ECLI:NL:RBGEL:2020:4276

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
374707
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van tenuitvoerlegging van ontruimingsvonnis door huurder tegen wooncoöperatie

In deze zaak heeft de huurder, Olgun, een kort geding aangespannen tegen de stichting Wonion, waarin hij verzoekt om schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis. De voorzieningenrechter heeft op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan. De huurder heeft sinds 1 april 2015 een woning gehuurd van Wonion, maar er zijn sinds 2017 klachten van omwonenden over overlast door de huurder, waaronder verbale en fysieke agressie. Wonion heeft de huurder meerdere keren aangesproken op deze klachten en heeft uiteindelijk een rechtszaak aangespannen om de huurovereenkomst te ontbinden. Op 15 juli 2020 heeft de kantonrechter de vorderingen van Wonion toegewezen, wat leidde tot een ontruimingsvonnis. De huurder heeft het vonnis niet erkend en heeft verzet aangetekend, maar Wonion heeft de ontruiming aangekondigd voor 12 augustus 2020. In het kort geding heeft de huurder aangevoerd dat zijn belang bij behoud van de woning zwaarder weegt dan het belang van Wonion bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs is van ernstige overlast door de huurder en dat het belang van Wonion bij voortzetting van de tenuitvoerlegging zwaarder weegt. De vorderingen van de huurder zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/374707 / KZ ZA 20-139
Vonnis in kort geding van 11 augustus 2020
in de zaak van
OLGUN [eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R. Stam te Doetinchem,
tegen
de stichting
STICHTING WONION,
gevestigd te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek,
gedaagde,
advocaat mr. D. van Hijkoop te Doetinchem.
Partijen zullen hierna [eiser] en Wonion genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding inclusief producties 1 tot en met 5
  • de brief van Wonion d.d. 9 augustus 2020 inclusief producties
  • de mondelinge behandeling d.d. 10 augustus 2020
  • de pleitnota van Wonion
1.2.
Ter mondeling behandeling heeft de voorzieningenrechter mondeling vonnis gewezen en de vorderingen van [eiser] afgewezen. In verband met de aangezegde ontruiming van de woning van [eiser] op 12 augustus 2020 is het mondeling vonnis van de voorzieningenrechter eerst vastgelegd in een kopstaartvonnis. Dit vonnis bevat de motivering daarvan.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 april 2015 heeft [eiser] van Wonion gehuurd de woning aan het adres [adres] (hierna: “de woning”).
2.2.
Sinds 2017 heeft Wonion regelmatig klachten van omwonenden ontvangen met betrekking tot [eiser] . Deze klachten kwamen er kort gezegd op neer dat [eiser] overlast veroorzaakt door middel van verbale en fysieke agressie naar omwonenden.
2.3.
Wonion heeft [eiser] zowel mondeling als schriftelijk aangesproken op de diverse klachten van omwonenden. Wonion heeft [eiser] onder meer op 21 juni 2019 gesommeerd om de overlast te staken.
2.4.
Bij beschikking van 19 februari 2020 van deze rechtbank, afdeling familie- en jeugdrecht, is aan de officier van justitie een machtiging verleend om [eiser] in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven tot en met
18 augustus 2020 (zaaknummer C/05/363853 FZ RK 19-3450, hierna: “de bopz-beschikking”) De bopz-beschikking luidt, voor zover relevant:
“(…) Uit het onderzoek is gebleken dat bij betrokkene sprake is van een paranoïde psychose met een paranoïde waansysteem. Daarnaast is mogelijk sprake van akoestische hallucinaties en is er een sterk vermoeden van een licht verstandelijke beperking. (…)
Daarnaast is sprake van het gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen, het gevaar dat betrokkene, door zijn hinderlijk gedrag, agressie van anderen tegen zichzelf zal oproepen en het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander. Betrokkene heeft geen goede verstandhouding met zijn buren. Er is regelmatig sprake van conflicten met zijn buren waarbij hij (fysiek) agressief gedrag vertoont. (…)”
2.5.
Op 25 maart 2020 heeft [eiser] per WhatsApp-gesprek contact gehad met de heer [naam 1] , werkzaam bij Wonion als wijkconsulent (hierna: “ [naam 1] ”). Dit WhatsApp-gesprek luidt, voor zover relevant:
[eiser] : “Dag [naam 2] ik heb te horen gekregen dat ik van jullie heel veel post heb geregen.wat is eigenlijk de bedoeling.
[naam 1] : Kun je de post niet zien?
Waar ben je dan
[eiser] : Ik kan niet de land eruit
Ik ben turkije
In
[naam 1] : Oké
Moeten we het daarheen sturen”
2.6.
Wonion heeft [eiser] bij dagvaarding van 27 maart 2020 opgeroepen om op
8 april 2020 te verschijnen ter terechtzitting van de kantonrechter van deze rechtbank. Wonion vorderde daarbij, voor zover thans relevant, primair ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning.
2.7.
[eiser] is niet verschenen op de door Wonion aangezegde terechtzitting.
2.8.
Op 8 april 2020 heeft [eiser] wederom per WhatsApp-gesprek contact gehad met [naam 1] , werkzaam bij Wonion. Dit WhatsApp-gesprek luidt, voor zover relevant:
[eiser] : “Dag [naam 2] ik zit nog steeds in buitenland envoorlopig lijkt het nog te zijn dat ik hier ben iedergeval tot mei
(…)
Ik zacht een woning vrij in ulft (…) is het mogelijk op de woning over te nemen met behulp van jullie?
[naam 1] : Je bent toch niet hier?
[eiser] : Ja klopt
Maar nu al vast die wooning kan krijgen als ik terug ben (…)”
2.9.
Bij verstekvonnis van 15 juli 2020 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de primaire vorderingen van Wonion toegewezen, in die zin dat de huurovereenkomst is ontbonden per datum vonnis en de termijn van ontruiming is gesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis (zaaknummer 8424892 CV EXPL 20-112, hierna: “het vonnis”).
2.10.
Wonion heeft het vonnis bij exploot van 21 juli 2020 aan [eiser] laten betekenen en hem bevolen om daaraan gevolg te geven. De gerechtsdeurwaarder heeft het exploot in een gesloten envelop bij de woning achtergelaten in verband met de door de overheid afgekondigde maatregelen in verband met covid-19.
2.11.
Wonion heeft [eiser] bij exploot van 23 juli aangezegd dat de ontruiming van de woning zou plaatsvinden op 12 augustus 2020 om 10.00 uur. Dit exploot is eveneens door de gerechtsdeurwaarder in een gesloten envelop bij de woning achtergelaten in verband met de door de overheid afgekondigde maatregelen in verband met covid-19.
2.12.
Op 31 juli 2020 heeft [eiser] per WhatsApp-gesprek contact gehad met [naam 1] , werkzaam bij Wonion. Dit WhatsApp-gesprek luidt, voor zover relevant:
[eiser] : “Hey [naam 2] was dat wel nodig om mijn contracht verbreken door rechter en mijn op straat te zetten? Op minst konden jullie toch een andrr woning aanbiden?
[naam 1] : Neem met onze advocaat kontact op.
Ik ben er even niet
[eiser] : Heb ik al gedaan.
[naam 1] : Prima
(…)”
2.13.
De advocaat van [eiser] heeft Wonion vervolgens bericht dat [eiser] tegen het vonnis in verzet zal gaan. De advocaat van [eiser] heeft Wonion gevraagd om de tenuitvoerlegging van het vonnis hangende de verzetprocedure achterwege te laten. Wonion heeft daarop laten weten dat zij aan dit verzoek geen gevolg zal geven.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad,
I. Wonion verbiedt het vonnis op welke wijze dan ook ten uitvoer te leggen dan wel de tenuitvoerlegging te staken en gestaakt te houden tot de uitspraak in de bodemprocedure na het verzet;
II. Wonion veroordeelt in de proceskosten, dan wel subsidiair een bedrag dat de voorzieningenrechter in goede justitie gerechtvaardigd acht.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiser] het volgende. Zolang niet op het verzet is beslist heeft [eiser] belang bij behoud van de woning. Dit belang van [eiser] weegt zwaarder dan het belang van Wonion bij tenuitvoerlegging van het vonnis. Van overlast is geen sprake. Wonion weigert de tenuitvoerlegging van het vonnis achterwege te laten totdat op het verzet is beslist. [eiser] heeft er spoedeisend belang bij dat de tenuitvoerlegging wordt geschorst.
3.3.
Wonion voert als volgt verweer. Wonion heeft wel degelijk belang bij tenuitvoerlegging van het vonnis. Het belang van Wonion bij tenuitvoerlegging behoort zwaarder te wegen dan het belang van [eiser] bij behoud van de woning. Wonion concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , althans tot afwijzing van zijn vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Dit kort geding draait om de vraag of de tenuitvoerlegging van het vonnis moet worden geschorst.
toetsingskader
4.2.
Vooropgesteld moet worden dat de taak van de kortgedingrechter in een executiegeschil relatief beperkt is. Als uitgangspunt geldt namelijk dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Daarbij moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag (HR 20 december 2019,
NJB2020, 13).
4.3.
Volgens [eiser] behoort zijn belang bij behoud van de woning hangende de verzetprocedure zwaarder te wegen dan het belang van Wonion bij voortzetting van de tenuitvoerlegging. Ter onderbouwing heeft [eiser] aangevoerd dat hij geen overlast veroorzaakt. Weliswaar leeft [eiser] op gespannen voet met zijn buren, maar dat is uitsluitend hun schuld, aldus [eiser] . Wonion heeft ook onvoldoende bereidheid getoond om naar zijn kant van het verhaal te luisteren, nog steeds aldus [eiser] . Bij voortzetting van de tenuitvoerlegging raakt [eiser] dakloos en hij heeft geen mogelijkheid om zijn inboedel ergens op te slaan. Verder heeft [eiser] aangevoerd hij bij gebreke aan een verhuurdersverklaring geen vervangende woonruimte kan vinden. Daarbij speelt volgens [eiser] ook mee dat hij gezien zijn beperkte inkomen is aangewezen op de sociale huursector.
4.4.
Wonion heeft gemotiveerd weersproken dat haar belang bij voortzetting van de tenuitvoerlegging dient te wijken voor het belang van [eiser] bij behoud van de woning. Ter onderbouwing heeft Wonion aangevoerd dat er wel degelijk sprake is van ernstige en structurele overlast. Daarbij is volgens Wonion ook sprake geweest van een handgemeen tussen [eiser] en een van zijn buren, met letsel tot gevolg. Wonion heeft aangevoerd dat zij deze situatie niet langer kan laten voortduren. Daarbij speelt volgens Wonion ook mee dat [eiser] met ernstige, psychische problemen kampt terwijl hij elke vorm van hulp of zorg categorisch weigert. [eiser] is zelfs naar het buitenland vertrokken om onder een gedwongen opname uit hoofde van de bopz-beschikking te ontkomen, nog steeds aldus Wonion. Wonion heeft aangevoerd dat dit laatste voor haar de spreekwoordelijke druppel heeft gevormd en dat zij daarom tot dagvaarding is overgegaan.
belangenafweging
4.5.
Geoordeeld wordt dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van een ernstige overlastsituatie. Wonion heeft immers diverse klachten en e-mails overgelegd van omwonenden. Uit deze stukken volgt dat [eiser] zich meermaals verbaal en fysiek agressief heeft gedragen naar verschillende omwonenden. [eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hem op dit punt geen enkel verwijt treft. Uit de diverse stukken die Wonion heeft overgelegd volgt immers dat alle omwonenden [eiser] aanwijzen als de bron van de overlast. Daarmee faalt ook op voorhand de stelling van [eiser] dat uitsluitend zijn buren debet zijn aan de verstoorde verhouding.
4.6.
Verder blijkt uit de bopz-beschikking dat [eiser] in het kader van de daarin genomen beslissing psychiatrisch is onderzocht. Daaruit is gebleken dat [eiser] met ernstige, psychiatrische problemen kampt en dat hij een gevaar vormt voor zichzelf en voor anderen. Ook is ter mondelinge behandeling duidelijk geworden dat [eiser] inderdaad elke vorm van hulp categorisch afwijst en wat dit betreft niet op alle punten in de realiteit staat.
4.7.
Ook is voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] op de hoogte was van de door Wonion ingezette procedure en de nadien aangezegde ontruiming. Dit volgt immers uit de WhatsApp-gesprekken tussen [eiser] en Wonion. Ook volgt uit de WhatsApp-gesprekken dat [eiser] zich in het buitenland ophield terwijl hij op grond van de bopz-beschikking eigenlijk in een psychiatrische inrichting had moeten verblijven.
4.8.
Het voorgaande maakt dat Wonion wordt gevolgd in haar stelling dat niet van haar gevergd kan worden om de situatie nog langer te laten voortduren. Wonion heeft daarmee een in rechte te respecteren belang bij voortzetting van de tenuitvoerlegging. Het belang van [eiser] bij behoud van de woning hangende de verzetprocedure zal daar in dit geval voor moeten wijken. De vordering van [eiser] tot schorsing van de tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.
proceskosten
4.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wonion worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.636,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Wonion tot op heden begroot op € 1.636,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2020.
(eh/dv)