ECLI:NL:RBGEL:2020:4627

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
9 september 2020
Zaaknummer
05/224526-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf voor het medeplegen van het telen van hennepplanten en diefstal van stroom

Op 9 september 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het telen van 76 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1962 en woonachtig in Rheden, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Arts. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 24 juli 2019 in zijn woning een hennepkwekerij had ingericht, waar 76 hennepplanten werden aangetroffen. De verdachte had bekend dat hij de kwekerij had opgezet, maar ontkende dat hij dit samen met een ander had gedaan. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, omdat zijn medeverdachte, zijn vrouw, ook in de woning woonde en er geen bewijs was dat zij geen kennis had van de kwekerij. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn vrouw.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van elektriciteit, omdat hij de stroom voor de kwekerij buiten de meter om had afgenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide feiten, maar sprak hem vrij van het tenlastegelegde dat hij van het telen van hennep zijn beroep had gemaakt. De officier van justitie had een werkstraf van 100 uren geëist, maar de rechtbank legde een werkstraf van 80 uren op, te vervangen door 40 dagen hechtenis als deze niet naar behoren werd verricht. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten en de gevolgen voor de omgeving, waaronder het risico op brand en de schade aan de woningen van buren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/224526-19
Datum uitspraak : 9 september 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
raadsman: mr. S. Arts, advocaat te Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 26 augustus 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 juli 2019 te [woonplaats] , gemeente Rheden, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 76 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2016 tot en met 24 juli 2019 te [woonplaats] , gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, energie (stroom), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 juli 2020 werd in de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Het betreft een ruimte onder de woning die door de bewoner zelf is uitgegraven. In totaal stonden er 76 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 85 cm. De plantenbakken waren gevuld met potgrond. In totaal hingen er in de kweekruimte 5 assimilatielampen. Verder bevonden zich in de kweekruimte 2 koolstoffilters. In de schuur die zich in de tuin bevindt, werd 1 werkend koolstoffilter aangetroffen. De luchtverversing en de luchtafvoer werden geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. [2]
In de woning aan de [adres 2] woonden op dat moment verdachte en zijn vrouw, medeverdachte [medeverdachte 1] . [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het telen en het aanwezig hebben van hennep. Zij vindt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte van het telen van hennep zijn beroep heeft gemaakt of als een bedrijf heeft uitgeoefend.
Daarnaast heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van energie (stroom) door middel van braak en/of verbreking in vereniging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat feit 1 kan worden bewezen met dien verstande dat verdachte van het tenlastegelegde medeplegen dient te worden vrijgesproken. Ter onderbouwing heeft de verdediging naar de verklaring van verdachte gewezen, inhoudende dat zijn vrouw (medeverdachte [medeverdachte 1] ) geen wetenschap van de kwekerij had. Medeverdachte [medeverdachte 1] zelf heeft ook verklaard geen wetenschap te hebben gehad. Er bevindt zich verder geen bewijs in het dossier op basis waarvan bewezen kan worden verklaard dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Het medeplegen kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De verdediging heeft verder gesteld dat feit 2 kan worden bewezen met dien verstande dat verdachte van een deel van de tenlastegelegde periode dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft verklaard de hennepkwekerij ongeveer 9 maanden voor het aantreffen daarvan door de politie (op 24 juli 2019) te zijn gestart. Verder heeft hij verklaard dat hij pas vanaf het moment van het starten van de kwekerij de stroom buiten de meter om heeft laten lopen. De diefstal van stroom vóór deze door verdachte genoemde periode kan op basis van het dossier niet worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aan verdachte is het medeplegen van het telen (etc.) van hennep tenlastegelegd. Verdachte heeft bekend dat hij onder zijn woning een hennepkwekerij heeft ingericht en dat hij daarin hennep heeft gekweekt. [4] Daarnaast heeft hij bekend een oogst te hebben verkocht aan een shop en deze oogst hier zelf te hebben afgeleverd. [5]
Verdachte heeft ontkend dat hij samen met een ander hennep heeft gekweekt. In dat kader heeft hij verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] niets van de hennepkwekerij onder de woning wist. Verdachte heeft verklaard dat hij, op de momenten dat [medeverdachte 1] niet in de woning aanwezig was, (in zijn eentje) de kruipruimte heeft uitgegraven en de kweekruimte heeft ingericht. De planten verzorgde hij ook op de momenten dat [medeverdachte 1] niet aanwezig was.
De rechtbank vindt de verklaring dat medeverdachte [medeverdachte 1] geen wetenschap van de kwekerij heeft gehad ongeloofwaardig en neemt hierbij het volgende in aanmerking.
Wetenschap medeverdachte [medeverdachte 1] aanwezigheid kwekerij
Vooropgesteld wordt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] beiden bewoners van de woning, gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] waren. De kwekerij bevond zich in een kruipruimte onder deze woning en was vrij toegankelijk via een luik in de bijkeuken. De hennep bevond zich dus in de machtssfeer van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarnaast is van belang dat met het uitgraven van de kruipruimte met een hoogte van 1,5 meter en het realiseren van een kweekruimte met een hoogte van 1,70 meter [6] en een oppervlakte van 7 vierkante meter [7] geruime tijd gemoeid moet zijn geweest. Voorts is de kweekruimte ingericht met diverse voorwerpen, zoals 76 plantenbakken, potgrond, een zeil, 5 assimilatielampen, 2 koolstoffilters, een aan- en afzuiginstallatie, ventilatoren, droogrekken en een kachel. [8] Gelet op de hoeveelheid goederen moet met de inrichting van de kwekerij eveneens de nodige tijd gemoeid zijn geweest. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat hennepplanten regelmatig verzorgd dienen te worden en uiteindelijk geknipt en gedroogd dienen te worden. Bij het voorgaande is van belang dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard geen werk te hebben. [9]
De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat verdachte enerzijds de omvangrijke werkzaamheden ter zake de aanleg en inrichting van de kwekerij en anderzijds de werkzaamheden ter zake het verzorgen van de planten zou hebben verricht in de (beperkte) tijd dat medeverdachte [medeverdachte 1] niet in de woning was. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk dat medeverdachte [medeverdachte 1] noch iets zou hebben gemerkt van het uitgraven van de kruipruimte, noch van de inrichting van de kwekerij, noch van het verzorgen van de planten.
Het is ten slotte ongeloofwaardig dat medeverdachte [medeverdachte 1] nooit een hennepgeur heeft geroken. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennep een penetrante geur heeft.
Gezien de hierboven omschreven feiten en omstandigheden is de rechtbank ervan overtuigd dat medeverdachte [medeverdachte 1] op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij onder de woning.
Nauwe en bewuste samenwerking verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]
Op 25 juli 2019 heeft de politie bij de buurman van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] , een ruimte aangetroffen die was ingericht om gebruikt te worden als een hennepkwekerij. [10] In de kweekruimte van [medeverdachte 2] werd hetzelfde kweekschema genaamd
“Kweekschema cocos”aangetroffen als bij verdachte. [11] De politie heeft vervolgens de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] onderzocht. Onder meer werden daarin de volgende WhatsApp-berichten aangetroffen tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] : [12]
“4 januari 2019
[medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte 1] ):"Kan [verdachte] komen" 16.08 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Jazeker" 16.37 uur
[medeverdachte 1] : "Komt er aan" 16.37 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Oké" 16.37 uur
9 januari 2019
[medeverdachte 1] : " [verdachte] gaat morgen middag bezich" 21.44 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Oké" 21.46 uur
[medeverdachte 1] : een emoticon van een duimpje omhoog 21.47 uur
7 maart 2019
[medeverdachte 1] : "Je moet alleen de klok aanzetten hij heeft hem op nul gezet" 14.30 uur
: "Oké bedankt" 14.42 uur
[medeverdachte 1] : een emoticon van een duimpje omhoog 14.42 uur
31 maart 2019
[medeverdachte 1] : "Wil je morgen niet de achterdeur op de knip doen" 20.18 uur
[ [medeverdachte 2] : "Doe ik" met een emoticon van een duimpje omhoog 20.19 uur
[medeverdachte 1] : een emoticon van een duimpje omhoog 20.19 uur
3 april 2019
[medeverdachte 1] : " [verdachte] heeft spullen gepakt" 18.48 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Wist ik al had het al gezien" 18.49 uur
[medeverdachte 1] : "Wat oké" 18.50 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Ik zie alles"
14 april 2019
[medeverdachte 1] : "Als het goed is komen ze straks zet hij ze morgen" 20.06 uur
[medeverdachte 1] : "Moet je de knip er af laten" 20.06 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Oké" 20.07 uur
15 april 2019
[medeverdachte 1] : "Waren vanmiddag pas hij komt tegen 6 uur" 17.35 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Is goed ik zie het wel" 17.37 uur
[medeverdachte 1] : "Oke" 17.38 uur
17 juni 2019
[medeverdachte 1] : "Is de sleutel vergeten kan je die morgen door de brievenbus doen" 23.37 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Doe ik" 23.38 uur
29 juni 2019
[medeverdachte 1] : "Kan [verdachte] nu langs komen" 11.44 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Jazeker" 11.45 uur
3 juli 2019
[medeverdachte 1] : "Kunnen er 32 voor krijgen" 11.48 uur
[medeverdachte 1] : "En wil je nieuwe" 11.53 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Als het niet meer wordt dan moet het maar" 11.53 uur
[medeverdachte 1] : "Oke" 11.54 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Ja wanneer" 11.54 uur
[medeverdachte 1] : "Ga ik vragen meestal duurt het een week" 11.55 uur"” [13]
Verder werden WhatsApp-berichten aangetroffen tussen verdachte en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik bij verdachte: [14]
“20 juni 2019
[verdachte] : "Wil je de legen tonnen klaar zetten nemen wij die mee" 16.25 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Is goed maar gaan jullie nu naar de camping toe" 16.26 uur
[verdachte] : "Morgen vroeg" 16.27 uur
[ [medeverdachte 2] ]: "Oké dan pak ik ze zo wel" 16.27 uur
[verdachte] : "Top" 16.28 uur""” [15]
De rechtbank acht het op grond van de inhoud van de voornoemde berichten in combinatie met het feit dat bij medeverdachte [medeverdachte 2] op 25 juli 2019 een ruimte werd aangetroffen die was ingericht om gebruikt te worden als een hennepkwekerij aannemelijk dat de inhoud van deze WhatsApp-berichten ziet op de teelt van hennep. Temeer, omdat een andere – aannemelijke – verklaring voor de inhoud van deze berichten door verdachte dan wel zijn medeverdachten niet is gegeven.
De rechtbank is verder van oordeel dat uit de berichten volgt dat [medeverdachte 1] bij het telen van de hennep een actieve rol heeft gehad. Zij hield zich (in ieder geval) bezig hield met wezenlijke onderdelen van het productieproces, waaronder de verkoop van de hennep en de aanschaf van nieuwe planten.
Gelet op het bovenstaande en in samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] een voldoende wezenlijke en/of significante bijdrage heeft geleverd aan het telen van de hennep. Daarmee is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] .
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep samen met een ander. Nu het telen van hennep een doorlopend proces is, uit de foto’s blijkt dat de planten op 24 juli 2019 er gezond bijstonden en de teelt in de woning van verdachte en zijn mededader plaatsvond, vindt de rechtbank het telen van hennep bewezen, ondanks dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte of zijn mededader de planten op 24 juli 2019 hebben verzorgd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte van het kweken van hennep zijn beroep heeft gemaakt of als een bedrijf heeft uitgeoefend. Verdachte zal van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Feit 2
Ten aanzien van de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank het volgende.
In de aangifte van [benadeelde bedrijf] is opgenomen dat uit het door [benadeelde bedrijf] ingestelde onderzoek volgt dat er in ieder geval in de periode van 3 november 2018 tot 24 juli 2019 een hennepplantage was ingericht in de woning van verdachte. [16]
Verdachte heeft op 14 augustus 2019 bij de politie verklaard dat hij ongeveer 9 maanden geleden was begonnen met het kweken van hennep. [17] Dit komt grotendeels overeen met de periode die is gebleken uit het onderzoek van [benadeelde bedrijf] . [18] Verdachte heeft verder verklaard dat alleen de stroom voor de kweek niet werd geregistreerd. [19]
De onder feit 1 opgenomen WhatsApp-berichten (waarvan het naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk is dat de inhoud hiervan ziet op de teelt van hennep) dateren van 23 december 2018 tot en met 8 juli 2019. Ook deze periode komt grotendeels overeen met de periode die uit het onderzoek van [benadeelde bedrijf] volgt.
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte in de periode van 3 november 2018 tot en met 24 juli 2019 hennep heeft gekweekt. Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte voor 3 november 2018 een hennepkwekerij in werking heeft gehad, acht zij tevens niet bewezen dat verdachte voor 3 november 2018 buiten de meter om stroom heeft afgenomen. Verdachte zal dan ook ten aanzien van feit 2 worden vrijgesproken van de tenlastegelegde periode vóór 3 november 2018.
Voor het overige is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [medewerker benadeelde bedrijf] namens [benadeelde bedrijf] te [plaats] , p. 77;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2020.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk wederrechtelijk stroom heeft afgenomen in de periode van 3 november 2018 tot en met 24 juli 2019. Zij acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte in vereniging met een ander heeft gehandeld, nu zich hiervoor geen althans onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks24 juli 2019 te [woonplaats] , gemeente Rheden,
al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,opzettelijk heeft geteeld en
/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]
)een hoeveelheid van
(in totaal
) ongeveer76 hennepplanten
, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend;
2.
hij in
of omstreeksde periode van
24 juni 20163 november 2018 tot en met 24 juli 2019 te [woonplaats] , gemeente Rheden,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,energie
(stroom
),
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s)toebehoorde, te weten aan [benadeelde bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdat weg te nemen goed onder zijn
/haar/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van
braak,verbreking
en/of inklimming(door
een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens)een elektriciteitsaansluiting
aan de boven- en/of buitenzijde, in elk gevalbuiten de meter om
,te maken).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 100 uren werkstraf, te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat een werkstraf voor de duur van 60 tot 80 uur passend is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 3 augustus 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van 76 hennepplanten met een ander. Het telen van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast en (brand-) gevaarlijke situaties veroorzaakt.
In dit geval heeft verdachte ook een groot risico genomen door het uitgraven van de kruipruimte onder zijn woning om de kweekruimte te realiseren. Dit heeft er in geresulteerd dat zijn eigen woning onbewoonbaar werd verklaard en dat ook instortingsgevaar aan de twee naastgelegen huizen ontstond. Maar niet alleen leidde het uitgraven van de kruipruimte tot een direct gevaar voor personen, het heeft ook tot de nodige schade voor de eigenaar van de betreffende woningen geleid.
Daarnaast levert het telen van hennep schade voor de maatschappij op, niet alleen vanuit het oogpunt van volksgezondheid maar ook omdat de handel in hennep gelet op de grote winsten die daarmee worden gemaakt allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Kwekerijen waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net leveren (brand)gevaar op voor de omgeving.
Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en alleen gehandeld uit eigen financieel gewin.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 80 uur, te vervangen door 40 dagen vervangende hechtenis passend.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Keijzer (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2020.
mr. S.H. Keijzer en mr. S. Jansen zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019413523, gesloten op 18 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 60-61; ruimlijst hennep, p. 66.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 120.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 123; Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 augustus 2020.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 130.
6.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 61.
7.Rapport berekening Wederrechtelijk Verkregen Voordeel, p. 152.
8.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 60-61; ruimlijst hennep, p. 66.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 136.
10.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 2] , p. 44.
11.Proces-verbaal, p. 26; proces-verbaal van bevindingen, p. 38.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 289.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281-284.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 289.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 284-285.
16.Proces-verbaal van aangifte van [medewerker benadeelde bedrijf] namens [benadeelde bedrijf] te [plaats] , p. 77.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 123.
18.Proces-verbaal van aangifte van [medewerker benadeelde bedrijf] namens [benadeelde bedrijf] te [plaats] , p. 77.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 135.