.
4.6.
Mr. Broersma heeft geen berekening en evenmin nadere stukken in het geding gebracht.
4.7.
Bij de mondelinge behandeling zijn mr. Broersma en eisers niet verschenen.
4.8.
Bij gebreke van elke indicatie met betrekking tot de omvang van de legitimaire massa is de rechtbank niet in staat de omvang van de legitieme portie te bepalen. De daartoe strekkende vordering zal daarom worden afgewezen.
4.9.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben verweerders verzocht de omvang van de legitieme portie vast te stellen op een bedrag van € 11.080,-. Dit verzoek kan de rechtbank niet honoreren omdat, zoals is overwogen, de stelplicht op eisers rust en zij hun vordering op geen enkele wijze hebben onderbouwd. Die vordering kan niet worden toegewezen op basis van een stelling/verweer van verweerders, die, op zichzelf begrijpelijk, geen zelfstandige tegenvordering hebben ingesteld.
4.10.
Verweerders hebben tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk verklaard dat zij de nalatenschap zo snel mogelijk willen afwikkelen en dat zij bereid zijn het bedrag van € 11.080,- aan eisers te voldoen. De rechtbank geeft partijen in overweging met elkaar in overleg te treden teneinde de nalatenschap af te wikkelen.
4.11.
Eisers zullen worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van verweerders en tot aan dit vonnis begroot op:
griffierecht € 291,00
salaris advocaat
€ 1.086,00(2 punten, tarief II)
€ 1.377,00
4.12.
Zoals hierboven is weergegeven, hebben eisers gebrekkig geprocedeerd, als gevolg waarvan de vordering zal worden afgewezen. Dit valt naar het oordeel van de rechtbank geheel en al toe te rekenen aan de advocate van eisers. Zij heeft de belangen van eisers, die zij als hun advocate geacht wordt te behartigen, ernstig veronachtzaamd. Daarom zou het haar sieren als zij de proceskostenveroordeling uit eigen middelen voor haar rekening zou nemen, zodat deze niet ten laste van eisers komen.
In dit verband merkt de rechtbank op dat tot de wijziging van het burgerlijk procesrecht in 2002 artikel 58 (oud) Rv bepaalde: ‘De advokaten, procureurs en deurwaarders, die zich in hunne bedieningen te buiten mogten gaan, en alle diegenen, welke de belangen van het beheer dat hun is toevertrouwd verwaarlozen, zullen persoonlijk en uit hunne eigene beurs geheel of gedeeltelijk in de kosten verwezen mogen worden, en zelfs tot vergoeding van schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn, zonder die op hunne principalen te kunnen verhalen’. Artikel 245 lid 1 Rv, dat daarvoor in de plaats is gekomen, kent echter niet de mogelijkheid van een zogenaamd eigen beursje ten laste van degenen ‘welke de belangen van het beheer dat hun is toevertrouwd verwaarlozen’.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van verweerders en tot aan dit vonnis begroot op € 1.377,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2020.