Uitspraak
1.Procesverloop
29 juli 2020.
- mr. Vreeken;
- dhr. J. Dekkers, als zorgverantwoordelijke verbonden aan GGNet;
- dhr. K. Hali, als spv’er verbonden aan GGNet;
- dhr. [naam], broer van betrokkene.
De advocaat is van mening dat hieruit de conclusie kan worden getrokken dat betrokkene niet gehoord wenst te worden en dat de mondelinge behandeling kan worden voortgezet zonder de aanwezigheid van betrokkene. Gelet hierop heeft de rechtbank de mondelinge behandeling voortgezet.
2.Beoordeling
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
- het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- het opnemen in een accommodatie;
bij ontvankelijkheid van de officier van justitie het verzoek zou zijn afgewezen. Dit omdat onvoldoende is onderbouwd dat er bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz. Betrokkene betwist de diagnose depressiviteit terwijl deze evenmin niet nader is onderbouwd. Die nadere onderbouwing had wel verwacht mogen worden. Met name omdat op 13 december 2019 een verzoek voorlopige machtiging onder de wet BOPZ is afgewezen omdat de destijds gestelde diagnoses (eveneens) onvoldoende onderbouwd waren. In december werd nog gesproken over een mogelijke autistiforme stoornis of dwangmatige persoonlijkheidsstoornis gepaard gaande met middelenmisbruik. Dat thans gesproken worden over de diagnose depressie roept dan ook vragen op. Op zich zelf kan gezien de levensloop en maatschappelijke teloorgang van betrokkene deze diagnose voorstelbaar zijn maar zij dient niettemin afdoende onderbouwd te zijn”. De advocaat is van mening dat de vragen die er destijds waren, nog steeds niet zijn opgehelderd. Ook niet in het huidige verzoekschrift. Uit de medische verklaring blijkt dat de psychiater betrokkene niet heeft gesproken. Dat dat een probleem is, begrijpt de advocaat op zichzelf wel, maar er wordt vervolgens verwezen naar het dossier waaruit de diagnose zou blijken terwijl dat nu juist niet voldoende is onderbouwd. Volgens hem moet er sprake zijn van een meer vaststaande diagnose wil het verzoek tot een zorgmachtiging toegewezen kunnen worden.
3.Beslissing
[naam]
16 februari 2021.