ECLI:NL:RBGEL:2020:4632

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
9 september 2020
Zaaknummer
05/088296-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor stalking van zijn ex-vriendin met gebruik van sociale media en GPS-tracking

Op 9 september 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 38-jarige man, die werd beschuldigd van stalking van zijn ex-vriendin. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging, waarbij hij gedurende een periode van vijf maanden stelselmatig inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw. De verdachte had haar herhaaldelijk gebeld, beledigende en bedreigende berichten gestuurd via sociale media, en was in de nabijheid van haar woning verschenen. Daarnaast had hij een GPS-tracker onder haar auto geplaatst om haar bewegingen te volgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks herhaalde verzoeken van de vrouw om contact te vermijden, doorging met zijn gedrag, wat leidde tot aanzienlijke angst en stress voor de benadeelde. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met daarnaast een contact- en locatieverbod voor drie jaar. De benadeelde partij, de ex-vriendin, kreeg een schadevergoeding van €1.000,- toegewezen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de situatie en de impact op het leven van de benadeelde, en verklaarde de maatregelen dadelijk uitvoerbaar om verdere escalatie te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/088296-19
Datum uitspraak : 9 september 2020
Tegenspraak (279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1972 te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres] .
Raadsvrouw: mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 juni en 26 augustus 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 mei 2019 te Velp, gemeente Rheden, en/of Arnhem, althans (elders) in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] (verdachtes ex-partner), in elk geval van een
ander, met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers is/heeft hij, verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en
met voornoemd oogmerk op verschillende data in voormelde periode (telkens) (onder meer)
- veelvuldig, althans meermalen, die [slachtoffer] gebeld en/of daarbij beledigende en/of provocerende en/of bedreigende teksten naar die [slachtoffer] geuit en/of
- veelvuldig, althans meermalen, die [slachtoffer] bij haar woning opgezocht en/of -met zijn koplampen- van zijn auto bij de woning naar binnen geschenen en/of
- zich veelvuldig, althans meermalen (telkens) opgehouden in de nabijheid van die [slachtoffer] en/of in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer] opgehouden en/of
- via familieleden en/of (een) kennis(sen) en/of vriend(en) van die [slachtoffer] contact gezocht en/of de aandacht getrokken en/of
- veelvuldig, althans meermalen, via social media (o.a. Facebook), althans via allerlei mogelijke manieren de aandacht van die [slachtoffer] getrokken en/of
- met een zogenoemde GPS-tracker (welke was bevestigd onder het voertuig van die [slachtoffer] ) zicht op bewegingen die [slachtoffer] met haar voertuig maakte, heeft gehad.
2a. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging. Daartoe is aangevoerd dat niet is voldaan aan het klachtvereiste uit artikel 64 van het Wetboek van Strafrecht. Immers blijkt de wens van aangeefster tot vervolging van verdachte niet uit de aangifte of het onderzoek ter terechtzitting.
De officier van justitie acht het Openbaar Ministerie ontvankelijk.
De rechtbank overweegt ten eerste dat aangeefster maar liefst drie keer aangifte tegen verdachte heeft gedaan in de tenlastegelegde periode. Haar wens tot vervolging van verdachte blijkt hier reeds voldoende uit. Bovendien heeft aangeefster ter terechtzitting uitdrukkelijk verklaard dat zij op het moment van het doen van aangifte wilde dat verdachte zou worden vervolgd. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat niet aan het klachtvereiste is voldaan. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
2b. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging van [slachtoffer] gedurende de ten laste gelegde periode.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken.
De verdediging heeft ter onderbouwing ten eerste gesteld dat geen sprake is van het opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Daarbij dient volgens de verdediging in aanmerking te worden genomen dat verdachte dezelfde leefomgeving heeft als [slachtoffer] en het reeds gelet daarop goed mogelijk is dat verdachte [slachtoffer] tegenkomt. Daarnaast wil verdachte graag de kinderen zien. Ten slotte heeft de verdediging in dit kader ten aanzien van het plaatsen van de GPS tracker opgemerkt dat er onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier zitten om te kunnen concluderen dat verdachte deze GPS tracker onder de auto van [slachtoffer] heeft geplaatst.
Voorts heeft de verdediging ter onderbouwing aangevoerd dat nu verdachte niet het oogmerk had om [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden dan wel om haar vrees aan te jagen. De verdediging heeft aangevoerd dat voorwaardelijk opzet onvoldoende is om het vereiste oogmerk aan te nemen en heeft gesteld dat verdachte slechts zijn kinderen wilde zien. Bovendien heeft hij de belagingsbrief niet in handen gehad, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte en [slachtoffer] hebben 15 jaar een relatie gehad. Deze relatie is beëindigd in januari 2019. [2] Verdachte heeft verklaard dat hij toen uitlatingen heeft gedaan die hij niet had moeten doen. [3]
Social media
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte vanaf 2 januari 2019 bezig is om haar op alle mogelijke manieren voor schut te zetten op Facebook, via WhatsApp en via sms. Op Facebook heeft hij haar uitgemaakt voor kankerhoer, hoer, slet, teringwijf, soa hoer en meer van dat soort scheldwoorden. In veel van deze berichten tagt hij gezamenlijke vrienden en bekenden. Ook heeft hij gedreigd op de school van de kinderen naaktfoto’s van haar openbaar te maken. [4] [naam 1] , de buurvrouw van [slachtoffer] , heeft in een e-mail verklaard dat verdachte vanaf 2 januari 2019, vooral ’s nachts, doorgaat met dreigen en beschuldigen in spraakberichten via sms en WhatsApp en met bellen dat hij [slachtoffer] afmaakt en dat ze een vieze vieze kankerhoer is die haar kinderen alleen laat. Dit gaat ook over Facebook met naam en al erbij. [5]
In het dossier bevinden zich verschillende prints van Facebook berichten van het account van verdachte, met onder meer een bericht met de tekst “ [slachtoffer] de hoer van [plaatsnaam 1] laat de kinderen alleen en laat haar neuken ze wil weer een soa”. [6]
Whatsapp berichten
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte vanaf januari 2019 zijn WhatsApp accounts gebruikt om haar te beledigen en uit te schelden. In de diverse berichten maakt hij haar uit voor wous, kankerteringviezeegopleuris, kut en nog meer van dat soort scheldpartijen. [7] Tijdens het handmatig uitlezen van de WhatsApp gesprekken in de telefoon van [slachtoffer] zag verbalisant dat er bijna dagelijks – in de periode van 17 oktober 2018 tot en met 28 januari 2019 – meerdere WhatsApp berichten waren verstuurd door verdachte. In meerdere WhatsApp berichten is ook te lezen dat [slachtoffer] aangeeft met rust gelaten te willen worden door verdachte. [8]
Het laatste bericht dat [slachtoffer] van verdachte heeft ontvangen is van 7 februari 2019, daarna heeft zij hem op alle social media geblokkeerd. [9]
Telefoongesprekken
Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte haar tussen 2 en 4 januari 2019 heel veel heeft gebeld. Tijdens alle telefoongesprekken wordt er door verdachte tegen haar gescholden, geschreeuwd en wordt zij door hem bedreigd. Hij dreigt dan dat hij zal zorgen voor familiedrama’s en dat hij [naam 2] (de zoon van [slachtoffer] ) mee ten onder zal trekken. Hij heeft hier in elk geval op 11 januari 2019 mee gedreigd. [10]
[slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij op 14 mei 2019 omstreeks 17.27 uur werd gebeld door een onbekend nummer. De persoon aan de telefoon zei “deze week krijg jij een mes tussen je ribben”. Zij hoorde aan de stem dat het verdachte was. [11] De verbalisant die verdachte over dit feit heeft verhoord, merkt op dat de stem van de verdachte tijdens het verhoor en de stem die te horen was op het audio bericht sterk op elkaar leken. De verdachte heeft een schorre, vaak herkenbaar vanwege het roken, stem en in de mannenstem op het audiobericht klonk dezelfde schorheid door als in de stem van de verdachte, aldus de verbalisant. [12]
Ophouden bij woning en in de nabijheid van [slachtoffer] en met zijn koplampen van zijn auto bij de woning van [slachtoffer] naar binnen schijnen
Op vrijdag 22 maart 2019 liet [naam 3] (de zoon van [slachtoffer] en verdachte) [slachtoffer] in zijn telefoon lezen dat verdachte een fotoboek in de brievenbus bij [slachtoffer] zou doen. Om 22:00 uur die dag ontving [slachtoffer] van [naam 2] (andere zoon van [slachtoffer] ) een Whatsapp bericht waarin hij [slachtoffer] vertelde dat er een fotoboek in de brievenbus was gedaan. Bij dat fotoboek zaten briefjes van verdachte dat hij [slachtoffer] moest spreken.. [13] Verdachte heeft verklaard dat hij op 22 maart 2019 inderdaad een fotoboek inde brievenbus van [slachtoffer] heeft gedaan. In dat fotoboek zat een briefje waarin hij aangeeft dat hij [slachtoffer] wilde spreken over de kinderen. [14]
Op 23 maart 2019 rond 06.00 uur heeft [naam 1] ( [naam 1] , de buurvrouw van [slachtoffer] ) aan [slachtoffer] verteld dat verdachte in zijn auto op de [straatnaam 1] stond en dat hij haar stond op te wachten. Rond 21.00 uur diezelfde dag werd er met een zaklamp vanaf de straat de woning van [slachtoffer] binnen geschenen. Toen [slachtoffer] door de voordeur naar buiten keek zag zij verdachte zitten achter het stuur van zijn grijze [merk auto] . Verdachte schreeuwde “we moeten praten, het is voor je eigen bestwil, [naam 1] liegt alles bij elkaar, ze wil mij een hak zetten”. [slachtoffer] deed vervolgens de voordeur dicht en belde met 112. [15]
Op 29 maart 2019 om 22.00 uur werd opnieuw met een zaklamp de woonkamer van [slachtoffer] in geschenen. Verdachte zat weer in zijn auto voor de woning van [slachtoffer] . [slachtoffer] zag dat verdachte naar haar zwaaide. Daarop heeft zij het rolgordijn dicht gedaan. [slachtoffer] keek wel regelmatig via een spleet in het rolgordijn naar buiten en zag dat verdachte nog zeker 10 minuten voor haar huis heeft staan wachten in zijn auto. Vervolgens heeft zij haar Awareknop ingedrukt.
Rond 23.00 uur diezelfde dag hoorde [slachtoffer] weer een auto voor haar huis. Zij zag dat de grijze [merk auto] van verdachte op straat stond naast haar voor haar huis geparkeerde auto. Achter de auto van verdachte stond een andere auto waarin een man zat die naar [slachtoffer] gebaarde dat zij naar buiten moest komen. Ook verdachte maakte een gebaar met zijn hand dat [slachtoffer] naar buiten moest komen. [slachtoffer] heeft daarop haar awareknop ingedrukt. Zij zag dat verdachte een aansteker bij de uitlaat van haar auto hield en dat hij die aansteker aan deed. [slachtoffer] zag een vlam bij de uitlaat van haar auto.
Rond 01.00 uur (de rechtbank begrijpt: op 30 maart 2019) hoorde [slachtoffer] het geluid van een auto die voor haar huis op straat stopte. Ze zag toen de grijze [merk auto] van verdachte op straat naast haar auto staan. Verdachte stapte uit en liep naar het woonkamerraam. Hij ging vlak voor het raam staan. Verdachte schreeuwde naar [slachtoffer] . Toen verdachte zag dat [slachtoffer] aan de telefoon was begon hij te schreeuwen “ben je de wouten aan het bellen?”. [16]
Op 22 mei 2019 was [slachtoffer] bij een vriendin in [plaatsnaam 4] . Deze vriendin, [naam 4] , vroeg [slachtoffer] op enig moment “rijdt hij in een grijze [merk auto] ?”. Met ‘hij’ werd de verdachte bedoeld. De verdachte reed op dat moment stapvoets en keek [naam 4] , die in de woning stond, aan. Korte tijd later kwam de verdachte langs de woning gelopen. Hij bleef vervolgens even staan bij de tuin van deze woning en keek toen naar de woning. Op dat moment herkende [naam 4] de verdachte Toen verdachte de woning was gepasseerd liep [slachtoffer] naar buiten om foto’s van hem te maken om haar stalkingsverhaal te onderbouwen. Verdachte liep op dat moment op 10 meter afstand. Verdachte draaide zich om en hij zag dat [slachtoffer] haar telefoon op hem richtte. Hij zei toen “dat zou ik niet doen want anders zul je het zien”. [17]
Via familieleden en/of kennissen en/of vrienden contact zoeken en/of de aandacht trekken
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte tussen december 2018 en 14 februari 2019 de kinderen van [slachtoffer] , [naam 2] en [naam 3] , heeft uitgehoord over met wie zij omging, of zij een andere relatie had en waar zij heen ging als zij niet thuis was en bij wie zij dan was. . [18]
[naam 1] heeft verklaard dat zij op 20 maart 2019 rond 08.30 uur gebeld werd door [slachtoffer] . Zij vroeg haar of zij buiten op straat wilde kijken of verdachte daar was, omdat [naam 2] alleen thuis was. [naam 1] liep naar buiten en zag verdachte in zijn grijze [merk auto] zitten. Verdachte schreeuwde door het raampje “je kankerkop gaat eraf, je kinderen gaan met je mee”. [naam 1] heeft verklaard dat verdachte, doordat hij zo gefixeerd is op [slachtoffer] , ook grip op het leven van [naam 1] heeft weten te krijgen. Doordat zij naast [slachtoffer] woont, wordt zij telkens bij de ruzie tussen verdachte en [slachtoffer] betrokken. Zij geeft aan dat verdachte haar en [slachtoffer] nooit met rust zal laten, dat hij elke nacht rond hun huizen zwerft en hen begluurt. [19]
Het plaatsen van de GPS-tracker
Op 22 mei 2019 omstreeks 19.30 uur zijn verbalisanten naar de garage gegaan waar [slachtoffer] haar auto naartoe had gebracht. Aldaar waren de automonteurs er achter gekomen dat er een GPS-tracker bij haar linker wiel aan de ophanging zat. Deze was vastgemaakt met een zwarte shortband. De GPS-tracker is met behulp van de DNA-kit van de auto verwijderd. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij vermoedt dat de GPS tracker ergens tussen 1 en 9 mei is geplaatst, aangezien verdachte sinds deze tijd overal bij haar opduikt. [20]
Op de telefoon van verdachte is een berichtenwisseling gevonden van 23 maart 2019 tussen verdachte en ‘ [naam 5] ’. Van deze berichten bevinden zich de volgende prints in het dossier:
  • verdachte: “Heb jij een GPS”
  • [naam 5] : “Nee heb ik niet maat”
  • verdachte: “Ik moet ff weten waar een persoon met de auto heen gaat”
  • [naam 5] : “Ik heb die niet pik ken je bij spyshop halen”
  • verdachte: “waar zit die”
  • [naam 5] : “Hier Arnhem is die weg moet je na Utrecht”
  • verdachte: “oké”
Op 5 april 2019 zijn er WhatsApp berichten tussen verdachte en [naam 6] . Van deze berichten bevinden zich onder andere de volgende prints in het dossier:
  • verdachte: “dat ding wordt geleverd”
  • verdachte: “vandaag”
  • [naam 6] : “Pakje is er”
  • verdachte: “code”
  • [naam 6] : “staat erop”
  • verdachte: “en nu”
  • [naam 6] : “Kan lang duren als het signaal te zwak is”
  • [naam 6] : “Ik heb ff niet opgelet maar lichtje knipperde net, nu istie uit. Was ook moeilijk simkaart goed terug te zetten, misschien niet helemaal oké. Durf niet verder te pielen”
  • [naam 6] : “Als ie dit gedaan heeft, is ie klaar voor gebruik. Bij de 1e keer dus na 5 á 6 uur batterij wisselen. Je kunt kijken of iets beweegt als dat niet de bedoeling is. Dan gaat ie als 200 meter verplaatst is of beweegt een sms sturen met daarin de plaats waar hij is. Daarvoor moet je een sms sturen met ‘ [naam 6] ’. Als je hem wilt volgen moet je een sms sturen met ‘ [naam 7] ’dan stuurt ie 5x om de 30 seconden een sms met de plaats waar ie is. Dit laatste is waar jij hem voor gekocht hem. Wat hij naar jou stuurt.”
  • [naam 6] : “kun je dan in google maps invullen en dat zie je waar hij is”
  • verdachte: “ga jij nog weg neem het ff mee”
  • verdachte: “kijken of die dat meld”
Op 20 juni 2019 is de Micro SD kaart uit het voornoemde GPS systeem uitgelezen. Daarop werd onder meer een foto aangetroffen van een betalingsbewijs RDW met daarop het kenteken [kenteken] , zijnde een [merk auto] . Tevens stond daarbij de naam [verdachte] als eigenaar/houder van het kenteken houdende voertuig. [23]
Er is DNA veilig gesteld dat is aangetroffen op de GPS-tracker. Dit DNA is onderzocht door het NFI. De conclusie die uit dit onderzoek kan worden getrokken is dat het 1 miljard keer waarschijnlijk is dat de op de GPS-tracker aangetroffen DNA sporen DNA van verdachte bevat, dan DNA van een willekeurige onbekende persoon. [24]
De voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd maken dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte met een GPS tracker (welke was bevestigd onder het voertuig van [slachtoffer] ) zicht heeft gehad op de bewegingen die [slachtoffer] met haar voertuig maakte.
Meldingen Aware systeem.
Op 4 maart heeft [slachtoffer] een Aware aansluiting gekregen
.Op de volgende data is er melding gemaakt door [slachtoffer] :
2 januari 2019
11 januari 2019
6 februari 2019
16 februari 2019
23 maart 2019 (drie keer)
29 maart 2019 (twee keer)
29 maart 2019
30 maart 2019 (drie keer)
De inhoud van de meldingen is dat [verdachte] voor de woning van [slachtoffer] staat of dat hij in zijn auto zit en met een schijnwerper naar binnen aan het schijnen is. Ook heeft in de tuin gestaan van [slachtoffer] . [25]
Uitreiken belagingsbrief
De rechtbank merkt ten eerste op dat ook zonder het uitreiken en/of ontvangen van een belagingsbrief er sprake kan zijn van belaging. Dat verdachte wist dat [slachtoffer] geen contact met hem wilde, blijkt onder meer uit het volgende.
Op 6 februari heeft [slachtoffer] een verklaring afgelegd en heeft zij een belagingsbrief laten uitreiken aan verdachte. De politie heeft geprobeerd deze brief aan verdachte uit te reiken. Verdachte wilde deze brief echter niet in ontvangst nemen. De politie heeft toen de inhoud van deze brief telefonisch en later mondeling kenbaar gemaakt aan verdachte. In een gesprek op 12 februari 2019 heeft de politie in een gesprek met verdachte nogmaals laten weten dat [slachtoffer] op geen enkele manier contact met hem wil. Ook heeft de politie de advocaat van verdachte op haar verzoek een kopie van de belagingsbrief gestuurd. Een week later sprak de politie wederom met verdachte en heeft tegen hem gezegd dat [slachtoffer] op geen enkele manier contact met hem wil. Verdachte gaf aan dat hij het maar onzin vond en dat hij zijn eigen regels heeft. [26]
Nu verdachte wist dat [slachtoffer] op geen enkele wijze contact met hem wilde hebben en uit de bewijsmiddelen volgt dat hij stelselmatig contact met [slachtoffer] zocht, kan worden bewezen dat hij het oogmerk had op de belaging van [slachtoffer] .
Conclusie rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien volgt dat verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] met het oogmerk te dulden dat contact door verdachte met [slachtoffer] wordt gezocht en [slachtoffer] vrees aan te jagen. Verdachte heeft herhaaldelijk en op diverse (indringende) manieren geprobeerd met [slachtoffer] in contact te komen, ondanks het feit dat zij meermalen aan verdachte heeft aangegeven dat hij haar met rust moet laten. .
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
een (of meer)tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2019 tot en met 31 mei 2019 te Velp
, gemeente Rheden, en
/ofArnhem,
althans (elders) in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] (verdachtes ex-partner),
in elk geval van eenander,met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te
doen, niet te doen,te dulden en
/ofvrees aan te jagen, immers
is/heeft hij, verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en
met voornoemd oogmerk op verschillende data in voormelde periode
(telkens
) (onder meer)- veelvuldig, althans meermalen, die [slachtoffer] gebeld en
/ofdaarbij beledigende en/of provocerende en
/ofbedreigende teksten naar die [slachtoffer] geuit en
/of- veelvuldig, althans meermalen
,die [slachtoffer] bij haar woning opgezocht en
/of-met zijn koplampen- van zijn auto bij de woning naar binnen geschenen en
/of- zich veelvuldig, althans meermalen
(telkens
)opgehouden in de nabijheid van die [slachtoffer] en
/ofin de nabijheid van de woning van die [slachtoffer] opgehouden en
/of- via familieleden en
/of (een
)kennis
(sen)en/of vriend
(en
)van die [slachtoffer] contact gezocht en
/ofde aandacht getrokken en
/of- veelvuldig, althans meermalen, via social media (o.a. Facebook),
althans via allerlei mogelijke manierende aandacht van die [slachtoffer] getrokken en
/of- met een zogenoemde GPS-tracker
(welke was bevestigd onder het voertuig van die [slachtoffer]
)zicht op bewegingen die [slachtoffer] met haar voertuig maakte, heeft gehad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Belaging

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Zij vordert daarbij ook de gevangenneming, nu er sprake is van recidivegevaar.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte maatregelen ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 5 jaren worden opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod met toepassing van vervangende hechtenis van twee weken voor iedere keer dat deze verboden worden overtreden. Deze maatregelen moeten dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte in de toekomst wederom contact zoekt met [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair stelt de verdediging dat de eis moet worden gematigd, nu artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en verdachte kampt met een slechte gezondheid.
De vordering tot gevangenneming moet worden afgewezen, nu daar geen gegronde redenen voor aanwezig zijn. Er is geen bewijs dat verdachte sinds zijn veroordeling op 17 juni 2020 met politie en justitie in aanraking is geweest. Er is dan ook geen aanwijzing voor recidivegevaar.
Ten aanzien van de maatregelen ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht stelt de verdediging dat deze zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. De rechtbank dient hierbij rekening te houden met het feit dat [plaatsnaam 2] ook de leefomgeving van verdachte is. De vervangende hechtenis dient te worden gematigd tot 3 dagen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 9 juli 2020;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering IrisZorg, gedateerd 13 mei 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin [slachtoffer] , nadat hun relatie was beëindigd. De belaging heeft 5 maanden geduurd. Daarbij heeft verdachte [slachtoffer] onder andere veelvuldig berichten gestuurd en aangedrongen op contact, hoewel hij wist dat zij niet van zijn pogingen tot contact was gediend. Toen [slachtoffer] niet op zijn berichten reageerde schroomde verdachte niet om andere personen, waaronder de kinderen van [slachtoffer] , in te zetten in een poging contact te forceren. Sommige van die berichten hadden een dreigende ondertoon. Wanneer [slachtoffer] niet reageerde, dreigde verdachte met escalatie en het veroorzaken van een familiedrama. Verdachte heeft [slachtoffer] en haar kinderen veel angst bezorgd. Door ook nog een GPS-tracker onder haar auto te plaatsen en telkens ik haar directe omgeving op te duiken, heeft verdachte [slachtoffer] het gevoel gegeven dat zij nergens meer veilig was. Uit de slachtofferverklaring volgt dat het feit grote impact op [slachtoffer] heeft gehad en dat zij nog steeds alert is en in angst en paniek leeft.
Alles afwegende vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht passend en geboden. De rechtbank zal de vordering tot gevangenneming afwijzen, nu zij hiervoor geen concrete aanleiding ziet.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een contact- en locatieverbod in de vorm van vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen, ter voorkoming van strafbare feiten. De verboden strekken ter beveiliging van [slachtoffer] en beogen de kans op recidive te verminderen. De maatregel geldt voor een periode voor de duur van drie jaren. Voor iedere keer dat verdachte dit verbod overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd van één week, tot een maximum van zes maanden. De vervangende hechtenis is lager dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank geen aanleiding ziet om dit op twee weken te bepalen. Een eventuele vervangende hechtenis heft de verplichtingen uit het contact- en locatieverbod niet op.
De rechtbank zal bevelen dat de maatregelen ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte heeft immers geen of onvoldoende blijk gegeven van inzicht in het effect van zijn handelen. Dit in combinatie met de ernst en de aard van het feit richting [slachtoffer] , maakt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] .
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.000,- (uitsluitend immateriële schade) vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde volledig kan worden toegewezen met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde, gelet op vergelijkbare jurisprudentie, aanzienlijk moet worden gematigd.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de grote impact van het bewezenverklaarde feit op de benadeelde acht de rechtbank het aannemelijk dat de benadeelde hierdoor in haar persoon is aangetast. De rechtbank zal dan ook een bedrag ter zake immateriële schade toewijzen, met dien verstande dat de rechtbank het gevorderde bedrag van € 3.000,-, gelet op bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegekend, zal matigen. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.000,- met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 31 mei 2019 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling door de rechtbank Gelderland te Arnhem van 30 mei 2018 (parketnummer 05/720067-18), betreffende een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden, moet worden afgewezen. Daartoe is aangevoerd dat bij vonnis van de rechtbank Gelderland te Arnhem op 17 juni 2020 deze vordering reeds voor een deel is toegewezen.
De rechtbank volgt dit standpunt en wijst de vordering na voorwaardelijke veroordeling af.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

wijst afde vordering tot gevangenneming;
 legt op de
vrijheidsbeperkende maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
3 (drie) jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 2] );
 legt op de
vrijheidsbeperkende maatregeldat de veroordeelde zich voor de duur van 3
(drie) jaarniet zal ophouden in [plaatsnaam 3] , gemeente [naam gemeente] in het gebied dat wordt omsloten door de [straatnaam 2] , de [straatnaam 3] , de [straatnaam 4] , de [straatnaam 5] in zuidelijke richting en de [straatnaam 6] .
 beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van 1 week zal worden toegepast voor iedere keer dat niet aan voornoemde maatregelen wordt voldaan;
 bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen strekkende tot beperking van de vrijheid niet opheft;
 bepaalt de totale duur van de vervangende hechtenis die ten hoogste ten uitvoer wordt gelegd op 6 (zes) maanden;
 beveelt dat de maatregel op grond van artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht,
dadelijk uitvoerbaaris.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het feit tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling (05/720067-18)

wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 17 april 2019, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de rechtbank Gelderland te Arnhem van 30 mei 2018 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. S.H. Keijzer en mr. J.J.H. van Laethem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 augustus 2020.
mr. S. Jansen en mr. S.H. Keijzer zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 1 mei 2019 en het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 24 mei 2019 en het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 3] , gesloten op 31 december 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 32 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 98 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 98 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 33 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 69 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
6.Bijlage bij het verhoor van verdachte, p. 104 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
7.Het proces-verbaal van aangifte, p. 33 en 34 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
9.Het proces-verbaal van aangifte, p. 34 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
10.Het proces-verbaal van aangifte, p. 34 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
11.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 16 (dossier sluitingsdatum 24 mei 2019).
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 26 (dossier sluitingsdatum 24 mei 2019).
13.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 40 en 41 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 99 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
15.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 41 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
16.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 41 en 42 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
17.Het proces-verbaal van aangifte, p. 6 en 7 en het proces-verbaal verhoor getuige [naam 4] , p. 14 en 15 (dossier sluitingsdatum 11 december 2019).
18.Het proces-verbaal van aangifte, p. 34 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
19.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 87 (dossier sluitingsdatum 1 mei 2019).
20.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 21 en 22 (dossier sluitingsdatum 11 december 2019).
21.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 30 en 31 (dossier sluitingsdatum 11 december 2019).
22.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 32 t/m 39 (dossier sluitingsdatum 11 december 2019).
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 24 (dossier sluitingsdatum 11 december 2019).
24.Het rapport DNA-onderzoek van het NFI, p. 50 en 51 (dossier sluitingsdatum 11 december 2019).
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 72.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 71.