ECLI:NL:RBGEL:2020:4965

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
C/05/369411 / HZ ZA 20-189
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake ontbinding van aannemingsovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], dat de rechtbank verklaart dat de overeenkomst van aanneming van werk met Brederdanbouw B.V. op 3 maart 2020 rechtsgeldig is ontbonden. De eisers stellen dat Brederdanbouw B.V. tekort is geschoten in de nakoming van de contractuele verplichtingen, met name door het onjuist aanleggen van leidingen en afvoeren, waardoor de opleverdatum van 1 april 2020 niet gehaald kan worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad tekortkomingen zijn in de uitvoering van de overeenkomst door Brederdanbouw B.V., die heeft erkend dat de leidingen niet correct zijn aangelegd. De rechtbank oordeelt dat de tekortkomingen zodanig zijn dat eisers gerechtigd zijn om de overeenkomst te ontbinden. De subsidiaire vordering tot vernietiging van de overeenkomst behoeft geen verdere beoordeling, nu de ontbinding is toegewezen. De zaak wordt aangehouden voor het nemen van een akte door eisers over de gevorderde schadevergoeding, waarna Brederdanbouw B.V. kan reageren. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/369411 / HZ ZA 20-189
Vonnis van 30 september 2020
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser 2]
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. A.M. Takkenberg te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BREDERDANBOUW B.V.,
gevestigd te Baak,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.H.P. van de Venne te Zutphen.
Partijen zullen hierna [eisers] en BrederdanbouW B.V. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de e-mail van 14 augustus van [eisers] met verklaring
  • de akte van 24 augustus 2020 van [eisers]
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 augustus 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Begin 2019 heeft [eisers] c.s aan architect [naam 1] (hierna: [naam 1]) van Woonsubliem opdracht gegeven een huis te tekenen. [naam 1] heeft BrederdanbouW B.V. voorgesteld als bouwer. [naam 2] (hierna: [naam 2]) is enig middellijk bestuurder en enig aandeelhouder van BrederdanbouW B.V.
2.2.
Op 10 juli 2019 hebben BrederdanbouW B.V. en [eisers] de offerte ondertekend voor het realiseren van een nieuwe houtskeletwoning voor een bedrag van € 219.408,60 inclusief btw. De kosten van de architect van € 10.000,00 inclusief btw zijn in mindering gebracht. De start van de bouw is gepland in november 2019. In de offerte is onder meer onder DIVERSE KOSTEN INBEGREPEN het volgende opgenomen:

De gehele woning wordt gebouwd (…) onder de voorwaarden van Bouwgarant.
De fundering bestaat uit Ps[polystyreen, rechtbank]
kisten en vloerisolatie, geen kruipruimte
(…)
De volgende onderdelen zijn niet in deze begroting opgenomen:
Boorpalen tbv de fundering
(…)
BrederdanbouW B.V. heeft toen toegezegd dat nog een formele aannemingsovereenkomst van Stichting Bouwgarant aan [eisers] zal worden toegestuurd.
2.3.
BrederdanbouW B.V. had aan een andere opdrachtgever al een garantie volgens de Nieuwbouwgarantieregeling van Bouwgarant verstrekt met als gevolg dat niet gelijktijdig aan [eisers] deze garantie verstrekt kon worden.
2.4.
Op 4 juli 2019 heeft [eisers] het sonderingsrapport aan BrederdanbouW B.V. gestuurd. [naam 2] heeft het sonderingsrapport pas eind september 2019 doorgestuurd naar de funderingsspecialist. Omdat het rapport op 1 oktober 2019 is verlopen, is een nieuw rapport opgesteld.
2.5.
Bij e-mailbericht van 31 oktober 2019 heeft [naam 2] [eisers] onder meer het volgende geschreven:

We hebben het rapport van de constructeur binnen en weten welke boorpalen we moeten gebruiken.
We zijn naarstig op zoek naar een bedrijf dat ze op korte termijn kan plaatsen. (…) De bouwmaten worden volgende week uitgezet en op 14 november wordt het grondwerk uitgevoerd.
Kunnen jullie op korte termijn aankomen voor een uitgebreider overleg / bijpraten? (…)
2.6.
Op 5 november 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [eisers], [naam 2] en [naam 3], werkvoorbereider bij BrederdanbouW B.V. In het door [eisers] opgestelde verslag van dit gesprek (productie 9 van [eisers]) is onder meer het volgende opgenomen:

Wij zouden graag zien dat [naam 2] binnen 2 weken een overeenkomst maakt conform de normen en voorwaarden van Bouwgarant en die ons ter inzage en na goedkeuring voor ondertekening voorlegt. Dit ter vervanging van de garantie van Bouwgarant. (…) In onze “aannemingsovereenkomst” missen we 2 zaken: dat [naam 2] bouwt conform UAV en dat de prijs vast is tot einde werk. (…)
Tevens is aan de orde geweest de warmtepomp, een afspraak voor een gesprek met de installatieadviseur, de doorvoerbuis ten behoeve van de afzuigkap, de meterkastplaat en doorvoerbochten, planning van de bouw, het feit dat de opdracht van het casco van de houtskeletwoning bij Friesland is weggehaald en is gegaan naar “De groene werkplaats” te Zutphen.
2.7.
Op vrijdag 8 november 2019 heeft [eisers] per e-mail (productie 10 van [eisers].) via [naam 3] van BrederdanbouW B.V. de meerwerkopgave voor de palenfundering voor een bedrag van € 12.179,75 exclusief btw ontvangen met het verzoek voor maandag te reageren. Indien Pasman c.s. niet akkoord gaat, is BrederdanbouW B.V. genoodzaakt de principe-opdracht bij de onderaannemer in te trekken waardoor er waarschijnlijk pas in het nieuwe jaar geboord kan worden.
2.8.
[eiser 2] heeft bij e-mail van 9 november 2019 (productie 11 van [eisers]) aan [naam 3] onder meer geschreven:
“(…) zijn wij een lang weekend afwezig. (Vr8t/m ma 11 nov) [eiser 1] had dit ook al in een eerdere mail vermeld. Zoals door jou toen toegezegd zou je nog dezelfde avond of anders uiterlijk de volgende ochtend (donderdag) een open begroting mailen. (…)
In verband met onze afwezigheid zijn wij niet eerder dan woensdagmorgen in staat om de begroting goed te bekijken en te beoordelen. (…)
Over het betalen van meerwerk is in de aannemingsovereenkomst geen enkele afspraak gemaakt. Met een 100% vooruitbetaling gaan we niet akkoord. Graag een passend voorstel.”
Na een e-mail van [naam 2] is [eiser 2] bij e-mail van 10 november (productie 12 van [eisers]) akkoord gegaan met betaling van een bedrag van € 8.200,00 volgens de betalingsvoorwaarden van Bouwgarant.
Op 11 november 2019 heeft [naam 2] aan [eisers] 25% van het totaalbedrag van € 13.083,73 inclusief btw in rekening gebracht.
2.9.
De werkzaamheden van de bouw zijn medio november 2019 gestart.
2.10.
Bij e-mail van 21 november 2019 heeft [eiser 2] aan [naam 3] gevraagd om een document waarop staat dat de eigendom van het casco van de houtskeletwoning toebehoort aan [eisers]
2.11.
BrederdanbouW B.V. heeft [eisers] op 3 december 2019 een Overeenkomst van aanneming van werk (productie b van BrederdanbouW B.V.) gestuurd met als opleverdatum 1 april 2019. Op 12 december 2019 heeft [eisers] deze overeenkomst met wijzigingen (productie d van BrederdanbouW B.V.) geretourneerd en het jaartal van de opleverdatum gecorrigeerd in 2020. Vervolgens heeft BrederdanbouW B.V. in deze versie de bepaling dat bouwstoffen voor bestelling door de opdrachtgever gekeurd en gewaarmerkt moeten worden, geschrapt en de datum van oplevering gewijzigd in 1 mei 2020 (productie e van BrederdanbouW B.V.).
2.12.
Bij brief van 13 december 2019 (productie 16 van [eisers]) heeft [eisers] aan [naam 2] met een kopie aan [naam 3] onder meer het volgende geschreven:

Hierbij bevestigen wij schriftelijk, hetgeen wij gisteren d.d. 12-12-2019 op de bouwkavel hebben geconstateerd en dezelfde avond telefonisch aan jou hebben gemeld.
De afvoerbuizen voor het afvalwater zijn door jou in de funderingsvloer gemonteerd op 4 december waarna op 5 december het beton is gestort.
Vanaf woensdag 11 december is gestart met de montage van de hout skeletbouw (…)
Wij hebben helaas zelf moeten constateren dat de door jou vooraf ingestorte rioolaansluitingen niet op de juiste locaties zijn gemonteerd. De verkeerd geplaatste rioolbuizen steken op enkele plaatsen dusdanig ongelukkig uit de vloer, dat de wandenbouwer de betreffende wanden deels heeft vernield om de wanden alsnog te kunnen plaatsen.
Zoals gisteravond telefonisch door jou toegezegd ga je dit allemaal op deugdelijke wijze herstellen. Een deugdelijke wijze is volgens ons om de vloer eruit te hakken en de riolering opnieuw aan te brengen op de juiste positie.
Tevens ontbreken er rioolpunten, die op tekening van Woonsubliem wel zijn aangegeven. (…)
Ook is de doorvoerbuis van de aan- en afvoerleidingen van de warmtepomp niet aanwezig in de fundatievloer.
(…)
Graag ontvangen wij binnen één week na dagtekening van vandaag een voorstel hoe e.e.a. opgelost wordt inclusief het tijdsbestek waarbinnen dit herstel gaat plaatsvinden. Bovengenoemde herstelwerkzaamheden mogen geen vertraging van de bouw veroorzaken.”
2.13.
Nadat rond 23 december 2019 [naam 2] met [eisers] door de woning heeft gelopen en geïnventariseerd heeft wat er verkeerd zit, heeft [naam 2] aan [eisers] bij e-mail van 3 januari 2020 (productie 17 van [eisers]) laten weten dat hij voorlopig geen gesprek met hen aangaat en dat alle communicatie voortaan via [naam 3] zal lopen. Als bijlage heeft hij een factuur meegestuurd van een nog openstaand bedrag van € 1.653,76 van de factuur inzake de boorpalen.
2.14.
[eisers] heeft dezelfde dag per e-mail aan [naam 2] laten weten niet akkoord te gaan met communicatie alleen via [naam 3] en hij herhaalt dat ze een gesprek met [naam 2] willen en binnen drie dagen een schriftelijk plan van aanpak willen ontvangen wat betreft het verwijderen en omleggen van de verkeerd geplaatste afvoeren/leidingen. De e-mail eindigt met de vraag naar data waarop een gesprek kan plaatsvinden en sluit af met: “
Ons geduld is op, als je niet bereid bent tot een gesprek gaan we andere stappen overwegen.”
2.15.
BrederdanbouW B.V. heeft Bouwend Nederland, vereniging van bouw- en infrabedrijven, ingeschakeld. Van deze vereniging heeft [naam 4] namens BrederdanbouW B.V. op 8 januari 2020 (productie 18 van [eisers]) [eisers] gesommeerd om binnen 17 dagen na dagtekening zorg te dragen voor betaling van het restant van de meerwerkfactuur.
2.16.
[eisers] heeft aan [naam 4] in reactie op de e-mail van 8 januari 2020 laten weten dat het volledige bedrag van de meerwerkfactuur op 11 november (€ 3.270,93 inclusief btw) en op 25 november 2019 (€ 9.812,81 inclusief btw) is betaald. Totaal € 13.083,74, het bedrag dat met [naam 2] is overeengekomen.
2.17.
Bij brief van 14 januari 2020 (productie 19 van [eisers]) heeft mr. M. Bouma namens [eisers] BrederdanbouW B.V. gesommeerd om binnen drie werkdagen de bouwwerkzaamheden te hervatten zodat de woning uiterlijk 1 april 2020 deugdelijk kan worden opgeleverd; om binnen twee weken de toegezegde herstelwerkzaamheden omtrent afvoeren/leidingen uit te voeren conform de overeenkomst; binnen twee weken de eigendomsoverdracht van de houtskeletbouw met [eisers] vast te leggen; binnen drie weken na heden een creditfactuur te sturen voor 50% van € 826,88 en binnen drie werkdagen na heden de tweede aanneemovereenkomst ondertekend retour te zenden. Tevens is BrederdanbouW B.V. namens [eisers] aansprakelijk gesteld voor alle schade die [eisers] als gevolg hiervan lijden en nog zullen lijden.
2.18.
Namens BrederdanbouW B.V. heeft [naam 6] van Bouwend Nederland bij brief van 17 januari 2020 het standpunt ingenomen dat alleen het verzoek tot ondertekend retour zenden van de overeenkomst kan worden gehonoreerd en dat de overige verzoeken juridische grondslag ontberen.
2.19.
Bij brief van 23 januari 2020 heeft mr. Bouma hierop geantwoord dat [eisers] niet kan instemmen met de voorgestelde wijzigingen van de overeenkomst en heeft onder meer opgemerkt dat ondanks schriftelijke toezegging van BrederdanbouW B.V. dat de herstelwerkzaamheden voor het leidingwerk in de tweede week van januari 2020 zou worden verricht, dit niet is gebeurd.
2.20.
Op 28 januari 2020 heeft [naam 6] hierop als volgt gereageerd:

Het is juist dat een datum 1 april 2020 is overeengekomen. Alleen doordat er omstandigheden zich hebben voorgedaan, die uitsluitend toe te rekenen zijn aan uw cliënten, is het redelijk dat de termijn wordt aangepast voor de duur van maand. Omdat de overeenkomst nog ondertekend moest worden, heeft ons lid de datum veranderd in en gesteld op 1 mei 2020. Hoe dan ook kan het vanwege dezelfde omstandigheden niet van BdB worden gevergd dat het aangenomen werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd. (…)
Dat het totale meerwerkbedrag hoger is geworden dan (wellicht) verwacht, die teleurstelling is op zichzelf wel te begrijpen, maar die was tegen de achtergrond van het voorgaande te verwachten en die leidt er dus niet toe dat uw cliënten daardoor ontslagen zijn van het via de factuur van 3 januari 2020 in rekening gebrachte meerwerkbedrag van 1653,76 (…)
2.21.
Na nog enige correspondentie over en weer hebben [naam 2] en [eisers] een gesprek gevoerd op 18 februari 2020 met als doel de neuzen dezelfde kant op te krijgen, de werkzaamheden weer te hervatten en de communicatie beter te laten verlopen. Afgesproken wordt iedere twee weken de stand van zaken met elkaar door te nemen.
2.22.
Bij brief van 3 maart 2020 heeft mr. Bouma namens [eisers] de overeenkomst met BrederdanbouW B.V. buitengerechtelijk ontbonden. Door de mededeling van [naam 2] namens BrederdanbouW B.V. dat de opleverdatum van 1 april 2020 niet wordt gehaald, verkeert BrederdanbouW B.V. in verzuim en is sprake van een tekortkoming. Met verwijzing naar de brief van 10 januari 2020 wordt BrederdanbouW B.V. aansprakelijk gesteld voor alle schade, bestaande uit herstelkosten van niet goed uitgevoerde werkzaamheden, vertragingsschade en hogere kosten van de nieuwe aannemer.
2.23.
Bij brief van 11 maart 2020heeft [naam 6] betwist dat [eisers] bevoegd was tot ontbinding van de overeenkomst. De brief van 3 maart 2020 is op te vatten als een opzegging in de zin van artikel 7:764 BW. Deze opzegging wordt gerespecteerd en BrederdanbouW B.V. heeft de werkzaamheden direct beëindigd. Er wordt uiterlijk 13 maart 2020 akkoord gevraagd voor een financieel afwikkelingsvoorstel van € 23.055,22.
2.24.
Op 25 maart 2020 is tot verzekering van verhaal van een bedrag van € 89.366,46 ten laste van BrederdanbouW B.V. conservatoir beslag gelegd onder derden en op roerende zaken van BrederdanbouW B.V.

3.De vordering in conventie

3.1.
[eisers] vordert - na wijziging eis - dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
primair
I. verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen [eisers] en BrederdanbouW B.V. op 3 maart 2020 rechtsgeldig is ontbonden;
II. verklaart voor recht dat BrederdanbouW B.V. is tekortgekomen in de nakoming van de contractuele verbintenissen jegens [eisers] en om die reden gehouden is de schade van [eisers] aan [eisers] te vergoeden;
III. BrederdanbouW B.V. veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eisers] (terug) te betalen een bedrag van € 10.970,43 en een bedrag van € 1.653,00, althans een door uw rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag;
IV. BrederdanbouW B.V. veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eisers] te betalen een schadevergoeding van € 84.674,61, althans een door uw rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag;
V. BrederdanbouW B.V. veroordeelt tot vergoeding van de schade die het gevolg is van het feit dat de fundering door Bdb niet correct is aangebracht, welke schade nader begroot zal worden, althans welke schade dient te worden opgemaakt bij staat;
Vl. BrederdanbouW B.V. veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eisers] te betalen de kosten van de conservatoire beslagen voor een bedrag van € 856,62, althans een door uw rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag;
VII. BrederdanbouW B.V. veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eisers] te betalen de buitengerechtelijke kosten, ten bedrage van € 1.471,00, althans een door uw rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag;
VIII. bepaalt dat BrederdanbouW B.V. de wettelijke rente verschuldigd is over de onder sub III tot en met sub VII genoemde bedragen met ingang van 3 maart 2020, althans met ingang van een door uw rechtbank in redelijkheid van te stellen datum;
IX. BrederdanbouW B.V. veroordeelt in de kosten van deze procedure.
subsidiair
1. de overeenkomst van aanneming van werk tussen [eisers] en BrederdanbouW B.V. vernietigt;
II. verklaart voor recht dat BrederdanbouW B.V. onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] en om die reden gehouden is de schade van [eisers] aan [eisers] te vergoeden;
III. BrederdanbouW B.V. veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eisers] (terug) te betalen een bedrag van € 10.970,43, en een bedrag van € 1.653,00, althans een door uw rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag;
IV. BrederdanbouW B.V. veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eisers] te betalen een schadevergoeding van € 84.674,61, althans een door uw
rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag;
V. BrederdanbouW B.V. veroordeelt tot vergoeding van de schade die het gevolg is van het feit dat de fundering door BrederdanbouW B.V. niet correct is aangebracht, welke schade nader begroot zal worden, althans welke schade dient te worden opgemaakt bij staat;
VI. BrederdanbouW B.V. veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eisers] te betalen de kosten van de conservatoire beslagen voor een bedrag van € 856,62, althans een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag;
VII. BrederdanbouW B.V. veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eisers] te betalen de buitengerechtelijke kosten, ten bedrage van € 1.471,00, althans een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag;
VIII. bepaalt dat BrederdanbouW B.V. de wettelijke rente verschuldigd is over de onder sub III tot en met sub VII genoemde bedragen met ingang van de datum van dagvaarding, althans met ingang van de datum van het vonnis van uw rechtbank, althans met ingang van een door de rechtbank in redelijkheid van te stellen datum;
IX. BrederdanbouW B.V. veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eisers] legt tegen de achtergrond van de vaststaande feiten navolgende stellingen aan zijn vorderingen ten grondslag.
Vaststaat dat afvoeren en leidingen op de verkeerde plaats zijn aangelegd. Er is een redelijke termijn gesteld voor een schriftelijk herstelplan, maar er is niet tijdig aan de sommatie voldaan. Daarom verkeert BrederdanbouW B.V. vanaf 20 december 2019 in verzuim.
BrederdanbouW B.V. heeft de werkzaamheden niet uiterlijk op 17 januari 2020 hervat, ondanks sommatie bij brief van 14 januari 2020. Feitelijk zijn de werkzaamheden op 6 januari 2020 gestaakt. Het gevolg hiervan is dat de opleverdatum van 1 april 2020 onhaalbaar was geworden. BrederdanbouW B.V. was daarom ten aanzien hiervan in verzuim vanaf 17 januari 2020.
Uit het gesprek van 18 februari 2020 blijkt dat het blijvend onmogelijk was om de houtskeletwoning op 1 april 2020 op te leveren. Daarmee raakte BrederdanbouW B.V. ten aanzien van deze verplichting vanaf 18 februari 2020 in verzuim.
BrederdanbouW B.V. heeft ondanks toezegging daarvan na 24 februari 2020 de werkzaamheden niet hervat, zodat sprake is van verzuim vanaf 24 februari 2020.
De verschillende tekortkomingen rechtvaardigen de ontbinding. Gevolg van de buitengerechtelijke ontbinding is dat partijen gehouden zijn tot ongedaanmaking van de reeds verrichte prestaties en bevrijd zijn van toekomstige verplichtingen over en weer. De reeds uitgevoerde werkzaamheden kunnen naar hun aard niet ongedaan gemaakt worden. In de plaats hiervan komt een vergoeding. Hiervoor heeft [eisers] reeds 40% van de aanneemsom betaald, terwijl slechts 35% is afgerond, die bovendien niet naar behoren is uitgevoerd. Voor zover de schadeposten begroot kunnen worden bedraagt de schade totaal € 84.674,61. Wat betreft de fundering wordt schadevergoeding op te maken bij staat gevorderd.

4.Het verweer in conventie

4.1.
BrederdanbouW B.V. concludeert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het gevorderde afwijst, althans [eisers] niet-ontvankelijk verklaart, met veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente indien en voor zover het bedrag van de proceskosten niet is betaald vanaf de achtste dag na de datum van betekening van het te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
4.2.
BrederdanbouW B.V. voert de volgende verweren.
Over de inhoud van de tussen partijen geldende overeenkomst zijn partijen het eens als de opleverdatum wordt bepaald op 1 april 2020. Op deze overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor Aanneming van werk 2013 (hierna: AVA 2013) van toepassing verklaard. [eisers] heeft als wijziging tevens de UAV 2012 van toepassing verklaard. BrederdanbouW B.V. heeft deze wijziging aanvaard. [eisers] raakte op 14 januari 2020 in verzuim door opschorting van zijn betalingsverplichting. [eisers] had geen opeisbare vordering op BrederdanbouW B.V. om het werk binnen de door [eisers] genoemde termijn te hervatten. De vrees dat BrederdanbouW B.V. het werk niet tijdig zou hebben voltooid is niet objectief gerechtvaardigd. Wat betreft de afvoeren die op de verkeerde plaats zitten heeft BrederdanbouW B.V. toegezegd dat zij dit op haar kosten zal herstellen. Bij de gevorderde vastlegging van de eigendomsoverdracht had [eisers] op 14 januari 2020 geen belang meer. Door plaatsing van de houtskeletwoning is hij eigenaar geworden. [eisers] had geen recht op creditering van de meerwerkfactuur. Hij heeft het protest laten varen. Aldus had [eisers] op 14 januari 2020 geen opeisbare vorderingen op BrederdanbouW B.V. en heeft hij zich ten onrechte op opschorting beroepen. Hierdoor raakte [eisers] in verzuim. Op dat moment had BrederdanbouW B.V. werk voor [eisers] verricht waarvoor [eisers] nog niet betaalde. Op grond van artikel 6:61 lid 2 BW kan zolang [eisers] in verzuim is, BrederdanbouW B.V. niet in verzuim geraken. [eisers] was dus niet bevoegd om te overeenkomst te ontbinden.
De datum van 1 april 2020 is geen fatale opleverdatum. Op grond van de inhoud van de overeenkomst en de aard van de verbintenis en de omstandigheden van het geval is de conclusie dat de termijn geen ingebrekestellende kracht heeft. Artikel 10 AVA 2013 geeft een regeling voor verlenging van de termijn voor oplevering. Bovendien heeft [eisers] zich tijdens het gesprek op 18 februari 2020 niet uitgelaten over de consequenties van het niet halen van de opleverdatum, terwijl duidelijk was dat BrederdanbouW B.V. niet eerder dan 1 mei 2020 zou kunnen opleveren. Het beroep op termijnverlenging is gerechtvaardigd met als gevolg dat het fatale karakter van 1 april 2020 als opleverdatum is komen te vervallen. De tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding niet.
De werkzaamheden konden niet op 24 februari 2020 worden hervat, zoals afgesproken, omdat Dakspecialist PK in verband met de harde wind werken op het schuine dak niet veilig vond. BrederdanbouW B.V. is overvallen door de ontbinding op 3 maart 2020.
Voor vernietiging van de overeenkomst bestaat geen grond. [eisers] wist dat niet gebouwd kon worden onder Bouwgarant, maar heeft nadien gekozen voor het sluiten van een aangepaste overeenkomst met BrederdanbouW B.V.
BrederdanbouW B.V. voert verweer tegen de gestelde schadeposten met uitzondering van de kosten voor herstel van de afvoeren en één maand extra huur.

5.De vordering in reconventie

5.1.
BrederdanbouW B.V. vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eisers] veroordeelt om aan BrederdanbouW B.V. een bedrag van € 23.055,22 te betalen, verminderd met de bedragen die BrederdanbouW B.V. nog aan [eisers] verschuldigd mocht zijn en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2020, alsmede [eisers] veroordeelt in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente indien en voor zover het bedrag van de proceskosten niet is betaald vanaf de achtste dag na de datum van betekening van het te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
5.2.
BrederdanbouW B.V. legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat sprake is van opzegging in de zin van artikel 7:764 BW. Het gevorderde bedrag van € 23.055,22 is het verschil tussen het door [eisers] betaalde bedrag (€ 87.771,71) en het bedrag dat [eisers] verschuldigd is (€ 110.826,93). Dit bedrag moet verminderd worden met de bedragen die [eisers] nog van BrederdanbouW B.V. heeft te vorderen en vermeerderd met de kosten van de voor [eisers] bestelde dakpannen.

6.Het verweer in reconventie

6.1.
[eisers] concludeert dat de rechtbank de vorderingen van BrederdanbouW B.V. zal afwijzen als ongegrond, met veroordeling van BrederdanbouW B.V. in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
6.2.
[eisers] heeft op 14 januari 2020 zijn betalingsverplichting van € 1.653,76 opgeschort voor het geval de meerwerkfactuur toch verschuldigd blijkt te zijn. De voorwaarde is nooit ingetreden. Daarbij komt dat op 14 januari 2020 de meerwerkfactuur niet opeisbaar was, zodat het verzuim niet intreedt. [eisers] betwist dat uit het verslag van het gesprek van 18 februari 2020 blijkt dat hij het verzet tegen de meerwerkfactuur heeft opgegeven.
[eisers] voert aan dat BrederdanbouW B.V. al vanaf de Kerstvakantie zonder geldige reden geen werkzaamheden meer had verricht bij [eisers], zodat vanaf begin 2020 BrederdanbouW B.V. tekort schoot in haar verplichtingen. Door het niet verstrekken van het eigendomsbewijs was BrederdanbouW B.V. al vanaf 8 januari 2020 in gebreke.
De toepasselijkheid van de algemene voorwaarden is niet overeengekomen. Alleen de offerte is ondertekend. Er is dus terecht ontbonden, zodat de vordering in reconventie moet worden afgewezen.
BrederdanbouW B.V. heeft het gevorderde bedrag niet onderbouwd. [eisers] heeft nooit een open begroting van BrederdanbouW B.V. ontvangen. Op basis van een eigen calculatie worden een aantal posten betwist. Dat dakpannen voor de woning van [eisers] zijn besteld door BrederdanbouW B.V. wordt eveneens betwist. Conclusie: [eisers] heeft al meer betaald dan hetgeen BrederdanbouW B.V. aan werkzaamheden heeft uitgevoerd.

7.De beoordeling

in conventie

7.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [eisers] de overeenkomst van aanneming van werk met BrederdanbouW B.V. mag ontbinden en recht heeft op vergoeding van zijn schade.
Wat is de inhoud van de overeenkomst tussen partijen?
7.2.
Partijen zijn het erover eens dat de op 10 juli 2019 ondertekende offerte het uitgangspunt is voor wat tussen hen is afgesproken. In de offerte is opgenomen dat de gehele woning wordt gebouwd onder de voorwaarden van Bouwgarant. BrederdanbouW B.V. kon echter op dat moment niet onder Bouwgarant bouwen, omdat de bouw van een eerdere woning die hij onder Bouwgarant bouwde nog niet was afgerond. BrederdanbouW B.V. erkent dat het feit dat hij niet op de hoogte was van de regel dat een voorgaande bouw volledig moet zijn afgerond voordat een nieuwe aanvraag in behandeling kan worden genomen, voor zijn rekening komt.
7.3.
Voor [eisers] vormde dit de aanleiding om BrederdanbouW B.V. te vragen een overeenkomst van aanneming van werk op te stellen met garanties vergelijkbaar aan Bouwgarant. Op 3 december 2019 heeft BrederdanbouW B.V. een met Bouwgarant vergelijkbare overeenkomst van aanneming van werk aan [eisers] gestuurd. [eisers] heeft deze overeenkomst op 12 december 2019 met een aantal wijzigingen teruggestuurd aan BrederdanbouW B.V. en in de brief van 14 januari 2020 is BrederdanbouW B.V. namens [eisers] gesommeerd deze versie van de overeenkomst ondertekend retour te zenden. BrederdanbouW B.V. heeft in deze versie de bepaling dat bouwstoffen voor bestelling door de opdrachtgever gekeurd en gewaarmerkt moeten worden geschrapt en de datum van oplevering gewijzigd in 1 mei 2020. De overige door [eisers] aangebrachte wijzigingen heeft BrederdanbouW B.V. geaccepteerd. Deze aldus gewijzigde versie van de overeenkomst heeft BrederdanbouW B.V. geparafeerd naar [eisers] teruggestuurd. Deze overeenkomst heeft [eisers] geweigerd om te ondertekenen omdat 1 mei 2020 als datum van oplevering niet is afgesproken.
7.4.
De stelling van [eisers] dat alleen de offerte tussen partijen geldt omdat er geen door beide partijen ondertekende overeenkomst van aanneming van werk is, is onjuist. Er geldt geen schriftelijkheidvereiste voor de overeenkomst van aanneming. Het was [eisers] met name te doen om de garanties die in de overeenkomst van Bouwgarant zijn opgenomen. Daarom heeft BrederdanbouW B.V. het Bouwgarantcontract als basis voor de overeenkomst gebruikt met dien verstande dat de daarin opgenomen garanties voor BrederdanbouW B.V. gelden. Op de overeenkomst zijn de AVA 2013, herzien in 2014, van toepassing. Tevens heeft [eisers] aanvullend de UAV 2012 opgenomen, waarmee BrederdanbouW B.V. akkoord is gegaan. Mondeling is tussen partijen overeengekomen dat de opleverdatum 1 april 2020 is. BrederdanbouW B.V. heeft zelf in de eerste versie als datum 1 april 2019 opgenomen, wat duidelijk een verschrijving is, die [eisers] heeft gecorrigeerd in 1 april 2020. Het was voor BrederdanbouW B.V. evident dat de datum van 1 mei 2020 niet akkoord was, zodat de datum van 1 april 2020 tussen partijen geldt. Met de overige door [eisers] aangebrachte wijzigingen is BrederdanbouW B.V. akkoord gegaan, zodat deze onderdeel van de overeenkomst uitmaken. Alleen de bepaling over de bouwstoffen is niet overeengekomen.
Is sprake van tekortkomingen van BrederdanbouW B.V.?
7.5.
[eisers] neemt het standpunt in dat BrederdanbouW B.V. op verschillende punten haar verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen en dat het daarom gerechtvaardigd is om de overeenkomst te ontbinden. De tekortkomingen betreffen de volgende zaken.
7.5.1.
BrederdanbouW B.V. heeft leidingen en afvoeren onjuist aangebracht. Als gevolg van de onjuiste plaatsing is bij de montage van de wanden van de houtskeletwoning beschadiging van de wanden opgetreden. Bij brief van 13 december 2019 (zie 2.12) heeft [eisers] de gebreken uiteengezet en BrederdanbouW B.V. verzocht om binnen een week na dagtekening aan [eisers] een voorstel voor herstel en de tijdsplanning van het herstel te sturen, een en ander op kosten van de aannemer. De herstelwerkzaamheden mogen geen vertraging van de bouw veroorzaken, aldus [eisers] [naam 2] van BrederdanbouW B.V. heeft vlak voor Kerst met [eisers] rondgelopen op de bouw en geïnventariseerd wat er verkeerd zat, maar geen herstelplan op schrift gesteld. Daarom is BrederdanbouW B.V. volgens [eisers] in verzuim vanaf 20 december 2019. Bij e-mail van 3 januari 2020 heeft [eisers] geschreven dat ze graag binnen drie dagen alsnog het schriftelijk plan ontvangen. Bij brief van 14 januari 2020 is BrederdanbouW B.V. namens [eisers] gesommeerd om binnen twee weken de toegezegde herstelwerkzaamheden alsnog uit te voeren. BrederdanbouW B.V. heeft feitelijk de werkzaamheden vanaf 6 januari 2020 zonder enige rechtsgrond gestaakt, aldus [eisers] In deze brief is tevens gesommeerd om de eigendomsoverdracht van de houtskeletbouw woning vast te leggen en een creditfactuur voor een bedrag van € 826,88 te sturen.
7.5.2.
Verder heeft BrederdanbouW B.V. het blijvend onmogelijk gemaakt om binnen de overeengekomen datum van 1 april 2020 op te leveren. [naam 2] heeft in het gesprek tussen [naam 2] en [eisers] op 18 februari 2020 expliciet uitgesproken dat oplevering op 1 april 2020 onmogelijk is. Daardoor verkeert BrederdanbouW B.V. vanaf 18 februari 2020 in verzuim wat betreft de opleveringsdatum.
7.5.3.
Tot slot heeft BrederdanbouW B.V. verzuimd om de werkzaamheden te hervatten met ingang van 24 februari 2020, terwijl zij op 18 februari 2020 onvoorwaardelijk heeft toegezegd dit te zullen doen.
7.5.4.
In de brief van 14 januari 2020 heeft [eisers] BrederdanbouW B.V. gesommeerd om binnen drie werkdagen de bouwwerkzaamheden op te pakken en voort te zetten, de toegezegde herstelwerkzaamheden aan de afvoeren/leidingen binnen twee weken alsnog uit te voeren, de eigendomsoverdracht van de houtskeletbouw woning vast te leggen en een creditfactuur te sturen binnen drie weken.
7.6.
BrederdanbouW B.V. heeft betwist dat [eisers] bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden. [eisers] had op 14 januari 2020 geen opeisbare vordering op BrederdanbouW B.V. om binnen drie werkdagen de bouwwerkzaamheden te hervatten, zodat [eisers] zijn betalingsverplichting van een deel van de meerwerkfactuur op dat moment niet kon opschorten. [eisers] kwam daarmee zelf in verzuim. Dat heeft op grond van artikel 6:61 lid 2 BW tot gevolg dat geen sprake is van verzuim van BrederdanbouW B.V. en dan kan [eisers] niet ontbinden.
7.7.
Wat er zij van dit standpunt van BrederdanbouW B.V., vaststaat dat [eisers] om te voorkomen dat BrederdanbouW B.V. zich op opschorting van de werkzaamheden zou kunnen beroepen onder protest ook het resterende deel van de meerwerkfactuur van € 1.653,76 heeft betaald. Dit heeft tot gevolg dat het schuldeiserverzuim eindigde. [eisers] heeft dit bedrag als onverschuldigd betaald bij de schade opgenomen. In het kader van de schade komt deze post inhoudelijk aan de orde.
7.8.
BrederdanbouW B.V. heeft verder aangevoerd dat er geen sprake is van tekortkomingen die naar aard en omvang zodanig waren dat [eisers] gerechtigd was tot ontbinding van de overeenkomst. Door het inroepen van de ontbinding bereikte [eisers] dat de oplevering verder werd uitgesteld. Omdat [eisers] dit kon voorzien valt niet te begrijpen dat hij, omdat BrederdanbouW B.V. pas op 1 mei 2020 wilde opleveren, heeft gekozen voor ontbinding. Het nadeel van [eisers] weegt niet op tegen het nadeel dat BrederdanbouW B.V. van ontbinding zal ondervinden. BrederdanbouW B.V. heeft aangeboden de leidingen op haar kosten te herstellen en voor het feit dat op 1 mei 2020 opgeleverd zou worden het aanbod gedaan om de extra maand huur van [eisers] voor haar rekening te nemen. Dan is ontbinding niet gerechtvaardigd, aldus BrederdanbouW B.V. Wat betreft de tekortkomingen voert BrederdanbouW B.V. het volgende verweer.
7.8.1.
De datum van 1 april 2020 is geen fatale opleverdatum. In de AVA 2013 is in artikel 10 een regeling getroffen voor overschrijding van de termijn waarbinnen het werk wordt opgeleverd. Bij termijnoverschrijding heeft de aannemer recht op verlenging van de termijn en heeft de opdrachtgever recht op een gefixeerde schadevergoeding. Met deze regeling heeft de opdrachtgever afstand gedaan van andere remedies die hem ten dienste staan bij verzuim van de aannemer zoals de bevoegdheid tot opschorting en ontbinding. Dit sluit aan bij artikel 12, waarin de bevoegdheid is geregeld voor de opdrachtgever om het werk door een derde te laten uitvoeren op kosten van de aannemer. Uit het gesprek op 18 februari 2020 blijkt dat [eisers] zich niet heeft uitgelaten over de consequenties van de overschrijding van de oplevertermijn terwijl [naam 2] namens BrederdanbouW B.V. er geen twijfel over heeft laten bestaan dat zij niet eerder dan 1 mei 2020 zou kunnen opleveren. In dit gesprek zijn afspraken gemaakt over een nieuwe bouwplanning. Dit verdraagt zich niet met de stelling van [eisers] dat de oplevertermijn een fatale strekking had. Omdat 1 april 2020 niet als fatale datum geldt, levert de mededeling dat op 1 mei 2020 wordt opgeleverd geen grond op voor ontbinding, aangezien gesteld noch gebleken is dat BrederdanbouW B.V. niet op 1 mei 2020 in staat was tot oplevering. De ontbindingsverklaring van 3 maart 2020 van [eisers] heeft BrederdanbouW B.V. volledig verrast, omdat in het gesprek van 18 februari 2020 allerlei afspraken zijn gemaakt over voortzetting van het werk en [eisers] nadien niets meer van zich had laten horen.
7.8.2.
Wat betreft het verstrekken van het eigendomsbewijs van de houtskeletwoning, zoals bepaald in artikel 5 van de overeenkomst, had [eisers] geen belang meer. Dit was een voorwaarde voor de tweede termijnbetaling van de aanneemsom en had betrekking op het voltooide houtskeletbouwwerk voordat dit is geplaatst. Op 14 januari 2020 was de houtskeletbouw woning al drie weken geplaatst en door natrekking eigendom geworden van [eisers], aldus BrederdanbouW B.V.
7.8.3.
Voor de vordering van [eisers] om een creditfactuur te sturen van € 826,88 inzake meewerk geldt dat [eisers] in het gesprek van 18 februari 2020 te kennen heeft gegeven aan [naam 2] dat over de prijs en de factuur niet meer gediscussieerd hoefde te worden, aldus BrederdanbouW B.V.
Mag BrederdanbouW B.V. de opleverdatum verlengen van 1 april 2020 tot 1 mei 2010?
7.9.
De AVA 2013 zijn van toepassing verklaard op de overeenkomst tussen partijen. Een aantal bepalingen zijn voor de beoordeling van belang.

Artikel 4 : VERPLICHTINGEN VAN DE AANNEMER
1. De aannemer is verplicht het werk goed en deugdelijk en naar de bepalingen van de overeenkomst uit te voeren. De aannemer dient het werk zodanig uit te voeren, dat daardoor schade aan personen, goederen of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt. De aannemer is voorts verplicht de door of namens de opdrachtgever gegeven orders en aanwijzingen op te volgen.
2. De uitvoering van het werk moet zodanig zijn, dat de totstandkoming van het werk binnen de overeengekomen termijn verzekerd is.
(…)
Artikel 6 MEER EN MINDER WERK
(…)
9. Indien de opdrachtgever opdracht geeft tot het uitvoeren van meer werk, mag de aannemer bij wijze van voorschot 25% van het overeengekomen bedrag in rekening brengen. Het resterende gedeelte zal de aannemer eerst kunnen factureren bij het gereedkomen van het meer werk dan wel bij de eerstkomende termijnfactuur daarna.
(…)
Artikel 10 UITVOERINGSDUUR, UITSTEL VAN OPLEVERING EN SCHADEVERGOEDING WEGENS TE LATE OPLEVERING
(…)
2. De aannemer heeft recht op verlenging van de termijn waarbinnen het werk zal worden
opgeleverd indien door overmacht, door voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheden, dan wel als gevolg van meer en minder werk, niet van de aannemer kan worden gevergd dat het werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd.
3. Bij overschrijding van de overeengekomen bouwtijd is de aannemer een gefixeerde schadevergoeding aan de opdrachtgever verschuldigd van € 40 per werkdag tot de dag waarop het werk aan de opdrachtgever wordt opgeleverd, behoudens voor zover de aannemer recht heeft op bouwtijdverlenging. (…)
4. De gefixeerde schadevergoeding is zonder ingebrekestelling verschuldigd en kan worden verrekend met hetgeen de aannemer toekomt.
(…)
Artikel 12 IN GEBREKE BLIJVEN VAN DE AANNEMER
1. Indien de aannemer zijn verplichtingen ter zake van de aanvang of de voortzetting van het werk niet nakomt en de opdrachtgever hem in verband daarmee wenst aan te manen, zal de opdrachtgever hem schriftelijk of elektronisch aanmanen om zo spoedig mogelijk de uitvoering van het werk aan te vangen of voort te zetten.
2. De opdrachtgever is bevoegd het werk door een derde te doen uitvoeren of voortzetten, indien de aannemer na verloop van de in de aanmaning vermelde termijn in gebreke blijft mits de ernst van de tekortkoming dit rechtvaardigt en onder voorwaarde dat de opdrachtgever zulks in de aanmaning heeft vermeld. In dat geval heeft de opdrachtgever recht op vergoeding van de uit het in gebreke blijven van de aannemer voortvloeiende schade en kosten.
3. De opdrachtgever zorgt ervoor, dat de kosten, die voor de aannemer voortvloeien uit de toepassing van het vorige lid, binnen redelijke grenzen te blijven.”
7.10.
Het meest verstrekkende verweer van BrederdanbouW B.V. is dat [eisers] akkoord is gegaan met de toepasselijkheid van de AVA 2013 met als gevolg dat hij daarmee afstand heeft gedaan van de bevoegdheid tot ontbinding. Dit standpunt wordt niet gevolgd. In beginsel kan een schuldeiser als [eisers] een keuze maken uit de mogelijkheden die de wet biedt om op te komen tegen tekortkomingen, tenzij sprake is van exclusiviteit van een bepaalde mogelijkheid. In de AVA wordt de bevoegdheid tot ontbinding niet beperkt, nog daargelaten dat een consument als [eisers] een beroep zou kunnen doen op de onredelijke bezwarendheid van een dergelijk beding in algemene voorwaarden.
7.11.
Kennelijk heeft BrederdanbouW B.V. met de stelling dat 1 april 2020 geen fatale termijn inhoudt, beoogd te stellen dat ook op een latere datum nog kon worden opgeleverd. Volgens BrederdanbouW B.V. blijkt dit uit het verslag van het gesprek op 18 februari 2020. In de visie van BrederdanbouW B.V. heeft [eisers] geen consequenties verbonden aan de mededeling dat de oplevering op 1 mei 2020 kon plaatsvinden. Hij verwijst onder meer naar een passage op pagina 17 van het verslag (G staat voor [eiser 1], H staat voor [naam 2] ):

G: We zijn het niet eens met die datum, dus dat zal nog wel even via de advocaat lopen.
H: Nou ja, dat is prima, goed, het is wat het is [eiser 1]. Het gaat gewoon niet. Dat heb ik je net ook gezegd al zet ik 20 man erop. Dus dan kan je wel zeggen ja moet, maar het kan niet, jammer dan.
G: Daar moet de advocaat dan maar iets van vinden.
H: En ik heb je net ook al gezegd, moet je luisteren jongens wij mogen gewoon bij wet een verlenging aanvragen. En dat heb jij ook te accepteren dan.
G: Als dat zo is dan is het zo, maar ik kende regels niet daarin.
H: (…) we kunnen ontzettend lang en ingewikkeld lopen doen, maar als ik hem gewoon mag verlengen dan mag ik hem verlengen. En wat is dan jullie probleem, Ja, praktisch een maand extra huur voor de woning nu. Nou, als dat het geschil is krijg je van mij een maand huur. Maar dat is het punt niet [eiser 1], dan kunnen we wel gewoon verder met z’n allen.
G: We vinden het belangrijk dat het uiteindelijk af komt, de datum is voor ons ook belangrijk.
H: Je weet het al, ik kan je van alles beloven maar ik ga het niet redden. En dan kan je wel zeggen: moet, kan, zal of willen, we moeten kijken wat de advocaat zegt, ik hoor het je zeggen.
G: Ja, het ligt al bij de advocaat [naam 2], dus het ligt in hun handen.
H: Nou, we zullen zien toch?
Anders dan BrederdanbouW B.V. aanvoert, heeft [eisers] met zijn opmerkingen over de advocaat wel degelijk gewezen op consequenties, maar heeft hij zelf zich daarover niet inhoudelijk uitgelaten.
7.12.
BrederdanbouW B.V. heeft een beroep op de bouwtijdverlenging van artikel 10 lid 2 AVA 2013 gedaan en daarvoor het volgende aangevoerd. [eisers] heeft door zijn vergaande bemoeienis en het stellen van korte tussentijdse eenzijdige termijnen voor herstel van het werk op dwingende toon veel ergernis opgewekt bij BrederdanbouW B.V. [eisers] controleerde het werk extreem en ging daarbij zover dat ook leveranciers voor informatie werden benaderd. Dit heeft voor vertraging bij BrederdanbouW B.V. gezorgd. Dit geldt als een voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheid, waardoor niet meer van de aannemer kan worden gevergd dat het werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd, aldus BrederdanbouW B.V.
Dit standpunt wordt niet gevolgd. [eisers] ging inderdaad grondig te werk bij het volgen van de bouwwerkzaamheden en heeft per e-mail regelmatig (kritische) vragen gesteld en uitgebreid verslag gedaan van wat in zijn ogen niet goed was gegaan. Het werd er kortom ‘stevig ingewreven’. Alles bij elkaar genomen was dit echter niet zodanig dat van een aannemer, die feitelijk ook steken liet vallen, niet kon worden gevergd dat hij het werk binnen de overeengekomen termijn zou opleveren. Het is een opdrachtgever toegestaan om orders en aanwijzingen te geven (zie artikel 4 lid 1 AVA). Om zijn klachtplicht naar behoren uit te voeren doet een opdrachtgever er bovendien verstandig aan de bouwwerkzaamheden te controleren. Er is dus geen grond voor bouwtijdverlening. Dat betekent dat als opleverdatum 1 april 2020 geldt. Door de uitlatingen van [naam 2] zelf staat vast dat deze datum niet gehaald zou worden en dat sprake is van een tekortkoming.
7.13.
Vaststaat dat afvoeren/leidingen niet op de juiste plaats zijn aangelegd. BrederdanbouW B.V. heeft deze tekortkoming erkend. Rond 23 december 2019 heeft [naam 2] met [eisers] geïnventariseerd wat er verkeerd zit. Bij e-mail van 3 januari 2020 (productie 17 van [eisers]) heeft BrederdanbouW B.V. aan [eisers] laten weten dat [naam 2] voorlopig geen gesprek met hen aangaat en dat alle communicatie voortaan via [naam 3] zal lopen. BrederdanbouW B.V. heeft ook niet voldaan aan de sommatie om een herstelplan hiervoor op te stellen, wat geen onredelijke eis is.
7.14.
Het verweer van BrederdanbouW B.V. dat het belang voor [eisers] ontbreekt aan de vordering tot vastlegging van de eigendomsoverdracht van de houtskeletbouw woning, gaat niet op. Het feit dat de houtskeletbouw woning door natrekking eigendom is geworden van [eisers], is niet relevant. Partijen zijn overeengekomen dat schriftelijk vastgelegd wordt dat de houtskeletbouw woning eigendom is van [eisers] Dit is een titelbewijs in de zin van artikel 7:9 BW. Vastlegging van eigendom kan om verschillende redenen van belang zijn. Ook op dit punt is sprake van een tekortkoming.
7.15.
Tot slot heeft BrederdanbouW B.V. de werkzaamheden op de bouwplaats niet hervat op 24 februari 2020 zoals in het gesprek op 18 februari 2020 was afgesproken. De reden hiervoor waren de slechte weersomstandigheden die werken op het dak onmogelijk maakte. [naam 2] heeft [eisers] hierover echter niet geïnformeerd, zodat [eisers] hieruit heeft afgeleid dat BrederdanbouW B.V. opnieuw tekortschoot.
7.16.
Conclusie van het voorgaande is dat de tekortkomingen zodanig zijn dat aan [eisers] de bevoegdheid toekomt om de overeenkomst van aanneming bij brief van 3 maart 2020 te ontbinden.
7.17.
Toewijzing van de vordering tot verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen [eisers] en BrederdanbouW B.V. op 3 maart 2020 rechtsgeldig is ontbonden heeft tot gevolg dat de subsidiaire grondslag van vernietiging van de overeenkomst niet meer beoordeeld hoeft te worden.
7.18.
Op de mondelinge behandeling is de afspraak gemaakt dat de rechtbank eerst het beroep op ontbinding van de overeenkomst tussen [eisers] en BrederdanbouW B.V. zal beoordelen. Daarna wordt [eisers] in de gelegenheid gesteld bij akte zijn stellingen over de gevorderde schadevergoeding in het licht van het gevoerde verweer van de wederpartij nader te onderbouwen. Uitgangspunt daarbij is dat de AVA 2013 op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn. BrederdanbouW B.V. kan daarna bij antwoordakte hierop reageren.
in reconventie
7.19.
Het oordeel in conventie dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, brengt mee dat geen sprake is van een beëindigingsovereenkomst tussen partijen. De vordering in reconventie zal daarom bij eindvonnis worden afgewezen.
7.20.
De beslissing omtrent de proceskosten wordt aangehouden.

8.De beslissing

De rechtbank
in conventie
8.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
14 oktober 2020voor het nemen van een akte door [eisers] over hetgeen is vermeld onder 7.18, waarna de wederpartij op de rol van 2 weken daarna een antwoordakte kan nemen,
8.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
8.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2020.
St/PB