In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 augustus 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, een militair, die werd beschuldigd van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 17 december 2017 in een café in Weert, waar de verdachte een klap zou hebben uitgedeeld aan het slachtoffer, wat zou hebben geleid tot zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de zware mishandeling, maar stelde dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling. De verdediging steunde dit standpunt.
De militaire kamer van de rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling, maar dat de verdachte wel schuldig was aan de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer had mishandeld door hem een klap te geven, maar dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 250,- of 5 dagen hechtenis bij gebreke van betaling.
Daarnaast was er een benadeelde partij die schadevergoeding eiste, maar de rechtbank verklaarde deze partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, met uitzondering van de reiskosten die wel voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank benadrukte dat het geweld dat de verdachte had gepleegd, bijdroeg aan de onveiligheid in de samenleving, maar dat er ook rekening werd gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat er veel tijd was verstreken sinds het incident.