ECLI:NL:RBGEL:2020:5099

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
C/05/372519 / FA RK 20-2048
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) met betrekking tot betrokkene

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 augustus 2020 een zorgmachtiging verleend voor de duur van twee maanden aan betrokkene, die lijdt aan een bipolaire I stoornis. De rechtbank heeft het verzoek tot zorgmachtiging toegewezen, nadat eerder de behandeling was aangehouden vanwege het ontbreken van een actuele medische verklaring. De advocaat van betrokkene voerde verweer aan, onder andere over het ontbreken van een correcte medische verklaring en het niet horen van betrokkene. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende pogingen waren gedaan om betrokkene te horen en dat de medische verklaring van 27 juli 2020 aanvaardbaar was voor de beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene ernstig nadeel ondervindt door haar psychische stoornis, wat leidt tot levensgevaar en andere ernstige schade. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, en heeft de duur van de zorgmachtiging beperkt tot twee maanden. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: [woonplaats]
Zaakgegevens: C/05/372519 / FA RK 20-2048
Datum mondelinge uitspraak: 6 augustus 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. D. Warnink te Kampen.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van deze rechtbank van 7 juli 2020;
  • de brief van mr. D. Warnink van 9 juli 2020;
  • de brief van mr. D. Warnink van 29 juli 2020;
  • het e-mailbericht van de officier van justitie van 5 augustus 2020, met bijlagen.
1.2.
De verdere mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 6 augustus 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
de advocaat van betrokkene;
mr. B.P.R. van Andel, als officier van justitie;
dhr. [naam 1] , als spv’er verbonden aan Kairos;
mw. [naam 2] , als geneesheer-directeur verbonden aan Pro Persona.
1.4.
De rechtbank heeft betrokkene opnieuw niet gehoord. Ondanks dat de rechtbank haar nogmaals heeft opgeroepen voor de mondelinge behandeling van deze zaak, heeft zij daarop niet gereageerd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat zij niet bereid was zich te doen horen.

2.Beoordeling

2.1.
Bij tussenbeschikking van 7 juli 2020 heeft deze rechtbank de zaak aangehouden tot een nader te bepalen zittingsdatum en de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om de rechtbank te voorzien van een aanvullende en actuele medische verklaring.
2.2.
De officier van justitie heeft op 5 augustus 2020 een medische verklaring van 27 juli 2020 en recente politiemutaties bij de rechtbank aangeleverd.
2.3.
Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het niet toegestaan betrokkene persoonlijk te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en andere aanwezigen een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Om die reden is besloten partijen via beeldbellen te horen.
2.4.
Uit de overgelegde stukken (waaronder de medische verklaring van 27 juli 2020) en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een bipolaire I stoornis.
2.5.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
levensgevaar;
ernstig lichamelijk letsel;
ernstige psychische schade;
ernstige materiële schade;
ernstige immateriële schade;
ernstige financiële schade;
maatschappelijke teloorgang;
ernstig verstoorde ontwikkeling;
het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
De advocaat stelt dat zijn verweer – allereerst ten aanzien van het ontbreken van een correcte medische verklaring – standhoudt. Ondanks dat er nu een medische verklaring is van 27 juli 2020, is er nog altijd geen sprake van een correcte beoordeling van het actuele toestandsbeeld van betrokkene. Dat dit een gevolg is van het gedrag van betrokkene, doet daar niets aan af. Zij is nog altijd niet recentelijk gehoord, waardoor de medische verklaring van 27 juli 2020 niet aan de wettelijke vereisten voldoet. Een medische verklaring als bedoeld in artikel 5:8 lid 1 ontbreekt derhalve. De advocaat verwijst hierbij ook naar een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2020:4116) en wel naar overweging 2.2.2., waarin staat:
De rechtbank overweegt dat indien opname in een accommodatie in de toekomst noodzakelijk is, tijdelijke verplichte zorg kan worden verleend als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz. Zo nodig, kan wijziging van de zorgmachtiging worden verzocht. Daarbij komt dat, voordat tot deze vorm van vrijheidsbeneming kan worden overgegaan een onafhankelijk psychiater de actuele gezondheidstoestand van betrokkene dient te beoordelen. Wanneer nu toestemming wordt gegeven om betrokkene op enig moment in de toekomst op te nemen zonder waarborg dat daaraan voorafgaand een beoordeling plaatsvindt door een onafhankelijk psychiater, wordt niet voldaan aan de eisen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelt. Opname in een accommodatie als vorm van verplichte zorg, wordt daarom afgewezen.
Ten aanzien van het correct oproepen van betrokkene, stelt de advocaat dat er nog geen gebruik gemaakt is van een deurwaarder die met een exploot bij betrokkene langs kan gaan. Er is daarom nog niet van alle juridische mogelijkheden gebruik gemaakt om betrokkene op te roepen.
Ten slotte stelt de advocaat dat de uitvoering van de zorgmachtiging pas mogelijk is als de zorgverantwoordelijke zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene. Aan artikel 8:9 lid 1 sub a Wvggz is in dit kader daarom niet voldaan. Ditzelfde geldt voor artikel 8:9 lid 1 sub b Wvggz, aangezien er geen overleg kan worden gevoerd met betrokkene.
Al met al stelt de advocaat dat het verzoek primair moet worden afgewezen. Subsidiair pleit de advocaat ervoor om een zogenoemde ‘tweetrapsraket’ toe te passen, waarbij eerst alleen de ‘lichtere’ vormen van verplichte zorg worden toegewezen. Mocht dat niet leiden tot het gewenste resultaat, dan kan eventueel nog om ‘het opnemen in een accommodatie’ en de daarmee verwante vormen van zorg worden verzocht.
2.8.
De spv’er heeft aangegeven dat er ook na de zitting van 7 juli 2020 van alles geprobeerd is om in contact te komen met betrokkene. Op 14 en 21 juli 2020 is er persoonlijk iemand bij betrokkene langsgegaan om een uitnodiging in de brievenbus te doen voor het onderzoek in verband met de medische verklaring. Ook tussendoor, op 17 juli 2020, is er iemand bij haar langs geweest. Verder is nog geprobeerd om via de coördinator van het wijkteam en de huisarts in contact te komen met betrokkene. Op 27 juli 2020 is er naar betrokkene gebeld en werd de telefoon opgenomen door een jongeman die vertelde haar zoon te zijn. Hij zei dat betrokkene een nieuw nummer had, waar ook twee keer naartoe is gebeld op 27 juli 2020 en twee keer op 28 juli 2020. Ook gisteren is er nog iemand langs geweest bij betrokkene.
2.9.
De geneesheer-directeur heeft te kennen gegeven dat de huidige medische verklaring van 27 juli 2020 geen beeld geeft van het huidige toestandsbeeld van betrokkene, maar dat er geen enkele twijfel hoeft te bestaan over de stoornis. Het ernstig nadeel is alleen lastig in te schatten. In ieder geval is er sprake geweest van een huurachterstand en zijn er zorgen over de zoon van betrokkene. Ook staat vast dat betrokkene nu al bijna vijf maanden geen medicatie meer heeft opgehaald via de apotheek. Als betrokkene al zolang geen medicatie meer heeft gehad, is de kans op een manie erg groot en komt het ernstig nadeel naar boven.
Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg is het van belang dat, naast de vormen die verzocht zijn ook ‘onderzoek aan kleding of lichaam’ en ‘onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen’ worden opgenomen in de zorgmachtiging. De vorige opname van betrokkene was namelijk mede een gevolg van het gebruik van middelen.
2.10.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat betrokkene recent nog voor overlast heeft gezorgd in de buurt. Zo heeft zij vermoedelijk op 24 juli 2020 een stuk ijzer in het slot van de deur van een buurtbewoner geplaatst en bij een andere woning ook een stuk ijzer in een garagedeur. Een dag later werd er een stukje van een stanleymes in een slot aangetroffen en ook op 28 juli 2020 is er een melding geweest, waarbij betrokkene zou hebben geschreeuwd toen zij werd aangesproken door een buurtbewoner nadat zij allerlei vuilniszakken buiten had gezet, naast de ondergrondse vuilcontainer.
2.11.
De rechtbank overweegt als volgt.
Beide oproepbrieven zijn (aangetekend) naar het BRP-adres van betrokkene gestuurd. Waar er eerst onduidelijkheid bestond over de vraag of betrokkene nog wel daar verbleef, is nu gebleken dat zij recent nog voor overlast heeft gezorgd in de buurt. Hieruit maakt de rechtbank op dat zij nog altijd verblijft op het adres, waar de oproepbrieven voor de mondelinge behandeling naartoe zijn gestuurd.
De advocaat heeft gesteld dat er nog altijd niet is voldaan aan het vereiste van artikel 5:8 lid 1 Wvggz en dat het verzoek mede daarom moet worden afgewezen. De rechtbank is op grond van de verklaring van de spv’er ter zitting en op grond van wat in de medische verklaring van 27 juli 2020 beschreven staat, van oordeel dat meer dan voldoende geprobeerd is om betrokkene persoonlijk te onderzoeken. Ook stelt de rechtbank vast dat de medische verklaring steunt op recente gegevens over betrokkene. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de medische verklaring aanvaardbaar is voor de te nemen beslissing. Er is gedaan wat redelijkerwijs van de psychiater en de spv’er (en zijn collega’s) verwacht kon worden om het vereiste onderzoek te doen plaatsvinden. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de advocaat op dit punt.
Ten slotte heeft de advocaat vraagtekens gezet bij de uitvoerbaarheid van de zorgmachtiging, nu de zorgverantwoordelijke (mw. [naam 3] ) niet bekend is met de actuele toestand van betrokkene en hij niet met betrokkene over het verlenen van verplichte zorg overleg kan voeren. De rechtbank is echter van oordeel dat de zorgverantwoordelijke zich op de hoogte kan stellen van de actuele toestand van betrokkene, door betrokkene te bezoeken, al dan niet met assistentie van de politie. Dan kan ook overleg tussen de zorgverantwoordelijke en betrokkene plaatsvinden over een voorgenomen beslissing tot het verlenen van verplichte zorg. De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer van de advocaat.
2.12.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Uit de medische verklaring van 27 juli 2020 blijkt dat betrokkene nu een aantal maanden geleden met haar medicatie is gestopt, gezien het feit dat zij haar laatste recept in maart 2020 heeft gekregen. Daarbij komt dat betrokkene een lange voorgeschiedenis heeft als het gaat om een oncoöperatieve houding. Ook in klinische setting is de samenwerking meerdere keren moeizaam gebleken. Verder is betrokkene rond het aflopen van de rechterlijke machtiging in april 2020 naar het buitenland vertrokken, waardoor een tijdige aanvraag van een zorgmachtiging niet mogelijk was. Om deze redenen is verplichte zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat de volgende vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg bestaan uit:
het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen, voor de maximale duur van 2 maanden;
het beperken van de bewegingsvrijheid, voor de maximale duur van 2 maanden en alleen in het geval van opname in een accommodatie;
insluiten, voor de maximale duur van 2 maanden en alleen in het geval van opname in een accommodatie;
onderzoek aan kleding of lichaam, voor de maximale duur van 2 maanden en alleen in het geval van opname in een accommodatie;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, voor de maximale duur van 2 maanden en alleen in het geval van opname in een accommodatie;
het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, voor de maximale duur van 2 maanden en alleen in het geval van opname in een accommodatie;
het opnemen in een accommodatie, voor de maximale duur van 2 maanden, met dien verstande dat eerst gekeken zal moeten worden of ambulante behandeling volstaat. Dit is ter beoordeling van de zorgverantwoordelijke, nadat deze betrokkene heeft bezocht.
‘Het toedienen van vocht en voeding’, ‘het uitoefenen van toezicht op betrokkene’, ‘het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen’ en ‘het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek’ wijst de rechtbank af, nu de noodzaak hiervan niet is aangetoond.
‘Onderzoek aan kleding of lichaam’ en ‘onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen’ wijst de rechtbank ambtshalve toe, nu de geneesheer-directeur hier ter zitting om heeft verzocht. Betrokkene is namelijk bekend met middelengebruik.
De rechtbank beperkt de duur van de zorgmachtiging tot twee maanden, zodat betrokkene, nadat zij is opgenomen of wanneer er sprake is van een ambulante behandelsamenwerking, alsnog gehoord kan worden over een eventueel volgend verzoek.
2.13.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.14.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.15.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van twee maanden, om welke reden de rechtbank zal beslissen als hierna vermeld.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.12. kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 5 oktober 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2020 door mr. S.W. Kuip, rechter, in tegenwoordigheid van S.C. Dijksterhuis, griffier, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 19 augustus 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.