In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Arnhem, en het college van burgemeester en wethouders van Arnhem. Eiser had bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (Pw) na een periode van werkloosheid. Het college had hem bij besluit van 13 september 2019 bijstand toegekend, maar ook een maatregel opgelegd die leidde tot een verlaging van de bijstand met 100% voor de duur van twee maanden. Deze maatregel was gebaseerd op het standpunt van het college dat eiser tekortschietend besef van verantwoordelijkheid had getoond door zijn arbeidsovereenkomst niet te verlengen, terwijl hij wist dat hij zonder werk niet in zijn kosten kon voorzien.
Eiser heeft tegen het besluit van het college bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Hij heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Eiser betwistte de maatregel en voerde aan dat hij niet tekortschietend besef van verantwoordelijkheid had getoond, omdat hij geen werk had aangeboden gekregen na zijn melding voor bijstand. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedragingen van eiser, die voorafgingen aan zijn aanvraag voor bijstand, wel degelijk relevant zijn voor de beoordeling van zijn verantwoordelijkheid. De rechtbank concludeerde dat eiser door zijn handelen het risico had genomen om werkloos te worden en dat hij niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Pw.
De rechtbank heeft de maatregel van 100% voor twee maanden in stand gelaten, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afstemming van de maatregel rechtvaardigden. Eiser's verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.