ECLI:NL:RBGEL:2020:4235

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
C/05/372839 / FZ RK 20-1713
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor betrokkene met psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft onderscheid gemaakt tussen verplichte zorg in de thuissituatie en verplichte zorg wanneer betrokkene zijn medicatie weigert. De rechtbank oordeelt dat de zorg voor een maximale duur van zes maanden noodzakelijk is, waarbij de zorg wordt gerechtvaardigd door een actuele medische verklaring van een onafhankelijke psychiater. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie en middelengebruik, en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en zijn omgeving. De rechtbank heeft besloten dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en betrokkene moeilijk te motiveren is tot gedragsverandering. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, waarbij de maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid zijn toegestaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat artikel 8:11 Wvggz niet van toepassing is, omdat de situatie van betrokkene niet voldoet aan de criteria voor een plotseling ontstane noodsituatie. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/372839 / FZ RK 20-1713
Datum mondelinge uitspraak: 9 juli 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. I. Vreeken te Zutphen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
2 juli 2020, en het e-mailbericht van het Bureau Geneesheer-Directeur van 8 juli 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het coronavirus (COVID-19) via beeldbellen plaatsgevonden op 9 juli 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
mr. Vreeken, advocaat van betrokkene;
[naam] , als psychiater verbonden aan GGNet.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet gehoord tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het niet toegestaan betrokkene persoonlijk te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en andere aanwezigen een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Om die reden is besloten betrokkene, zijn advocaat en de psychiater via beeldbellen te horen.
2.2.
Bij e-mailbericht van 8 juli 2020 heeft het Bureau Geneesheer-Directeur een bericht van de begeleider van betrokkene doorgestuurd. Betrokkene heeft bij de begeleider aangegeven dat hij het niet eens is met het voorliggende verzoek. Betrokkene is er van overtuigd dat hij geen hulp van GGNet nodig heeft. GGNet maakt hem ziek met het depot. Betrokkene wil dan ook niet gehoord worden. De rechtbank constateert dat betrokkene ook niet in contact wilde komen met de onafhankelijk psychiater ten behoeve van het opstellen van de medische verklaring. Hij verscheen niet op afspraken en nam de telefoon niet op. Er heeft een beoordeling op basis van het dossier plaatsgevonden. De psychiater en de raadsman van betrokkene hebben het beeld bevestigd dat betrokkene niet in contact wil. De raadsman is akkoord met voortgang van de zitting zonder het horen van betrokkene. De rechtbank heeft dan ook vastgesteld dat betrokkene niet gehoord wil worden op het verzoek.
2.3.
Tijdens de behandeling heeft de raadsman namens betrokkene primair verzocht om afwijzing van het verzoek. Subsidiair bepleit hij een machtiging waarbinnen een korte opnamemogelijkheid (één dag) bestaat om zo de toediening van medicatie mogelijk te maken als betrokkene dit weigert.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie en middelengebruik.
2.5.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
ernstig lichamelijk letsel;
ernstige psychische schade;
ernstige verwaarlozing;
maatschappelijke teloorgang.
Betrokkene woont thuis met ambulante begeleiding. Als betrokkene ontregelt, dan is hij onrustig in zijn gedrag en is hij – veelal verbaal – dreigend naar zijn omgeving en onvoorspelbaar. Indien betrokkene meer ontregelt, dan neemt ook de dreiging/agressie richting zijn hulpverleners toe en is ambulante hulpverlening niet meer mogelijk.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene is zeer moeilijk te motiveren tot gedragsverandering en heeft veel weerstand tegen de medicatie. Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat de navolgende genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur:
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
voor de maximale duur van 6 maanden.
2.8.
Daarnaast is gebleken dat de navolgende in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg noodzakelijk zijn, indien betrokkene zijn medicatie weigert. Deze vormen van zorg bestaan uit:
het opnemen in een accommodatie;
het beperken van de bewegingsvrijheid;
het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
onderzoek aan kleding of lichaam
alle telkens voor de duur van maximaal drie dagen, waarbij deze vormen van zorg worden gerechtvaardigd door een voldoende actuele medische verklaring van een onafhankelijke psychiater.
2.9.
De rechtbank ziet gelet op de stukken en de mondelinge behandeling geen aanleiding de overige verzochte vormen van zorg te verlenen.
2.10.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De situatie is er op gericht betrokkene in de thuissituatie te laten blijven. De psychiater heeft ter zitting toegelicht dat dit een wankel evenwicht is en alleen reëel is als betrokkene de medicatie blijft gebruiken. Betrokkene is echter niet altijd goed in de samenwerking en kan dreigend zijn richting hulpverlening. Hij kan soms alleen met grote moeite worden bewogen tot het laten toedienen van medicatie (in de vorm van een depot). In een enkel geval blijft hij bij zijn weigering en moet betrokkene worden meegenomen naar de instelling om daar dwangmedicatie toegediend te krijgen en te stabiliseren. Gebleken is dat daarna binnen enkele (maximaal drie) dagen ontslag mogelijk is. De neerwaartse spiraal wordt daarmee doorbroken en een werkelijke noodsituatie – en daarmee een crisismaatregel – wordt daarmee voorkomen. Deze werkwijze is voor betrokkene ook het minst belastend en forse ontregeling is hierdoor in de afgelopen twee jaar voorkomen.
2.11.
De rechtbank overweegt daarbij dat artikel 8:11 Wvggz niet van toepassing lijkt op bovengenoemde situatie. Artikel 8:11 Wvggz is geschreven voor een plotseling ontstane noodsituatie, waarin de al bestaande machtiging en de daarin opgenomen verplichte vormen van zorg niet toereikend zijn. De situatie van betrokkene wijkt daar in zoverre van af dat met een korte opname ten behoeve van het toedienen van dwangmedicatie een noodsituatie – en mogelijk langere opname – juist voorkomen kan worden.
2.12.
De voornoemde vormen van verplichte zorg zijn daarom evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.13.
Hetgeen namens betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
2.14.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van 6 maanden, om welke reden de rechtbank zal beslissen als hierna vermeld.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.7. en 2.8. kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
8 januari 2021;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2020 door mr. M.G.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van A.A.M. Rasing, griffier, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 16 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.