ECLI:NL:RBGEL:2020:467

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
C/05/358605 / FA RK 19-2891
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om alimentatie door dochter tegen vader na niet-verschijnen en niet-onderbouwen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 20 januari 2020, verzoekt de dochter, wonende te [woonplaats], de rechtbank om een alimentatiebijdrage van € 210 per maand van haar vader, die eerder gehuwd was met haar moeder. Het huwelijk is ontbonden op 28 augustus 2007. De vader, wonende te [woonplaats], verzet zich tegen het verzoek en stelt dat de dochter niet-ontvankelijk moet worden verklaard of dat het verzoek moet worden afgewezen. De dochter heeft haar verzoek ingediend op 5 september 2019, maar is niet verschenen ter zitting op 20 januari 2020, waar alleen de advocaat van de vader aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dochter haar stellingen niet heeft onderbouwd, wat heeft geleid tot de afwijzing van haar verzoek. De proceskosten worden gecompenseerd tussen partijen, aangezien de procedure voortvloeit uit hun familierechtelijke relatie. De beschikking is gegeven door rechter F.G. van Arem, in aanwezigheid van griffier C. Lens, en is op dezelfde dag schriftelijk uitgewerkt. Indien hoger beroep mogelijk is, kan dit binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/358605 / FA RK 19-2891
Datum uitspraak: 20 januari 2020
beschikking alimentatie
in de zaak van
[naam](nader te noemen: de dochter),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: voorheen mr. W.G. Kuster-van de Ven te Nijmegen,
tegen
[naam]nader te noemen: de vader),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S. van Rijsewijk te Duiven.

1.Het procesverloop

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 5 september 2019;
  • het verweerschrift, ingekomen op 1 november 2019;
  • het F9-formulier van mr. W.G. Kuster-van de Ven, waarin zij zich onttrekt als advocaat van de dochter.
1.2.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 20 januari 2019. Daarbij was aanwezig de advocaat van verweerder.

2.De feiten

2.1.
De vader is gehuwd geweest met [naam] (hierna: de moeder). Uit dit huwelijk is op [geboortedatum] te [geboorteplaats] de dochter geboren.
2.2.
Het huwelijk tussen de vader en de moeder is ontbonden op 28 augustus 2007 door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Arnhem van 2 augustus 2007 in de registers van de burgerlijke stand.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De dochter verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vader met ingang van heden aan haar dient te voldoen een bedrag van € 210 per maand, bij vooruitbetaling aan haar te voldoen, althans een ander bedrag vast te stellen zoals de rechtbank in goede justitie meent te moeten vaststellen.
3.2.
De vader meent dat de dochter in haar verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard of dat het verzoek moet worden afgewezen. Daarnaast verzoekt de vader de rechtbank een beslissing te nemen over de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan, voor zover voor de beoordeling van het verzoek van belang.

4.De beoordeling

4.1.
De dochter heeft gesteld dat zij behoefte heeft aan een bijdrage van de vader en dat de vader draagkracht heeft om die bijdrage te voldoen. De vader heeft verweer gevoerd en de stellingen van de dochter betwist.
Ter zitting is de dochter niet verschenen en heeft zij haar stellingen niet nader onderbouwd.
De rechtbank zal het verzoek van de dochter om die reden afwijzen.
De proceskosten
4.2.
Nu deze procedure voortvloeit uit de familierechtelijke relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.G. van Arem, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. C. Lens als griffier en mondeling in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2020 en schriftelijk uitgewerkt op dezelfde datum.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.