ECLI:NL:RBGEL:2020:4628

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
9 september 2020
Zaaknummer
05/208983-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf voor het voorhanden hebben van voorwerpen om hennep te telen en diefstal van stroom

Op 9 september 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van voorwerpen voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1968 en woonachtig in Rheden, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.G.W.M. Geurts. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat op 26 augustus 2020 plaatsvond, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid apparatuur die gebruikt kan worden voor het kweken van hennep, waaronder 198 plantenbakken en diverse andere benodigdheden. Daarnaast werd hem verweten dat hij tussen maart 2018 en juli 2019 elektriciteit had gestolen door een illegale aansluiting aan te leggen.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor beide tenlastegelegde feiten. De verdachte had verklaard dat hij in 2018 was begonnen met het kweken van hennep, maar de rechtbank vond zijn verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangetroffen bewijsmiddelen, waaronder WhatsApp-berichten tussen de verdachte en medeverdachten, die duidden op een voortdurende betrokkenheid bij de hennepteelt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde periode vóór maart 2018, maar achtte het wel bewezen dat hij in de periode daarna de elektriciteit had gestolen.

De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij een first offender was. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de maatschappelijke overlast en de risico's die verbonden zijn aan illegale hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. J.M.P. van der Meulen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/208983-19
Datum uitspraak : 9 september 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
raadsman: mr. M.G.W.M. Geurts, advocaat te Duiven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 26 augustus 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 juli 2019 te [woonplaats] , gemeente Rheden
stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
- 198 met compost gevulde plantenbakken en/of
- twee (vervuilde) koolstoffilters en/of
- twee vervuilde ventilatoren en/of
- één slakkenhuis en/of
- twee (vervuilde) luchtafzuigers en/of
- dertien (met stof bevuilde) armaturen en/of
- dertien (aangesloten) assimilatielampen en/of
- dertien transformatoren en/of
- één schakelbord;
- één (gemetselde met zeil bekleedde) waterreservoir en/of
- één dompelpomp en/of
- één verwarmingselement en/of
- Knipscharen en/of
- één cannacutter en/of
- droognetten (met hennepresten)
dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, te weten een bedrijfsbus en/of een (aangelegde) kruipruimte (van ongeveer 15.50 m2), waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2016 tot en met 25 juli 2019 te [woonplaats] , gemeente Rheden
een hoeveelheid energie (stroom)), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van voorwerpen waarvan verdachte wist dat deze bestemd waren voor het kweken van hennep. Daarnaast heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van energie (stroom).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat feit 1 en 2 kunnen worden bewezen, met dien verstande dat verdachte van een deel van de onder feit 2 tenlastegelegde periode dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft verklaard pas in 2018 met de hennepkwekerij te zijn gestart en dus (ook pas) in 2018 de stroom buiten de meter om laten lopen. Verdachte heeft verder verklaard twee keer in 2018 te hebben geteeld. Voor het kweken van hennep gedurende een langere periode zit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier. Verdachte dient van een deel van de tenlastegelegde periode te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 199-201;
- ruimlijst hennep, p. 346;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2020.
Feit 2
Ten aanzien van de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij een illegale aansluiting heeft aangelegd en dat
alleenhet voor de kweek benodigde stroomverbruik niet door de meter werd geregistreerd. [2] Om vast te kunnen stellen in welke periode verdachte stroom buiten de meter heeft afgenomen, dient de rechtbank daarom eerst vast te stellen in welke periode verdachte hennep heeft gekweekt.
In de woning van verdachte is op 25 juli 2019 een kweekruimte aangetroffen met voorwerpen die geschikt zijn voor hennepteelt, maar geen in werking zijnde hennepkwekerij. [3]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de eerste planten rond maart 2018 heeft gekweekt en dat de tweede oogst rond september 2018 klaar was. [4] Verdachte heeft verder verklaard dat hij daarna geen hennep meer heeft gekweekt. De rechtbank vindt deze verklaring niet geloofwaardig en neemt daarbij de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
Op 24 juli 2019 heeft de politie bij de buren van verdachte, te weten medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , een inwerking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. [5] In de kweekruimte van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werd hetzelfde kweekschema genaamd
“Kweekschema cocos”aangetroffen als bij verdachte. [6] De politie heeft vervolgens de telefoon van verdachte onderzocht. Onder meer werden daarin de volgende WhatsApp-berichten aangetroffen tussen verdachte en telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 2] [7] :
“23 december 2018
[medeverdachte 2] : "Hoi [verdachte] alle goed met je" 22.27 uur
Verdachte: "Met mij wel" 22.28 uur
[medeverdachte 2] : "Oké de lampen branden alle maal dat is niets voor jou [medeverdachte 1] zij er is vast wat aan de hand" 22.29 uur
Verdachte: "Nee ik was even bij ria" 22.30 uur
[medeverdachte 2] : "Gelukkig" 22.30 uur
Verdachte: "Akkoord" 22.30 uur
Verdachte: "Bedankt voor je berzorgt hijd" 22.31 uur
4 januari 2019
[medeverdachte 2] : "Kan [medeverdachte 1] komen" 16.08 uur
Verdachte: "Jazeker" 16.37 uur
[medeverdachte 2] : "Komt er aan" 16.37 uur
Verdachte: "Oké" 16.37 uur
9 januari 2019
[medeverdachte 2] : " [medeverdachte 1] gaat morgen middag bezich" 21.44 uur
Verdachte: "Oké" 21.46 uur
[medeverdachte 2] : een emoticon van een duimpje omhoog 21.47 uur
7 maart 2019
[medeverdachte 2] : "Je moet alleen de klok aanzetten hij heeft hem op nul gezet" 14.30 uur
Verdachte: "Oké bedankt" 14.42 uur
[medeverdachte 2] : een emoticon van een duimpje omhoog 14.42 uur
31 maart 2019
[medeverdachte 2] : "Wil je morgen niet de achterdeur op de knip doen" 20.18 uur
Verdachte: "Doe ik" met een emoticon van een duimpje omhoog 20.19 uur
[medeverdachte 2] : een emoticon van een duimpje omhoog 20.19 uur
3 april 2019
[medeverdachte 2] : " [medeverdachte 1] heeft spullen gepakt" 18.48 uur
Verdachte: "Wist ik al had het al gezien" 18.49 uur
[medeverdachte 2] : "Wat oké" 18.50 uur
Verdachte: "Ik zie alles"
14 april 2019
[medeverdachte 2] : "Als het goed is komen ze straks zet hij ze morgen" 20.06 uur
[medeverdachte 2] : "Moet je de knip er af laten" 20.06 uur
Verdachte: "Oké" 20.07 uur
15 april 2019
[medeverdachte 2] : "Waren vanmiddag pas hij komt tegen 6 uur" 17.35 uur
Verdachte: "Is goed ik zie het wel" 17.37 uur
[medeverdachte 2] : "Oke" 17.38 uur
17 juni 2019
[medeverdachte 2] : "Is de sleutel vergeten kan je die morgen door de brievenbus doen" 23.37 uur
Verdachte: "Doe ik" 23.38 uur
29 juni 2019
[medeverdachte 2] : "Kan [medeverdachte 1] nu langs komen" 11.44 uur
Verdachte: "Jazeker" 11.45 uur
3 juli 2019
[medeverdachte 2] : "Kunnen er 32 voor krijgen" 11.48 uur
[medeverdachte 2] : "En wil je nieuwe" 11.53 uur
Verdachte: "Als het niet meer wordt dan moet het maar" 11.53 uur
[medeverdachte 2] : "Oke" 11.54 uur
Verdachte: "Ja wanneer" 11.54 uur
[medeverdachte 2] : "Ga ik vragen meestal duurt het een week" 11.55 uur"” [8]
Verder werden Whatsapp berichten aangetroffen tussen verdachte en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik bij [medeverdachte 1] : [9]
“20 juni 2019
[medeverdachte 1] : "Wil je de legen tonnen klaar zetten nemen wij die mee" 16.25 uur
Verdachte: "Is goed maar gaan jullie nu naar de camping toe" 16.26 uur
[medeverdachte 1] : "Morgen vroeg" 16.27 uur
Verdachte: "Oké dan pak ik ze zo wel" 16.27 uur
[medeverdachte 1] : "Top" 16.28 uur” [10]
De rechtbank acht het op grond van de inhoud van de voornoemde berichten -in combinatie met het feit dat bij medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 24 juli 2019 een in werking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen- aannemelijk dat de inhoud van deze Whatsapp-berichten ziet op de teelt van hennep. Temeer, omdat een andere –aannemelijke- verklaring voor de inhoud van deze berichten door verdachte niet is gegeven. De rechtbank leidt uit deze berichten af dat [verdachte] zich ook na september 2018 bezig heeft gehouden met de teelt van hennep.
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om vast te stellen dat verdachte vóór maart 2018 hennep heeft gekweekt. Gelet daarop acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte voor maart 2018 buiten de meter om stroom heeft afgenomen. Verdachte zal ten aanzien van feit 2 dan ook worden vrijgesproken van de tenlastegelegde periode vóór maart 2018.
Voor het overige is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [medewerker benadeelde bedrijf] namens [benadeelde bedrijf] te [plaats] , p. 255;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2020.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening door een elektriciteitsaansluiting buiten de meter om te maken een hoeveelheid energie (stroom) heeft weggenomen in de periode van maart 2018 tot en met 25 juli 2019.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks25 juli 2019 te [woonplaats] , gemeente Rheden
stoffen en/ofvoorwerpen
heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd ofvoorhanden heeft gehad, te weten
- 198 met compost gevulde plantenbakken en
/of
- twee
(vervuilde
)koolstoffilters en
/of
- twee vervuilde ventilatoren en
/of
- één slakkenhuis en
/of
- twee
(vervuilde
)luchtafzuigers en
/of
- dertien
(met stof bevuilde
)armaturen en
/of
- dertien
(aangesloten
)assimilatielampen en
/of
- dertien transformatoren en
/of
- één schakelbord;
- één
(gemetselde met zeil bekleedde
)waterreservoir en
/of
- één dompelpomp en
/of
- één verwarmingselement en
/of
- knipscharen en
/of
- één cannacutter en
/of
- droognetten
(met hennepresten
)
dan welen
vervoermiddelen,ruimten,
gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevensvoorhanden heeft gehad, te weten
een bedrijfsbus en/ofeen
(aangelegde
)kruipruimte
(van ongeveer 15.50 m2
), waarvan hij wist
of ernstige reden had te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde
en/of vijfdelid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2.
hij in
of omstreeksde periode van
25 juli 2016maart 2018 tot en met 25 juli 2019 te [woonplaats] , gemeente Rheden
een hoeveelheid energie (stroom),
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak,verbreking
en/of inklimming(door
een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens)een elektriciteitsaansluiting
aan de boven- en/of buitenzijde, in elk gevalbuiten de meter om
,te maken).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, onder andere het feit dat hij een first offender is en dat hij zijn woning is kwijtgeraakt. De verdediging heeft verder gesteld het niet begrijpelijk te vinden bij de bepaling van de strafmaat aansluiting te zoeken bij de richtlijn voor het aanwezig hebben van hennepplanten. Indien dat wel wordt gedaan, vindt de verdediging het redelijk de straf te bepalen op de helft van het in de richtlijn genoemde uitgangspunt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 3 augustus 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een niet in werking zijnde hennepkweekruimte en voorwerpen die geschikt zijn voor het kweken van hennep, waaronder 198 plantenbakken. Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert, niet alleen vanuit het oogpunt van volksgezondheid maar ook omdat de handel in hennep gelet op de grote winsten die daarmee worden gemaakt allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Kwekerijen waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net leveren (brand)gevaar op voor de omgeving.
Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en alleen gehandeld uit eigen financieel gewin.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 100 uur, te vervangen door 50 dagen vervangende hechtenis passend. De rechtbank zal de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten in mindering brengen op de op te leggen straf.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Keijzer (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2020.
mr. S.H. Keijzer en mr. S. Jansen zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019413523, gesloten op 10 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor, p. 306.
3.Proces-verbaal van aanhouding, p. 45.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 augustus 2020.
5.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 60-61.
6.Proces-verbaal, p. 26; proces-verbaal van bevindingen, p. 38.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 289.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281-284.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 289.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 284-285.