Uitspraak
1.De inhoud van de vordering
2.De procedure
3.Het onderzoek ter terechtzitting
4.De beoordeling van de vordering
€ 60,00-
€ 748,00.
5.De toegepaste wettelijke bepalingen
6.De beslissing
€ 748,00 (zevenhonderdachtenveertig euro);
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor gewoonteheling. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat aanvankelijk was vastgesteld op € 3.456,44, maar later werd aangepast naar € 1.027,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 augustus 2020, waar de officier van justitie de vordering heeft toegelicht en de verdediging zijn standpunt heeft gepresenteerd. De verdediging betwistte de hoogte van het voordeel en stelde dat de veroordeelde slechts recht had op een bedrag van € 748,04, gebaseerd op de ontvangen betalingen en gemaakte kosten.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van het procesdossier en de verklaringen van de betrokkenen. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de verkoop van goederen die door een medeveroordeelde waren verduisterd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het totale bedrag dat op de bankrekening van de veroordeelde is bijgeschreven, € 3.521,15 bedraagt. Na aftrek van verzendkosten en teruggestorte betalingen, heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 748,-. De rechtbank heeft de veroordeelde vervolgens verplicht tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft tevens de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 14 dagen, indien de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichting voldoet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.