In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft onderscheid gemaakt tussen verplichte zorg in de thuissituatie en verplichte zorg wanneer betrokkene zijn medicatie weigert. De rechtbank oordeelt dat de zorg voor een maximale duur van zes maanden noodzakelijk is, waarbij de zorg wordt gerechtvaardigd door een actuele medische verklaring van een onafhankelijke psychiater. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie en middelengebruik, en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en zijn omgeving. De rechtbank heeft besloten dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en betrokkene moeilijk te motiveren is tot gedragsverandering. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, waarbij de maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid zijn toegestaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat artikel 8:11 Wvggz niet van toepassing is, omdat de situatie van betrokkene niet voldoet aan de criteria voor een plotseling ontstane noodsituatie. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.