ECLI:NL:RBGEL:2020:4587

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
05/048961-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens belaging van meerdere slachtoffers met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 8 september 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 40-jarige man, die zich schuldig had gemaakt aan belaging van drie personen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, plus een voorwaardelijke gevangenisstraf van 200 dagen met een proeftijd van drie jaar. De man had zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers door hen herhaaldelijk te bellen, te achtervolgen en bedreigende boodschappen te sturen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van ongeveer 10 maanden schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij hij de slachtoffers in ernstige mate heeft lastiggevallen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging wegens onvoldoende bewijs. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contact- en locatieverbod ten aanzien van de slachtoffers, en de verplichting om zich te laten behandelen door een zorgverlener. De benadeelde partij, een van de slachtoffers, heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/048961-20
Datum uitspraak : 8 september 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1980 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. S.B. Kleerekooper, advocaat te Hoenderloo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 juni 2020 en 25 augustus 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 24 februari 2020 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] (onder meer) (vele malen) dag en nacht op te bellen, berichten achter te laten op de voicemail van de telefoon, 's-nachts bij haar aan de woning aan te bellen, haar woning te besmeuren en/of afval in de tuin van haar woning te gooien met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2019 tot en met 24 februari 2020 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] (vele malen) op te bellen en/of langs zijn woning te rijden en/of die [slachtoffer 2] te achtervolgen, te benaderen en/of uit te schelden met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2019 tot en met 24 februari 2020 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door die [slachtoffer 3] (vele malen) op te bellen en/of berichten te sturen met (onder meer) de teksten: "Ik sta eerdaags bij jou voor de deur" en/of tegen [slachtoffer 3] te schreeuwen: "Ik ga je pakken" en/of andere woorden met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van ‘het besmeuren van de woning’ zoals tenlastegelegd onder feit 1, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman gesteld dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen aangezien bij verdachte niet het oogmerk bestond om aangever te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden, dan wel het slachtoffer vrees aan te jagen. Verdachte had niet de intentie om aangever schrik aan te jagen; hij was enkel gefrustreerd over de omgang van zijn ex-schoonfamilie met hem, met name in de relatie met zijn kinderen, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 20-22;
- het nadere proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] , pag. 27-29;
- een proces-verbaal van bevindingen betreffende de incidenten met bijlagen, p. 30-60.
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van een aantal onderdelen van de tenlastelegging te weten berichten achterlaten op de voicemail, ’s nachts bij aangeefster aanbellen, haar woning besmeuren en afval in haar tuin gooien. De rechtbank is van oordeel dat er voor deze onderdelen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Feit 2
[slachtoffer 2] heeft in zijn aangifte het volgende verklaard. Vanaf de zomer van 2019 zijn aangever en zijn vrouw regelmatig lastig gevallen door verdachte. Verdachte reed vaak op de scooter langs hun huis en schold daarbij. In december 2019 vertoonde verdachte zich vaker bij hun huis. Ook belde hij vaker. Aangever somt de volgende incidenten op:
- 19 december 2019: 's nachts 2 gemiste oproepen, vermoeden dat het verdachte was;
- 24 december: verdachte belde aangever op zijn werk en zei: "kom naar buiten dan met je
dochter";
- 25 december: een auto reed gevaarlijk hard door de straat. Op de camerabeelden zag aangever
dat het de auto van verdachte was (een groene [merk auto] ). Daarnaast is er tussen 0.00 en 7.00 uur
vaak gebeld;
- 26 december : geschreeuw en getoeter van een auto. Verdachte reed langs woning en
schreeuwde "kankerpedo";
- 26 en 27 december: er is vaak gebeld;
- 28 december: aangever hoorde een auto door de straat rijden en toeteren. Op de camerabeelden
is te zien dat het auto van verdachte betrof. Later op de dag was aangever de ramen van zijn
auto aan het krabben. Verdachte kwam aanrijden en schold aangever uit. Aangever reed daarop
samen met zijn vrouw weg en werd daarbij door verdachte achtervolgd. Op de camerabeelden
was te zien dat verdachte voor het incident al met zijn auto vlakbij de woning stond, kennelijk
om aangever en zijn vrouw op te wachten;
- 30 december: getoeter van een auto, verdachte reed langs en riep "kankerpedo." Later op de
dag reed hij nogmaals door de straat.
- 1 jan 2020: verdachte reed door straat (dit heeft aangever gezien op camerabeelden);
- 2 op 3 januari: 30 x gebeld door nummer [telefoonnummer] ;
-7 januari: buurman vertelde aangever dat weer een auto toeterend en hard door de straat was
gereden. Op de camerabeelden was te zien dat het verdachte betrof;
- 8 januari: verdachte reed weer door de straat (is weer gezien op camerabeelden). Ook is er één
keer gebeld. [2]
Verdachte heeft bij de politie [3] en ter terechtzitting erkend dat hij aangever vele malen heeft gebeld en dat hij vele malen langs zijn woning is gereden. Ook heeft verdachte erkend dat hij aangever en zijn vrouw heeft benaderd, achtervolgd en uitgescholden.
Verdachte heeft ontkend dat hij de intentie had om aangever en zijn vrouw schrik aan te jagen. Hij wilde op deze manier een normaal gesprek bewerkstelligen met zijn ex-schoonouders in het belang van zijn kinderen.
De rechtbank acht ook feit 2 op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Het standpunt van verdachte dat hij niet de intentie had om aangever (en zijn vrouw) te belagen, volgt de rechtbank niet. Verdachte heeft immers bekend dat hij aangever meermalen heeft gebeld en benaderd en dat hij meermalen langs zijn woning is gereden. Deze gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden uitgelegd dan dat ze bedoeld zijn om aangever te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 300-301;
- een logboek met de incidenten en bijlagen, p. 304-331 ;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2020.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het schreeuwen tegen [slachtoffer 3] “Ik ga je pakken” of soortgelijke woorden. De rechtbank is van oordeel dat er voor dit onderdeel van de tenlastelegging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 april 2019 tot en met 24 februari 2020 in de gemeente Apeldoorn,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] (onder meer) (vele malen) dag en nacht op te bellen.
, berichten achter te laten op de voicemail van de telefoon, 's-nachts bij haar aan de woning aan te bellen, haar woning te besmeuren en/of afval in de tuin van haar woning te gooienmet het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets
te doen, niet te doen,te dulden
en/of vrees aan te jagen.
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 juni 2019 tot en met 24 februari 2020 in de gemeente Apeldoorn,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] (vele malen) op te bellen en
/oflangs zijn woning te rijden en
/ofdie [slachtoffer 2]
te achtervolgen, te benaderen
en/of uit te scheldenmet het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen,
niet te doen,en te dulden
en/of vrees aan te jagen.
3.
hij in
of omstreeksde periode van 13 juni 2019 tot en met 24 februari 2020 in de gemeente Apeldoorn,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door die [slachtoffer 3] (vele malen) op te bellen en
/ofberichten te sturen met (onder meer) de teksten: "Ik sta eerdaags bij jou voor de deur"
en/of tegen [slachtoffer 3] te schreeuwen: "Ik ga je pakken" en/of andere woordenmet het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen,
niet te doen,te dulden en/of vrees aan te jagen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3 telkens:
Belaging.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, waarvan 287 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van de reclassering én een contact- en een locatieverbod, met bevel dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Het contact- en locatieverbod zou moeten gelden ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] , wonende aan de [adres 2] en ten aanzien van [slachtoffer 3] , wonende aan de [adres 3] . Voorts heeft de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat opgemerkt dat de hoogte van de geëiste voorwaardelijke straf, mede gelet op het groot aantal bijzondere voorwaarden dat daaraan gekoppeld is, uitzonderlijk hoog, maar ook onpraktisch is in het geval de straf ten uitvoer wordt gelegd. Ook kloppen naar de mening van de raadsman de verhoudingen niet met betrekking tot de geëiste onvoorwaardelijke taakstraf. De raadsman heeft dan ook verzocht het voorwaardelijke deel aanzienlijk te matigen. Mocht de rechtbank toch komen tot een forse voorwaardelijke straf, dan is er naar de mening van de raadsman geen ruimte meer voor een onvoorwaardelijke taakstraf. Mocht de rechtbank overgaan tot oplegging van een kleiner voorwaardelijk deel, dan is er naar de mening van de raadsman wel ruimte voor oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf. De raadsman kan zich verder vinden in het contact- en locatieverbod. De dadelijke uitvoerbaarheid voldoet naar de mening van de raadsman niet aan het gevaarscriterium en heeft bovendien geen meer waarde, nu verdachte niet van plan is contact op te nemen met de slachtoffers en hun familie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Zij heeft mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 19 mei 2020;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 13 augustus 2020;
- een rapport van [naam] , gezondheidspsycholoog, gedateerd 31 juli 2020.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer 10 maanden schuldig gemaakt aan
drie belagingen, te weten die van zijn toenmalige buurvrouw, zijn ex-schoonouders en van het zusje van de ex-partner van verdachte. Verdachte heeft de slachtoffers dag en nacht gebeld, heeft diverse (bedreigende) berichten gestuurd en is ook meermalen met zijn auto (gevaarlijk hard) langs een woning gereden.
Verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de
slachtoffers en hun privacy in ernstige mate geschonden. Een woning is bij uitstek een
plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft gehandeld vanuit zijn eigen
behoefte om zijn onvrede over de gang van zaken met zijn ex-partner en haar familie en de
moeizame (omgangs)regeling met zijn kinderen te uiten. Zijn voormalige buurvrouw heeft
wil jennen vanwege haar, in de woorden van verdachte, claimende gedrag en opmerkingen.
De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. De belagingen duurden aanzienlijke periodes.
De rechtbank neemt het verdacht ook kwalijk dat hij [slachtoffer 1] bleef lastigvallen, ook toen zij
in het ziekenhuis was voor een bevalling. Zijn ex-schoonouders belde hij op één dag zelfs 359
keer.
De rechtbank houdt bij de op te leggen straf rekening met de persoon van verdachte en het
advies dat de gezondheidspsycholoog en de reclassering heeft uitgebracht.
Uit het psychologisch rapport volgt dat er geen sprake is van psychopathologie, zodat er geen
aanleiding is om verdachte het tenlastegelegde (enigszins) verminderd toe te rekenen. De
omgangsregeling met zijn kinderen is de achilleshiel bij verdachte. Dit zorgt al snel voor
boosheid, frustratie en onmacht. Nu er met behulp van hulpverlening meer rust en uitzicht op
een positieve toekomst is, neemt het recidiverisico vrijwel direct af. Aangezien er geen concrete
aanwijzingen zijn voor een stoornis, ligt het niet voor de hand om een behandeling te adviseren.
Tegelijkertijd is het wel essentieel dat er rust blijft in de omgang met de kinderen en (daarmee)
tussen verdachte en zijn ex-partner en haar familie. Om die reden moet de hulpverlening vanuit
Pactum worden voortgezet en is ook hulpverlening vanuit De Tender helpend.
Uit het voorlichtingsrapport van de reclassering blijkt dat verdachte heeft meegewerkt aan het
schorsingstoezicht en dat hij zich aan de voorwaarden en afspraken houdt. Verdachte neemt de
verantwoordelijkheid voor zijn delictgedrag en wil hulp om tot een gedragsverandering te
komen. Er heeft een intakegesprek plaatsgevonden bij Transfore. Jeugdbescherming Gelderland
is betrokken bij de omgangsregeling met zijn jongste zoon. Ook is er nu een gezinsvoogd
waarmee verdachte goed contact heeft. Ook Pactum is betrokken bij de omgangsregeling met
zoon en ouderbegeleiding. Volgens de reclassering is, gezien de problemen in de emotie- en
agressieregulatie, een behandeling in een forensisch kader belangrijk, zodat verdachte blijvend
gemotiveerd kan worden en controle kan worden uitgeoefend wanneer dit nodig wordt geacht.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte zich goed houdt aan de
schorsingsvoorwaarden, dat hij meewerkt aan begeleiding door de hulpverlening en dat hij
verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat
verdachte een goede dagbesteding heeft en drie maanden onder elektronisch toezicht heeft
gestaan.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de ernst van de feiten en met
de straffen die gebruikelijk door rechtbanken in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Om
herhaling te voorkomen is het noodzakelijk dat verdachte een (ambulante) behandeling zal
volgen en dat hij (daarbij) door de reclassering verder zal worden begeleid.
De rechtbank is daarom van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf in
dit geval niet opportuun is.
Alles in aanmerking nemend komt de rechtbank tot oplegging van een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast zal aan verdachte een
voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van 200 dagen met een
proeftijd van drie jaar. Hieraan zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals
door de reclassering geadviseerd, te weten een meldplicht en behandeling door Transfore of een
soortgelijke instelling en een contact- en locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 4] , wonende aan de [adres 2] en ten
aanzien van [slachtoffer 3] , wonende aan de [adres 3] . Dit om
verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen en om te bewerkstellingen
dat verdachte de (reeds ingezette) behandeling voortzet en afrondt en (daarbij) door de
reclassering verder zal worden begeleid.
De rechtbank ziet, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, geen mogelijkheid om de
dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen. Van de bewezenverklaarde feiten kan niet worden
gezegd dat zij gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van lichaam
van een of meer personen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 852,99.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot betaling van een bedrag van € 852,99 integraal toe te wijzen en daarbij de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij op het standpunt gesteld dat deze moet worden afgewezen aangezien deze onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de verdediging zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering aangezien onvoldoende onderbouwd/duidelijk is dat het aangeschafte camerasysteem bestemd was voor de benadeelde nu op de factuur een andere naam en adres staat.
De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
278 (tweehonderd acht en zeventig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 200 (tweehonderd) dagen
niet
ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens
niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op
drie jaren wordt bepaald;
 legt als algemene voorwaarde op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland meldt
op het adres Rosariumstraat 41 te Apeldoorn. Veroordeelde blijft zich melden op
afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om
het reclasseringstoezicht uit te voeren. Hieronder valt ook het meewerken aan
huisbezoeken;
- zich laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door
de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de
aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum 2]
, wonende aan de [adres 2] , heeft of
zoekt en zich niet in de [adres 2] zal ophouden, zolang
het Openbaar Ministerie en de reclassering dit verbod nodig vinden. De politie ziet toe
op handhaving van dit contact- en locatieverbod;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer 4] , geboren
[geboortedatum 3] , wonende aan de [adres 2] , heeft of
zoekt en zich niet in de [adres 2] zal ophouden, zolang
het Openbaar Ministerie en de reclassering dit verbod nodig vinden. De politie ziet toe
op handhaving van dit contact- en locatieverbod;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer 3] ,
geboren [geboortedatum 4] , wonende aan de [adres 3] , heeft of
zoekt en zich niet in de [adres 3] zal ophouden, zolang het
Openbaar Ministerie en de reclassering dit verbod nodig vinden. De politie ziet toe op
handhaving van dit contact- en locatieverbod;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering;

heft ophet – geschorste – bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2020.
Mr. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummers]
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pag. 281-282.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 375-381.