ECLI:NL:RBGEL:2020:4569

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
7 september 2020
Zaaknummer
C/05/374484 / FZ RK 20-2060
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling op grond van de Wet zorg en dwang voor psychogeriatrische cliënten met ernstige depressie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 4 augustus 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren op een onbekende datum en plaats, die lijdt aan de ziekte van Huntington en een ernstige depressie. De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen. De specialist ouderengeneeskunde en de basisarts gaven aan dat de cliënt aangewezen is op een verblijf in een Wzd-accommodatie, maar dat de huidige accommodatie niet in staat is om de depressie adequaat te behandelen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, en dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was. De cliënt verzet zich tegen de voortzetting van het verblijf, maar de rechtbank concludeerde dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling werd verleend voor de duur van zes weken, tot en met 15 september 2020. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter A.E.M. Overkamp, in tegenwoordigheid van griffier L. Stoevenbelt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/374484 / FZ RK 20-2060
Datum mondelinge uitspraak: 4 augustus 2020
Beschikking machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[cliënte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
verblijfadres: Stichting Atlant, locatie Heemhof te Apeldoorn,
op grond van een inbewaringstelling geldend tot en met 3 augustus 2020,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. C.A. Boeve te Putten.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
3 augustus 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 4 augustus 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
  • mw. [naam 1] , als specialist ouderengeneeskunde verbonden aan Atlant;
  • dhr. [naam 2] , als basisarts verbonden aan Atlant.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar cliënt verblijft te bezoeken. Dit levert voor cliënt, de medebewoners en de verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op.
Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten cliënt via beeldbellen te horen.
2.2.
Op 31 juli 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Apeldoorn ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat ten aanzien van cliënt sprake is van zodanig onmiddellijk dreigend ernstig nadeel dat een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Huntington, dit ernstig nadeel veroorzaakt. Cliënt wil weg uit de accommodatie en heeft op de dag van de inbewaringstelling twee keer een taxi gebeld om haar naar Amsterdam te brengen. Cliënt kan zich echter niet redden in de omgeving buiten de accommodatie. Ze is bekend met suïcidale uitspraken maar er is geen sprake van acute suïcidaliteit. In de omgeving van Amsterdam zijn geen betrouwbare mensen die cliënt zouden kunnen ontvangen en begeleiden. Cliënt gaf zelf aan dat ze door haar vriend zou worden opgevangen maar in werkelijkheid is het onbekend of deze vriend echt bestaat.
2.4.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige financiële schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • acute maatschappelijke teloorgang.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk en geschikt. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
De cliënt verzet zich tegen een voortzetting van het verblijf in de accommodatie. Zij kan vanwege haar dwanggedachten erg impulsief zijn en acties om te vertrekken komen onverwachts. Het lukt niet om haar ervan te overtuigen dat ze in de instelling moeten blijven. Zij moet dan fysiek worden tegenhouden, anders gaat ze weg. Vanwege haar aandoening heeft cliënt 24 uur per dag zorg en begeleiding in haar nabijheid nodig.
2.7.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de specialist ouderengeneeskunde en de basisarts aangegeven dat cliënt vanwege de ziekte van Huntington is aangewezen op een verblijf in een Wzd-accommodatie. Cliënt kampt echter ook met een ernstige depressie en het is in de huidige accommodatie waar cliënt verblijft niet gelukt om deze depressie te behandelen. Cliënt kan enkele dagen na de mondelinge behandeling (tijdelijk) geplaatst worden in een Wvgzz-accommodatie waar de depressie van cliënt behandeld kan worden. De specialist ouderengeneeskunde heeft aangegeven dat als cliënt niet vrijwillig met deze overplaatsing instemt, zij niet op basis van een voortzetting van de inbewaringstelling overplaatst kan worden. De rechtbank kan echter op basis van het verzoek van het CIZ niet beslissen dat een machtiging op grond van de Wvggz op dit moment beter aansluit op de huidige situatie. De officier van justitie zal daarvoor een verzoek bij de rechtbank moeten indienen.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling op grond van de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken, en geldt aldus tot en met 15 september 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[cliënte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 september 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2020 door mr. A.E.M. Overkamp, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 augustus 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.