ECLI:NL:RBGEL:2020:4272

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
05/255531-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van amfetamine met letsel als gevolg

Op 20 augustus 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 mei 2018 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de A2 te Bruchem, gemeente Zaltbommel. De verdachte, die onder invloed van amfetamine verkeerde, botste met zijn personenauto tegen een vrachtwagen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor zijn bijrijder. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag, in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, een taakstraf van 200 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak, onder andere vanwege de vraag of het toxicologisch onderzoek betrouwbaar was. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voldoende was en legde een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk op, een taakstraf van 140 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als beroepschauffeur meer verantwoordelijkheid had moeten nemen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/255531-18
Datum uitspraak : 20 augustus 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. K. Lans, advocaat te IJmuiden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 augustus 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2018 te Bruchem in de gemeente Zaltbommel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Zaltbommel en/of gaande in de richting van Hedel, daarmee rijdende op de rechter
rijstrook (rijstrook 3) van de uit drie rijstroken bestaande rijbaan van de weg, de Rijksweg A2 (rechter rijbaan), zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, onder invloed van drugs, althans na het gebruik van niet onaanzienlijke hoeveelheid drugs (amfetamine), niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de
Rijksweg A2) en/of het zich op die weg (de de Rijksweg A2) bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen
de afstand waarover hij die weg (de Rijksweg A2) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voor hem uit over die rechter rijstrook (rijstrook 3) rijdend ander motorrijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl hij, verdachte verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel
8 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 mei 2018 te Bruchem in de gemeente Zaltbommel, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Zaltbommel en/of gaande in de richting van Hedel, daarmee heeft gereden op de rechter rijstrook (rijstrook 3) van de uit drie rijstroken bestaande rijbaan van de weg, de Rijksweg A2 (rechter rijbaan) en in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Rijksweg A2) kon overzien en waarover deze vrij was en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voor hem uit over die rechter rijstrook (rijstrook 3) rijdend ander motorrijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 28 mei 2018 te Bruchem, gemeente Zaltbommel een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van meer in artikel 2, bij het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als groep, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en/of amfetamine achtige stoffen, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare stoffen 550 microgram per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan het totale gehalte van de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen of groep van stoffen vermelde grenswaarde.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Voor wat betreft de mate van schuld heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte
zeeronvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam onvoorzichtig heeft gereden door met een grote hoeveelheid amfetamine in zijn lichaam in de auto te stappen, in slaap te vallen en een ongeluk te veroorzaken. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie eveneens gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, middels een overgelegde pleitnotitie, op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Het toxicologisch onderzoek moet volgens de raadsvrouw worden uitgesloten van het bewijs omdat niet kan worden vastgesteld dat het laboratorium waar het bloed van verdachte is onderzocht, een geaccrediteerd laboratorium is. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw daarnaast bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde omdat niet is voldaan aan het vereiste van zwaar lichamelijk letsel, dan wel tijdelijke ziekte of verhindering. Subsidiair kan het in slaap vallen van verdachte niet worden aangemerkt als een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat door het in slaap vallen, sprake is van verontschuldigbare overmacht. Indien het toxicologisch onderzoek niet wordt uitgesloten van het bewijs, kan de aangetroffen amfetamine niet als verzwarende omstandigheid worden aangemerkt, omdat enkel de aanwezigheid van amfetamine in het bloed van verdachte onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW).
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van enige verwijtbaarheid. Subsidiair wordt verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, in verband met overmacht.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat, indien het toxicologisch onderzoek niet wordt uitgesloten van het bewijs, verdachte alsnog moet worden vrijgesproken omdat de waarde uit het rapport niet overeenkomt met de tenlastelegging.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Gelet op de onderlinge samenhang zal de rechtbank de feiten 1 en 2 tegelijk beoordelen, waarbij ieder bewijsmiddel wordt gebruikt voor het feit waarop het gezien de inhoud kennelijk betrekking heeft.
Uit het proces-verbaal van Aanrijding misdrijf blijkt dat op maandag 28 mei 2018 omstreeks 04.05 uur een ongeval heeft plaatsgevonden op de snelweg in Bruchem (gemeente Zaltbommel), waarbij een personenauto tegen een vrachtwagen is gebotst. De vrachtwagen en de personenauto reden beiden op de A2, komend uit de richting van Zaltbommel en rijdende in de richting van Hedel. Verdachte bestuurde de personenauto. [2] De bijrijder van de personenauto, [slachtoffer] , heeft door het ongeval meerdere fracturen en een hersenschudding opgelopen. [3]
Bij verdachte is op 28 mei 2018 om 05.01 uur een speekseltest afgenomen. De speekseltest gaf een indicatie aan voor amfetamine en cocaïne. [4] Vervolgens is om 05.43 uur bloed afgenomen bij verdachte. [5] Uit het bloedonderzoek is gebleken dat het amfetaminegehalte in het bloed van verdachte 500 microgram per liter bloed was, terwijl de grenswaarde bij enkelvoudig gebruik 50 microgram per liter bloed is. [6]
Getuige [getuige] , de bestuurder van de vrachtwagen, heeft verklaard dat hij op 28 mei 2018 met ongeveer 80 km per uur op de rechter rijstrook van de A2 richting Den Bosch reed. Hij hoorde en voelde ineens een klap. Hij dacht dat hij een klapband had, maar zag toen een zwarte [merk] rondtollen. Hij is uitgestapt en hoorde de bestuurder van de [merk] zeggen dat hij in slaap gevallen was. [7]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 28 mei 2018 als bijrijder over de A2 richting Den Bosch reed. Hij zag ongeveer 300 a 400 meter voor hem dat een donkere [merk] een verplaatsing naar rechts maakte en tegen de linkerkant van een vrachtwagen aanreed. De vrachtwagen reed op de uiterste rechterbaan van de snelweg. [8]
Getuige [slachtoffer] heeft verklaard dat zij als bijrijder bij verdachte in de auto zat. Zij is na het ongeval naar het ziekenhuis overgebracht en door een neuroloog is vastgesteld dat ze een schedelbasisfractuur had. [slachtoffer] heeft ten tijde van het verhoor nog last van kortermijngeheugenverlies, heeft snel last van hoofdpijn en is sneller vermoeid. Ook heeft zij haar neus gebroken bij het ongeval waardoor zij nu slechter kan ademen. Tot slot ervaart zij stress en paniekaanvallen op het moment dat zij sirenes hoort. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het rijden in slaap is gevallen. Hij had in de 24 uur voor het ongeval amfetamine gebruikt, maar hij weet niet meer hoeveel. In de auto is hij gaan nadenken over de problemen in zijn thuissituatie, waarna hij, waarschijnlijk door de stress, in slaap is gevallen. [10]
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Geaccrediteerd laboratorium
Door de raadsvrouw is bepleit dat het toxicologisch onderzoek weliswaar heeft plaatsgevonden onder verantwoording van een geaccrediteerd onderzoekslaboratorium in Duitsland (Labor Monchengladbach), maar dat niet kan worden vastgesteld dat het onderzoek ook daadwerkelijk in dit laboratorium in Duitsland heeft plaatsgevonden. De raadsvrouw heeft ter onderbouwing van haar standpunt een uitdraai van de website van het onderzoekslaboratorium overhandigd waaruit blijkt dat alleen de vestiging in Duitsland geaccrediteerd is.
De rechtbank overweegt dat op de door de raadsvrouw overgelegde bijlage staat vermeld dat de organisatie een kantoor heeft in Maastricht en dat alle monsters afkomstig uit Nederland worden geanalyseerd in het laboratorium in Mönchengladbach in Duitsland.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het toxicologisch onderzoek heeft plaatsgevonden door een geaccrediteerd onderzoekslaboratorium in Duitsland (Labor Monchengladbach), als bedoeld in artikel 14 lid 2 van het ‘Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer’ De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.
Mate van schuld
Vast staat dat verdachte een verkeersongeluk heeft veroorzaakt door tegen een rijdende vrachtwagen op de rechter baan aan te botsen, waardoor [slachtoffer] letsel heeft opgelopen.
Ook stelt de rechtbank op basis van het toxicologisch onderzoek vast dat het amfetaminegehalte in het bloed van verdachte 500 microgram per liter bloed was, terwijl de grenswaarde 50 microgram per liter bloed is.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het rijgedrag van verdachte zodanig is geweest dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de WVW. Hiervoor is vereist dat het gedrag van de verdachte zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam is geweest. Beoordeeld moet worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt in zijn algemeenheid dat niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in bovenstaande zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en voorts naar de overige omstandigheden van het geval. Verder is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in bovenstaande zin.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ten tijde van het ongeval te maken had met een stressvolle thuissituatie en dat hij om die reden in de auto is gaan nadenken en in slaap is gevallen. Verdachte is met een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine (10 keer hoger dan de grenswaarde) midden in de nacht in de auto gestapt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs van invloed is op de rijvaardigheid. Verdachte kan verder worden verweten dat hij op het moment dat hij vermoeid werd, geen maatregelen heeft getroffen om voldoende alert te blijven (bijvoorbeeld het nemen van een rustpauze). Daardoor heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een groot risico genomen, niet alleen voor zichzelf maar in het bijzonder ook voor andere verkeersdeelnemers, waaronder zijn bijrijder. Dit risico heeft zich uiteindelijk ook gemanifesteerd waardoor het ongeval heeft plaatsgevonden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarmee, onder de genoemde omstandigheden, op
aanmerkelijkonvoorzichtige en onoplettende wijze aan het verkeer heeft deelgenomen en daardoor een ongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] lichamelijk letsel is toegebracht.
Het letsel
De rechtbank stelt vast dat de bijrijder van verdachte, [slachtoffer] , als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen. Immers blijkt uit de medische informatie op pagina 13 van het dossier dat [slachtoffer] meerdere fracturen en een hersenschudding heeft opgelopen. Deze informatie wordt bovendien door [slachtoffer] zelf bevestigd tijdens het getuigenverhoor. Zij heeft verklaard dat zij last heeft van geheugenverlies, hoofdpijn en vermoeidheid. Op 5 oktober 2018 heeft [slachtoffer] aanvullend verklaard dat ze nog veel psychische klachten heeft waarvoor ze hulp krijgt. Gelet op deze bewijsmiddelen – andere of nadere informatie over aard en omvang van het letsel en het herstel daarvan ontbreekt in het dossier – kwalificeert de rechtbank het door [slachtoffer] opgelopen letsel als letsel waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aal het primair tenlastegelegde onder feit 1. Wat verder door de raadsvrouw is aangevoerd vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
Feit 2
Op basis van de bewijsmiddelen, en onder verwijzing naar hetgeen onder feit 1 is overwogen, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 28 mei 2018 in Bruchem een personenauto heeft bestuurd terwijl het amfetaminegehalte in het bloed van verdachte 500 microgram per liter bloed was, terwijl de grenswaarde bij enkelvoudig gebruik 50 microgram per liter bloed is.
De onder feit 2 genoemde waarde van 550 microgram merkt de rechtbank aan als een kennelijke verschrijving nu het voor alle partijen, mede gezien de samenhang met feit 1, duidelijk is geweest dat dit ‘500’ had moeten zijn. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 2.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder feit 1 primair en feit 2 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks28 mei 2018 te Bruchem in de gemeente Zaltbommel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Zaltbommel en
/ofgaande in de richting van Hedel, daarmee rijdende op de
rechter
rijstrook (rijstrook 3) van de uit drie rijstroken bestaande rijbaan van de weg, deRijksweg A2
(rechter rijbaan), zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, onder invloed van drugs,
althans na het gebruik van niet onaanzienlijke hoeveelheid drugs(amfetamine), niet of in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de
Rijksweg A2) en
/ofhet zich op die weg (de Rijksweg A2) bevindende verkeer en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen
de afstand waarover hij die weg (de Rijksweg A2) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
is gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen meteen voor hem uit over d
ie rechter rijstrook (rijstrook 3) rijdend
andermotorrijtuig (bedrijfsauto, trekker met oplegger), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
zwaar lichamelijk letsel ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel
8 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op
of omstreeks28 mei 2018 te Bruchem, gemeente Zaltbommel een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd
of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van meer in artikel 2, bij het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als groep, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en/of amfetamine achtige stoffen, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare stoffen 500 microgram per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan het totale gehalte van de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen of groep van stoffen vermelde grenswaarde.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
Ten aanzien van feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid van deze wet
Ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Door de verdediging is bepleit dat bij een bewezenverklaring van feit 1 verdachte ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging nu er sprake zou zijn van verontschuldigbare overmacht, omdat verdachte door alle stress die hij in zijn thuissituatie ervoer in slaap is gevallen.
Straffeloosheid op grond van overmacht komt een verdachte slechts dan toe als er sprake is van een strafbaar feit dat gepleegd is onder dusdanige invloed van een van buiten komende drang hetzij van fysieke, hetzij van psychische aard dat van verdachte in redelijkheid niet te verwachten viel dat hij het strafbare feit naliet. Dat sprake is geweest van dergelijke omstandigheden is niet onderbouwd, noch gebleken. Een beroep op overmacht komt verdachte dan ook niet toe, dit temeer niet gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de hoeveelheid amfetamine die verdachte in de periode voorafgaande aan het ongeval heeft gebruikt. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde onder feit 1 en het tenlastegelegde onder feit 2 zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Hieraan moeten de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 200 uur wordt opgelegd, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat indien verdachte wordt veroordeeld, rekening gehouden moet worden met zijn persoonlijke omstandigheden. De ouders van verdachte zijn afhankelijk van zijn inkomen en verdachte heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk als beroepschauffeur. Hij heeft geen relevante documentatie en werkt fulltime. Indien aan verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd, verzoekt de raadsvrouw om te bepalen dat deze ontzegging wordt beperkt tot de tijden dat verdachte niet aan het werk is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 18 juni 2020 en een reclasseringsadvies van 16 januari 2020.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte, als beginnend bestuurder en als beroepschauffeur, de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht door onder invloed van amfetamine midden in de nacht zijn auto te besturen, zonder maatregelen te nemen om voldoende alert te blijven. Hierdoor heeft hij een ongeval veroorzaakt waarbij het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat het letsel van het slachtoffer relatief beperkt is gebleven en er niemand is overleden, is puur geluk geweest en is in ieder geval niet aan het handelen van verdachte te danken.
De LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting vermelden bij een aanmerkelijke mate van schuld, lichamelijk letsel en meer dan twee keer de toegestane hoeveelheid
alcoholbij overtreding van artikel 6 Wegenverkeersweg 1994 een taakstraf voor de duur van 140 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden. De rechtbank overweegt dat verdachte weliswaar geen alcohol in zijn bloed had, maar dat hij wel 10 keer de toegestane hoeveelheid amfetamine in zijn bloed had. De rechtbank neemt de oriëntatiepunten als uitgangspunt maar weegt ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de concrete feiten en omstandigheden van deze zaak mee.
Verdachte was ten tijde van het ongeval 22 jaar oud. Hij woont nog bij zijn ouders en werkt fulltime. Deze persoonlijke omstandigheden neemt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee bij de straftoemeting. Anderzijds is verdachte beroepschauffeur en mag van hem meer verantwoordelijkheid worden verwacht dan van een andere verkeersdeelnemer. Door de reclassering is beschreven dat verdachte de consequenties van zijn gedrag beperkt lijkt te overzien, waaronder ook de invloed van het gebruik van drugs op zijn rijgedrag. De rechtbank vindt dit erg zorgwekkend, zeker gezien het beroep van verdachte. Om die reden acht de rechtbank een straf met een groot voorwaardelijk deel, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, passend en geboden. Het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf dient als stok achter de deur en geeft verdachte de mogelijkheid om aan zichzelf te werken.
De rechtbank is verder van oordeel dat de ernst van de feiten een forse straf rechtvaardigt. Een langdurige onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid acht de rechtbank echter onwenselijk omdat verdachte (en zijn ouders) financieel afhankelijk zijn van zijn werk. Hierbij houdt de rechtbank ook rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn met enkele maanden is overschreden.
Alles overwegend legt de rechtbank op een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Daarnaast legt de rechtbank op een taakstraf voor de duur van 140 uur, alsmede een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden. De proeftijd wordt op 3 jaren bepaald, zowel ten aanzien van de voorwaardelijke gevangenisstraf als ten aanzien van de rijontzegging. Aan beide voorwaardelijke straffen worden de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich uiterlijk drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering IrisZorg, gevestigd aan de [adres] en bereikbaar op telefoonnummer [telefoonnummer] . In overleg met de reclassering is dit ook mogelijk op [adres] . Hierna zal verdachte zich gedurende de proeftijd blijven melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang de reclassering dat nodig acht. Verdachte zal zich houden aan de gemaakte afspraken. Huisbezoeken, urinecontroles, blaastesten en de methodiek ‘Stap voor Stap’ kunnen onderdeel van uitmaken van het toezicht.
- gedurende het eerste jaar van de proeftijd actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie ‘leefstijltraining’ die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Dit beslaat een tijdsinvestering van 12 tot 34 uur. Verdachte zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven.
  • Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht).
  • stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
 een
taakstrafgedurende
140 (honderdveertig) uur, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 (zeventig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
onder feit 1 en 2 bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat deze bijkomende straf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van de hiervoor (bij de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf) vermelde voorwaarden voor het einde van de proeftijd die eveneens op drie jaren wordt bepaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw en
mr. B.F.M. Klappe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 augustus 2020.
mr. B.F.M. Klappe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018230963, gesloten op 8 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Aanrijding misdrijf, p. 9
3.Bijlage bij proces-verbaal van aanrijding, p. 13
4.Proces-verbaal van rijden onder invloed, p. 4 en 5
5.Proces-verbaal van rijden onder invloed, p. 6
6.Rapport drugs in het verkeer, p. 23
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 18
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 16
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 14 en 15
10.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 augustus 2020