Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[naam 1]wonende te [plaats] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 1 april 2020
- de conclusie van antwoord
- het bericht met vier getuigenverklaringen van 29 juni 2020 aan de zijde van [gedaagde]
- het bericht met één getuigenverklaring van 10 juli 2020 aan de zijde van [gedaagde]
- het spreekaantekeningen van mr. Nijhuis (getiteld “pleidooi”) met één productie aan de zijde van [gedaagde]
2.De feiten
Ik legateer, wat betreft de heer [naam 1]vrijvan erfbelasting (…) en zonder bijrekening van rente, zo enigszins mogelijk uit te keren binnen acht maanden na mijn overlijden, aan:
de heer [naam 1] geboren te [plaats] op achttien oktober negentienhonderd zeventig, wonende te(…)
, een geldbedrag van vijfentwintigduizend euro (€ 25.000,00), welk geldlegaat onder bewind zal komen te staan vanaf de dag van mijn overlijden, zoals hierna in hoofdstuk V nader uitgewerkt(…).”
V. BEWIND
Instelling bewindIk stel een levenslang bewind in over al hetgeen door de legataris, de heer [naam 1] vernoemd, hierna te noemen: de rechthebbende, als geldlegaat uit zijn nalatenschap heeft verkregen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
voorhet opstellen van het laatste testament en kan alleen daarom al, los van de wettelijke vereisten voor het herroepen van een testament, niet tot herroepping van het laatste, geldende, testament leiden. Het standpunt van [gedaagde] dat de notaris het testament mogelijk niet goed heeft voorgelezen aan erflater wordt gepasseerd nu deze blote stelling niet is onderbouwd. De rechtbank acht het bovendien onwaarschijnlijk dat een complexe wilsbeschikking zoals het toekennen van een legaat dat onder testamentair bewind is gesteld, niet met erflater is besproken.
695,00(1,0 punt × tarief € 695,00)