In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 4 augustus 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren op een onbekende datum en plaats, die lijdt aan de ziekte van Huntington en een ernstige depressie. De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen. De specialist ouderengeneeskunde en de basisarts gaven aan dat de cliënt aangewezen is op een verblijf in een Wzd-accommodatie, maar dat de huidige accommodatie niet in staat is om de depressie adequaat te behandelen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, en dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was. De cliënt verzet zich tegen de voortzetting van het verblijf, maar de rechtbank concludeerde dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling werd verleend voor de duur van zes weken, tot en met 15 september 2020. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter A.E.M. Overkamp, in tegenwoordigheid van griffier L. Stoevenbelt.