ECLI:NL:RBGEL:2020:4270

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
05/880196-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewoonteheling na verkoop van gestolen goederen via Marktplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gewoonteheling. De verdachte, geboren in 1994 en woonachtig in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H. Hofstede. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2017 tot en met 8 februari 2018 in Silvolde meermalen goederen heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen afkomstig waren uit misdrijf. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde gewoonteheling, en de verdediging heeft vrijspraak bepleit.

De rechtbank heeft op basis van de verklaringen van medeverdachten en de verdachte zelf, alsook de aangetroffen advertenties op Marktplaats, geconcludeerd dat de verdachte op grote schaal producten heeft aangeboden en verkocht, terwijl hij wist dat deze waren verkregen uit misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijke zeggenschap had over de goederen, ondanks dat hij deze niet fysiek onder zich had. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoonteheling en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de geleden schade geen rechtstreeks gevolg was van het feit waarvoor de verdachte werd veroordeeld. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880196-18
Datum uitspraak : 20 augustus 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.H. Hofstede, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 augustus 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met
8 februari 2018 te Silvolde, in elk geval in Nederland,
een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten:
- Tien, in elk geval één of meerdere, flesjes [merk] parfum,
- Meerdere flesjes [merk] parfum (zie de Marktplaatsadvertentie’s op pagina 261 en 263 van het pv),
- Eén of meerdere flesjes [merk] (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere flesjes [merk] nagellak (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere doosjes [merk] (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere [merk] scheerapparaten (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 264 van het pv) en/of,
- Eén of meerdere [merk] neustrimmers (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 264 van het pv)
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen
terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door een misdrijf verkregen goed/goederen betrof;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 8 februari 2018 te Silvolde, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten:
- Tien, in elk geval één of meerdere, flesjes [merk] parfum,
- Meerdere flesjes [merk] parfum (zie de Marktplaatsadvertentie’s op pagina 261 en 263 van het pv),
- Eén of meerdere flesjes [merk] (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere flesjes [merk] nagellak (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere doosjes [merk] (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere [merk] scheerapparaten (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 264 van het pv) en/of,
- Eén of meerdere [merk] neustrimmers (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 264 van het pv)
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 8 februari 2018 te Silvolde, in elk geval in Nederland, één of meerdere voorwerpen, te weten:
- Tien, in elk geval één of meerdere, flesjes [merk] parfum,
- Meerdere flesjes [merk] parfum (zie de Marktplaatsadvertentie’s op pagina 261 en 263 van het pv),
- Eén of meerdere flesjes [merk] (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere flesjes [merk] nagellak (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere doosjes [merk] (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere [merk] scheerapparaten (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 264 van het pv) en/of,
- Eén of meerdere [merk] neustrimmers (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 264 van het pv)
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,
en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
Meest subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 8 februari 2018 te Silvolde, in elk geval in Nederland, één of meerdere voorwerpen, te weten:
- Tien, in elk geval één of meerdere, flesjes [merk] parfum,
- Meerdere flesjes [merk] parfum (zie de Marktplaatsadvertentie’s op pagina 261 en 263 van het pv),
- Eén of meerdere flesjes [merk] (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere flesjes [merk] nagellak (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere doosjes [merk] (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere [merk] scheerapparaten (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 264 van het pv) en/of,
- Eén of meerdere [merk] neustrimmers (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 264 van het pv)
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of heeft omgezet,
terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde gewoonteheling en zich op het standpunt gesteld dat verdachte minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de goederen door een misdrijf waren verkregen. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte in eerste instantie geen reden had te vermoeden dat de goederen van een misdrijf afkomstig waren. Verder heeft verdachte de goederen nooit fysiek onder zich gehad zodat niet kan worden bewezen dat hij deze heeft verworven, voorhanden gehad of heeft overgedragen. Ten aanzien van het meest subsidiaire feit is geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij in de periode van september 2017 tot en met zijn aanhouding op 12 februari 2018 een groot aantal producten van onder meer [merk] en [merk] heeft weggenomen bij het bedrijf [slachtoffer] . Hij en verdachte hebben de weggenomen goederen ieder verkocht via Marktplaats. [2]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode (achteraf gezien) veel producten van onder meer [merk] , [merk] en [merk] heeft verkocht via Marktplaats. In de slaapkamer van [medeverdachte] maakte hij foto’s van de producten voor advertenties, die hij vervolgens op Marktplaats zette. De betalingen van de producten die hij verkocht, liepen via zijn bankrekening. Hij mocht van [medeverdachte] vijfentwintig procent van de opbrengst houden. Het klopt dat hij daar relatief weinig voor hoefde te doen. De overige 75 procent betaalde hij contant aan [medeverdachte] . De flesjes van [merk] die de politie bij hem heeft aangetroffen, betreffen een retourzending. [3]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte] grapte dat hij de producten die zij op Marktplaats aanboden, had gestolen. Verdachte wist dat [medeverdachte] werkzaam was voor [slachtoffer] . Zij boden de producten voor relatief lage prijzen aan. Iets in hem zei dat er iets niet klopte. Hij wilde er daarom eigenlijk mee stoppen. Ook betalingen van producten die [medeverdachte] zelf verkocht, liepen via de bankrekening van verdachte. Hij mocht daarvan eveneens vijfentwintig procent houden. Verdachte had contact met de klanten over de koop en de levering. Op Marktplaats gebruikte hij de naam [naam] . [4]
Advertenties aangetroffen op Marktplaats van 12 en 13 december 2017 en 18 en 19 januari 2018, geplaatst uit naam van [naam] , waarin flesjes [merk] Men Protet & Care, [merk] parfum, [merk] nagellak, doosjes [merk] , [merk] scheerapparaten en neustrimmers worden aangeboden. [5]
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op grote schaal producten heeft aangeboden en verkocht, terwijl hij wist dat deze waren verkregen uit misdrijf. Dat verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de goederen, leidt de rechtbank af uit hetgeen [medeverdachte] hem heeft verteld over de herkomst van de goederen en de verklaring van verdachte, dat hij wist dat er iets niet in de haak was en hij daarom met de verkoop wilde stoppen. Ook de grote hoeveelheid goederen die verdachte in een paar maanden tijd heeft verkocht voor een relatief lage prijs, de locatie waar de goederen zich bevonden, te weten de slaapkamer van [medeverdachte] , en de afspraak dat verdachte vijfentwintig procent van de opbrengst van alle verkopen, inclusief die van de [medeverdachte] verkochte goederen, kreeg, leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte wetenschap moet hebben gehad van de criminele herkomst van de goederen. Hetgeen de raadsman hier tegenin heeft gebracht, wordt verworpen door de bewijsmiddelen.
Dat verdachte de goederen die hij heeft verkocht, niet fysiek onder zich heeft gehad, staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring in de weg. Ook het kunnen beschikken over een goed dat elders is opgeslagen, is voorhanden hebben. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank sprake. Uit de verklaringen van verdachte volgt immers dat hij [medeverdachte] steeds informeerde als hij een bestelling had en dat hij bepaalde aan wie [medeverdachte] de goederen kon uitleveren. Alle overige verkoophandelingen, te weten het maken van foto’s voor advertenties op de plaats waar medeverdachte deze goederen had opgeslagen, het plaatsen van advertenties, de contacten met klanten, het sluiten van de koop, verrichtte verdachte zelf. Ook ontving verdachte retourzending(en). Tegen deze achtergrond bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zodanige feitelijke zeggenschap heeft gehad over de goederen dat hij deze voorhanden heeft gehad en heeft overdragen, als bedoeld in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte heeft zich in een periode van ruim drie maanden bij herhaling schuldig gemaakt aan opzetheling. Gelet op de grote hoeveelheid goederen die verdachte heeft verkocht en het verband tussen die handelingen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van gewoonteheling.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één of meertijdstippen in o
f omstreeksde periode van 1 november 2017 tot en met
8 februari 2018 te Silvolde, in elk geval in Nederland, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte meermalen,
althans eenmaal een of meergoederen, te weten:
-
Tien, in elk geval één of meerdere, flesjes [merk] parfum,
-
Meerdereflesjes [merk] parfum (zie de Marktplaatsadvertentie’s op pagina 261 en 263 van het pv),
- Eén of meerdere flesjes [merk] (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere flesjes [merk] nagellak (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere doosjes [merk] (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 263 van het pv),
- Eén of meerdere [merk] scheerapparaten (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 264 van het pv) en/of,
- Eén of meerdere [merk] neustrimmers (zie de Marktplaatsadvertentie op p. 264 van het pv)
Verworven, voorhanden gehad en
/ofovergedragen,
terwijl hij telkens ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed/goederen wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het door een misdrijf verkregen goed/goederen betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Gewoonteheling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank onder meer betrokken:
- het uittreksel justitiële documentatie van verdachte, gedateerd 1 juli 2020;
- een reclasseringsadvies, gedateerd 17 maart 2020.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoonteheling. In ruim drie maanden tijd heeft hij een grote hoeveelheid (verzorgings)producten van onder meer [merk] , [merk] en [merk] via Marktplaats verkocht, terwijl hij wist dat een vriend van hem de goederen had weggenomen. De goederen waren afkomstig van een vestiging van logistiek bedrijf [slachtoffer] , waar zijn vriend werkzaam was. Verdachte mocht een deel van de opbrengst houden; het grootste aandeel ging naar zijn vriend. Door zijn handelen heeft verdachte de verduistering van een grote hoeveelheid goederen gefaciliteerd en bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor weggenomen goederen. Verdachte heeft uit winstbejag gehandeld en daarbij alleen oog gehad voor zijn eigen financiële belangen.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit bovenstaand reclasseringsadvies komt onder meer naar voren dat er geen aanwijzingen zijn voor achterliggende problematiek en dat verdachte op de belangrijke leefgebieden stabiliteit heeft. De reclassering is van mening dat het delictgedrag van verdachte moet worden gezien als een incident, waar hij veel van heeft geleerd. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
Verdachte heeft verder een blanco strafblad. Voorts is sprake van tijdsverloop van twee en een half jaar sinds het bewezenverklaarde. Verdachte is sindsdien niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. Hij heeft een baan en volgt daarvoor een opleiding. Alles afwegend, acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 140 uur met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaren.

8. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde. Gevorderd wordt een totaalbedrag aan materiële schade van € 15.089,60, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade bestaat uit kosten voor de inzet van synthetische DNA ten behoeve van de opsporing van de weggenomen goederen. Daarnaast is € 2.221,80 aan kosten voor rechtsbijstand over de periode tot en met 23 juli 2020 gevorderd, ter zitting vermeerderd met € 1.975,39 over de periode van 24 juli tot en met 6 augustus 2020, in totaal € 4.197,19.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor volledige afwijzing van de vordering en gemotiveerd verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde geleden schade geen rechtstreeks gevolg is van het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 417 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 een
taakstrafgedurende
140 (honderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en
mr. B.F.M. Klappe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 augustus 2020.
Mr. Van Apeldoorn en mr. Klappe zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van de Landelijke Eenheid, afdeling Noord- Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2600-2018017338, gesloten op 15 april 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 246-247.
3.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 220-221.
5.Advertenties p. 261-264.