ECLI:NL:RBGEL:2020:4214

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
05/108451-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, inrijden op agent en gevaarlijk rijgedrag

Op 18 augustus 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 april 2020 meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte heeft de aangeefster, [slachtoffer], wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd door haar in de laadruimte van zijn bestelbus te plaatsen en met hoge snelheid weg te rijden. Tijdens deze rit heeft de verdachte gevaarlijk rijgedrag vertoond, waaronder het negeren van stoptekens en het rijden met hoge snelheid door bebouwde kom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, omdat hij de aangeefster een klap heeft gegeven, waardoor zij in glasscherven viel. Daarnaast heeft hij geprobeerd een politieagent, die hem wilde aanhouden, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met hoge snelheid op diens dienstauto in te rijden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met de aangeefster. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de aangeefster van € 3.221,50.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/108451-20
Datum uitspraak : 18 augustus 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1985 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsvrouw: mr. W. Morra, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 augustus 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 april 2020 te [plaats] en/of Doorwerth en/of
Wageningen en/of Renkum en/of Heelsum en/of elders in Nederland, in
elk geval in Nederland,
opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden,
door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in de laadruimte van een
bestelbus te plaatsen of te laten plaatsnemen en/of
meermalen, althans eenmaal die laadruimte (af) te sluiten en/of
(vervolgens) met die bestelbus te gaan rijden;
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 19 april 2020 te
[plaats] en/of Doorwerth en/of Wageningen en/of Renkum en/of
Heelsum en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland,,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] een klap/stomp op het hoofd te geven (ten gevolge waarvan
die [slachtoffer] in glasscherven viel) en/of
- terwijl die [slachtoffer] zich achter in de laadruimte van een bestelbus
bevond, met die bestelbus (op hoge snelheid) te rijden en/of abrupte
stuurbewegingen te maken (terwijl in die laadruimte geen
veiligheidssysteem voor het vervoeren van personen aanwezig was en/of
die laadruimte uitstekende delen en hoeken had en/of daarin losse
objecten aanwezig waren);
3.
hij op een of meer tijdstippen of omstreeks 19 april 2020 te [plaats]
en/of Doorwerth en/of Wageningen en/of Renkum en/of Heelsum en/of
elders in Nederland, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer] (gebiedsagent van politie eenheid Oost-Nederland),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een bestelbus met (hoge) snelheid is afgereden/ingereden op de
dienstauto waar die [slachtoffer] zich op dat moment in bevond en/of
meermalen, althans eenmaal op (hoge) snelheid (scherp) naar links
heeft gestuurd terwijl de dienstauto die door [slachtoffer] werd bestuurd zich
(vanwege een inhaalmanoeuvre) links naast de bestelbus bevond,
teneinde die [slachtoffer] van de weg te duwen/drukken, althans hem tot
(abrupt) remmen te dwingen (om een aanrijding te voorkomen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 april 2020 te [plaats] en/of Doorwerth en/of
Wageningen en/of Renkum en/of Heelsum en/of elders in Nederland, in
elk geval in Nederland,
[slachtoffer] (gebiedsagent van politie eenheid Oost-Nederland),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening,
heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
immers is verdachte opzettelijk dreigend met een bestelbus met (hoge)
snelheid afgereden/ingereden op de dienstauto waar die [slachtoffer] zich op
dat moment in bevond en/of
heeft verdachte meermalen, althans eenmaal op (hoge) snelheid
(scherp) naar links gestuurd terwijl de dienstauto die door [slachtoffer] werd
bestuurd zich (vanwege een inhaalmanoeuvre) links naast de bestelbus
bevond, teneinde die [slachtoffer] van de weg te duwen/drukken, althans
hem tot (abrupt) remmen te dwingen (om een aanrijding te
voorkomen);
4.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 19 april 2020 te
[plaats] en/of Doorwerth en/of Wageningen en/of Renkum en/of
Heelsum en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland,
als bestuurder van een bestelbus met kenteken [kenteken] , komende uit
de richting Heelsum en/of Renkum en/of Wageningen en gaande in de
richting van Heelsum en/of Renkum en/of Wageningen,
daarmede heeft gereden over de weg, de Doorwerthsestraat, de
Koninginnenlaan, de Utrechtseweg, de Heidesteinlaan, de N-225 en/of
de A-50 (afrit), althans op meerdere wegen,
- meermalen en/of voortdurend een stopteken gegeven met een aan een
politievoertuig aangebracht verlicht transparant heeft genegeerd en/of
- meermalen en/of voortdurend (aanzienlijk) de toegestane
maximumsnelheid heeft overschreden in de bebouwde kom en/of
buiten de bebouwde kom, immers heeft verdachte met een snelheid van
ongeveer 80 tot 90 km/u gereden waar een maximumsnelheid van 30
km/u was toegestaan en/of met een snelheid van (minimaal) 100 km/u
gereden waar een maximumsnelheid van 50 km/u was toegestaan en/of
- meermalen (met onverminderd hoge snelheid) een kruispunt is
opgereden binnen en/of buiten de bebouwde kom en/of (daarbij) geen
gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod
inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting
bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en/of
- meermalen een abrupte en/of scherpe stuurbeweging naar links heeft
gemaakt teneinde het hem passerende politievoertuig te beletten hem in
te halen, ten gevolge waarvan dat politievoertuig werd afgesneden en/of
abrupt moest remmen (om een aanrijding te voorkomen) en/of
- meermalen een dubbele doorgetrokken streep heeft gepasseerd en/of
(daarbij) (gedeeltelijk) op de weghelft voor het tegemoetkomende
verkeer heeft gereden ten gevolge waarvan het tegemoetkomende
verkeer moest uitwijken en/of remmen en/of
- over een uitvoegstrook voor het verkeer naar rechts het op rood licht
wachtende verkeer heeft gepasseerd en/of
- in tegengestelde richting (spookrijdend) over een afrit van de A-50
heeft gereden,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod,
zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde
verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te
duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 19 april 2020 te
[plaats] en/of Doorwerth en/of Wageningen en/of Renkum en/of
Heelsum en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland,
als bestuurder van een bestelbus met kenteken [kenteken] , daarmede
heeft gereden over de weg, de Doorwerthsestraat, de Koninginnenlaan,
de Utrechtseweg, de Heidesteinlaan, de N-225 en/of de A-50 (afrit),
althans op meerdere wegen,
- meermalen en/of voortdurend een stopteken gegeven met een aan een
politievoertuig aangebracht verlicht transparant heeft genegeerd en/of
- meermalen en/of voortdurend (aanzienlijk) de toegestane
maximumsnelheid heeft overschreden in de bebouwde kom en/of
buiten de bebouwde kom, immers heeft verdachte met een snelheid van
ongeveer 80 tot 90 km/u gereden waar een maximumsnelheid van 30
km/u was toegestaan en/of met een snelheid van (minimaal) 100 km/u
gereden waar een maximumsnelheid van 50 km/u was toegestaan en/of
- meermalen (met onverminderd hoge snelheid) een kruispunt is
opgereden binnen en/of buiten de bebouwde kom en/of (daarbij) geen
gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod
inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting
bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en/of
- meermalen een abrupte en/of scherpe stuurbeweging naar links heeft
gemaakt teneinde het hem passerende politievoertuig te beletten hem in
te halen, ten gevolge waarvan dat politievoertuig werd afgesneden en/of
abrupt moest remmen (om een aanrijding te voorkomen) en/of
- meermalen een dubbele doorgetrokken streep heeft gepasseerd en/of
(daarbij) (gedeeltelijk) op de weghelft voor het tegemoetkomende
verkeer heeft gereden ten gevolge waarvan het tegemoetkomende
verkeer moest uitwijken en/of remmen en/of
- over een uitvoegstrook voor het verkeer naar rechts het op rood licht
wachtende verkeer heeft gepasseerd en/of
- in tegengestelde richting (spookrijdend) over een afrit van de A-50
heeft gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die wegen werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft partiële vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte niet het opzet heeft gehad om aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid te beroven. Verdachte heeft gehandeld vanuit een fantasie van aangeefster en er was sprake van een rollenspel. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging bepleit dat met betrekking tot het eerste gedachtestreepje verdachte een gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt. Aangeefster is met een fles en een mes op verdachte afgekomen. Verdachte heeft aangeefster een klap gegeven om haar weg te duwen. Het tweede gedachtestreepje kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, nu uit niets is gebleken dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van letsel aan aangeefster. Ten aanzien van feit 3 primair heeft de verdediging aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk is geweest en als zodanig bewust door verdachte is aanvaard. Ten aanzien van feit 4 primair heeft de verdediging bepleit dat de kwalificatie van roekeloosheid besloten ligt in artikel 5a van de Wegenverkeerswet. Nu het rijgedrag van verdachte onder de oude situatie nooit als roekeloosheid zou worden gekwalificeerd, dient verdachte van het primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 19 april 2020 samen met verdachte in haar woning in [plaats] was en dat zij op enig moment woorden over hun relatie kregen, waarna verdachte compleet flipte. Verdachte heeft toen zijn wijn tegen de muur gegooid en de wijnfles op het aanrecht kapotgeslagen. Kort daarna heeft verdachte de woning van [slachtoffer] verlaten, waarop [slachtoffer] [getuige] heeft gebeld. Terwijl zij aan de telefoon was met [getuige] , hoorde zij verdachte weer haar woning inkomen. [slachtoffer] heeft toen geschreeuwd dat verdachte op moest rotten. [slachtoffer] kan zich niet herinneren hoe zij vervolgens in de bus van verdachte is beland. Het volgende kan zij zich nog wel herinneren. [slachtoffer] zat achter in de bus en heeft tijdens de rit geschreeuwd en tegen de wand van de bus getrapt. Op enig moment zag [slachtoffer] dat verdachte de deur van de bus opende en met haar telefoon in zijn handen stond. [slachtoffer] moest [getuige] bellen om te zeggen dat zij oké was. Daarna werd [slachtoffer] door verdachte in de bus gegooid. [slachtoffer] kan zich herinneren dat zij vervolgens sirenes hoorde en dat zij door de bus werd gegooid omdat zij zich nergens aan vast kon houden. [slachtoffer] heeft blauwe plekken op haar lichaam, hechtingen in haar onderarm en onderbeen, een bult op haar hoofd, twee blauwe plekken rondom haar ogen, striemen op haar rug en een schaafwond op haar billen. [slachtoffer] voelde pijn over haar hele lichaam. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 19 april 2020 door [slachtoffer] werd gebeld. [getuige] hoorde dat [slachtoffer] zei dat zij ruzie had met verdachte en hoorde dat [slachtoffer] schreeuwde “Rot op, mijn huis uit”. Ook hoorde hij een man op de achtergrond schreeuwen. [getuige] vond het hysterisch klinken. Vervolgens hoorde [getuige] dat [slachtoffer] zei dat zij [getuige] aan de lijn had en dat hij eraan zou komen. Even later werd [getuige] weer door [slachtoffer] gebeld. [getuige] hoorde [slachtoffer] zeggen dat alles oké was, waarna zij gelijk ophing. [3]
Getuige [getuige] , de buurman van [slachtoffer] , heeft verklaard dat hij op 19 april 2020 zag dat [slachtoffer] ruzie met een man had en dat [slachtoffer] erg hard aan het schreeuwen was. Op enig moment zag hij dat de man vertrok en kort daarna weer terug kwam en de woning van [slachtoffer] in ging. [getuige] hoorde wederom dat [slachtoffer] en de man ruzie hadden. [getuige] hoorde een vrouwelijke stem roepen “Ga mijn woning uit”. Ook hoorde hij glasgerinkel. [4]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 19 april 2020 aan het wandelen was in [plaats] . Op enig moment reed er een bus langs [getuige] , waaruit hij harde bonzen hoorde komen. [5] [getuige] heeft daarop de politie gebeld.
Verbalisant [slachtoffer] trof de bus in de buurt van de Roggekamp in Heelsum aan. Toen verbalisant zijn dienstvoertuig voor de bus had geparkeerd, zette de bestuurder de bus in voorwaartse beweging, reed strak langs verbalisant en vervolgens met hoge snelheid weg in de richting van de Koninginnenlaan in Heelsum. Verbalisant heeft de blauwe zwaailichten en het stopbord aangezet en de achtervolging ingezet. De bestuurder van de bus gaf geen gehoor aan het stopteken en reed met hoge snelheid in de richting van een rotonde. Na de rotonde reed de bestuurder van de bus de bebouwde kom van Heelsum in. Verbalisant zag dat de snelheid van de bus na de rotonde omhoog ging. Verbalisant moest het volle vermogen van zijn dienstvoertuig vragen om de bus bij te kunnen houden. Verbalisant zag dat de bestuurder van de bus met een snelheid van ongeveer 80 à 90 km/u een 30 kilometerzone in Heelsum inreed en daar zijn snelheid nog meer verhoogde. De 30 kilometerzone betrof een gebied met winkels en restaurants waar mensen liepen en buiten op het trottoir stonden. Verbalisant zag dat de bestuurder van de bus vervolgens met hoge snelheid over twee kruisingen reed. Na de kruisingen verliet de bestuurder van de bus de 30 kilometerzone met een snelheid van minimaal 100 km/u in de richting van Renkum. Hierna sloten politieagenten op motoren aan bij de achtervolging; zij hadden ook de optische- en geluidssignalen aan. De bestuurder van de bus reed vervolgens de provinciale weg N-225 op. De snelheid van de bus lag boven de 100 km/u terwijl op de N-228 80 km/u is toegestaan. Verbalisant moest het volle vermogen van zijn dienstvoertuig vragen om voorbij de bus te komen. Toen verbalisant vrijwel naast de bus reed, zag hij dat de bestuurder van de bus sterk naar links stuurde en daarbij over twee doorgetrokken strepen reed en verbalisant de doorgang belemmerde. Verbalisant moest sterk remmen om een aanrijding te voorkomen, dan wel te voorkomen dat hij van de weg zou worden gedrukt. Verbalisant zag dat de bestuurder van de bus vervolgens met hoge snelheid een kruising in Renkum naderde en daarbij het rode verkeerslicht negeerde. Op dat moment stonden op de kruising meerdere voertuigen te wachten. Na de kruising heeft verbalisant nogmaals geprobeerd de bus links te passeren, terwijl zij met snelheden van boven de 100 km/u reden. De bestuurder van de bus stuurde toen wederom naar links, waarbij hij over de doorgetrokken strepen reed. Verbalisant moest sterk afremmen om een aanrijding te voorkomen, dan wel te voorkomen dat hij van de weg zou worden gedrukt. De bestuurder van de bus reed hierna een kruising op waar auto’s stonden te wachten voor recht doorgaand verkeer. De bestuurder van de bus ging hier rechts omheen via de uitvoegstrook voor het verkeer, negeerde daarbij het rode verkeerslicht en reed met hoge snelheid over de kruising.
Op enig moment reden zij op de A50. Daar remde de bestuurder van de bus af en stuurde de bus naar rechts, waardoor de bus op de afrit van de A50 terechtkwam en tegen het verkeer inreed. Verbalisant zag dat op het einde van de afrit meerdere auto’s stonden te wachten om de snelweg op te rijden. De bestuurder van de bus reed tegen het verkeer in om deze auto’s heen en negeerde daarbij de C2 borden. [6]
Op enig moment is de bus door de politie tot stilstand gebracht. De bestuurder van de bus bleek verdachte te zijn. Achterin de bus werd [slachtoffer] op de kop met haar benen omhoog aangetroffen.
Eén van de verbalisanten zag dat [slachtoffer] in paniek en verstard was. In de bus lagen verder losse goederen. [7]
Verbalisant [verbalisant] maakte deel uit van de achtervolging en heeft verklaard dat hij heeft waargenomen dat op het moment dat verbalisant [slachtoffer] de bus probeerde te passeren, de bestuurder van de bus dit met abrupte stuurbewegingen verhinderde en dat dit met hoge snelheden gebeurde. Verbalisant [verbalisant] zag dat verbalisant [slachtoffer] hierdoor telkens vol in de remmen moest om een aanrijding te voorkomen. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 19 april 2020 in de woning van [slachtoffer] was en dat zij daar ruzie kregen. Tijdens de ruzie heeft verdachte [slachtoffer] een tik gegeven, waarna zij in de glasscherven is gevallen. Op enig moment heeft verdachte [slachtoffer] in de laadruimte van zijn bus getild en is vervolgens weggereden. Verdachte heeft gehoord dat [slachtoffer] tijdens de rit tegen de deuren aan het trappen was en dat zij hysterisch was. [9]
Conclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1, 2, 3 primair en 4 primair wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe in het bijzonder per feit als volgt.
Feit 1
De verklaring van verdachte, dat hij zou hebben gehandeld vanuit een fantasie van aangeefster, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Aangeefster heeft in de woning tegen verdachte geschreeuwd dat hij de woning moest verlaten. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige] en [getuige] . Vervolgens heeft aangeefster in de bus tegen de wanden getrapt en was zij hysterisch. Dit alles duidt op geen enkele wijze op de vervulling van een fantasie of een rollenspel. Integendeel, uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat aangeefster tegen haar wil in de bus is geplaatst en meegenomen en dat verdachte aangeefster daarmee wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd.
Feit 2
Door de verdediging is ten aanzien van het eerste gedachtestreepje een beroep op noodweer gedaan. De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat aangeefster met een fles en een mes op verdachte is afgekomen. De rechtbank is dan ook van oordeel geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen.
Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn rijgedrag, wetende dat aangeefster zich zonder gordel achterin de bus bevond, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster letsel zou oplopen.
Feit 3
De rechtbank kan op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet afleiden dat verdachte daadwerkelijk de bedoeling – en daarmee vol opzet – had om verbalisant [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Wel acht de rechtbank het opzet om verbalisant [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen in voorwaardelijke zin aanwezig.
Verdachte heeft meermaals met hoge snelheden abrupt ingestuurd op de politieauto die naast hem reed. De rechtbank is van oordeel dat naar algemene ervaringsregels het met een bestelbus met een snelheid boven de 100 kilometer naar links insturen en in aanrijding komen met een met dezelfde snelheid rijdende politieauto, de aanmerkelijke kans oplevert dat die politieauto van de weg raakt en dat de daarin bevindende politieagent zwaar lichamelijk letsel oploopt.
De vraag is dan vervolgens of de verdachte deze aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard. De rechtbank is, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het rijgedrag van verdachte, van oordeel dat hiervan sprake is. De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte en zijn rijgedrag af dat hij koste wat het kost wilde voorkomen dat de politieagenten hem zouden aanhouden. Door met een bestelbus met hoge snelheid op de ook hard rijdende politieauto in te sturen, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans voor lief heeft genomen, dan wel bewust heeft aanvaard, dat die politieauto van de weg zou raken en dat de zich daarin bevindende politieagent zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank is van oordeel dat alleen door het afremmen en/of bijsturen door de bestuurster van de politieauto een aanrijding met zwaar lichamelijk letsel is voorkomen.
Kortom, verdachte heeft met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de politieauto zou raken en dat verbalisant [slachtoffer] ten gevolge van die aanrijding zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Feit 4
Uit het samenstel van gedragingen van verdachte volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen, dat levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Het samenstel van gedragingen bestond eruit dat verdachte meermalen binnen en buiten de bebouwde kom (aanzienlijk) de toegestane maximumsnelheid heeft overschreden, meermalen met hoge snelheid een kruispunt is opgereden en zich daarbij niet aan de ter plaatse geldende verkeersregels heeft gehouden, meermalen abrupt een stuurbeweging naar links heeft gemaakt waardoor een politievoertuig telkens werd afgesneden en abrupt moest afremmen om een aanrijding te voorkomen, meermalen een dubbele doorgetrokken streep heeft gepasseerd en daarbij op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeerd heeft gereden, over een uitvoegstrook voor het verkeer naar rechts het op rood licht wachtende verkeer heeft gepasseerd en heeft spookgereden op een oprit van de A50.
Dat het feit volgens de verdediging geen roekeloosheid zou opleveren, doet aan het voorgaande niet af. Het feit is immers gepleegd ten tijde van de huidige wetgeving.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks19 april 2020 te [plaats] en/of Doorwerth en/of
Wageningen en/of Renkum en/of Heelsum en/of elders in Nederland,
in
elk geval in Nederland,
opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en/of beroofd
gehouden,
door die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaalin de laadruimte van een
bestelbus te plaatsen
of te laten plaatsnemenen/of
meermalen
, althans eenmaaldie laadruimte (af) te sluiten en
/of
(vervolgens) met die bestelbus te gaan rijden;
2.
hij op
een ofmeer tijdstippen op
of omstreeks19 april 2020 te
[plaats] en/of Doorwerth en/of Wageningen en/of Renkum en/of
Heelsum en/of elders in Nederland,
in elk geval in Nederland,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] een klap/stomp op het hoofd te geven (ten gevolge waarvan
die [slachtoffer] in glasscherven viel) en
/of
- terwijl die [slachtoffer] zich achter in de laadruimte van een bestelbus
bevond, met die bestelbus (op hoge snelheid) te rijden en
/ofabrupte
stuurbewegingen te maken (terwijl in die laadruimte geen
veiligheidssysteem voor het vervoeren van personen aanwezig was en
/of
die laadruimte uitstekende delen en hoeken had en
/ofdaarin losse
objecten aanwezig waren);
3.
hij op
een ofmeer tijdstippen op
of omstreeks19 april 2020 te [plaats]
en/of Doorwerth en/of Wageningen en/of Renkum en/of Heelsum en/of
elders in Nederland,
in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer] (gebiedsagent van politie eenheid Oost-Nederland),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een bestelbus met (hoge) snelheid is afgereden/ingereden op de
dienstauto waar die [slachtoffer] zich op dat moment in bevond en/of
meermalen,
althans eenmaalop (hoge) snelheid (scherp) naar links
heeft gestuurd terwijl de dienstauto die door [slachtoffer] werd bestuurd zich
(vanwege een inhaalmanoeuvre) links naast de bestelbus bevond,
teneinde die [slachtoffer] van de weg te duwen/drukken, althans hem tot
(abrupt) remmen te dwingen (om een aanrijding te voorkomen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op
een ofmeer tijdstippen op
of omstreeks19 april 2020 te
[plaats] en/of Doorwerth en/of Wageningen en/of Renkum en/of
Heelsum en/of elders in Nederland,
in elk geval in Nederland,
als bestuurder van een bestelbus met kenteken [kenteken] , komende uit
de richting Heelsum en/of Renkum en/of Wageningen en gaande in de
richting van Heelsum en/of Renkum en/of Wageningen,
daarmede heeft gereden over de weg, de Doorwerthsestraat, de
Koninginnenlaan, de Utrechtseweg, de Heidesteinlaan, de N-225 en/of
de A-50 (afrit), althans op meerdere wegen,
- meermalen
en/of voortdurendeen stopteken gegeven met een aan een
politievoertuig aangebracht verlicht transparant heeft genegeerd en
/of
- meermalen
en/of voortdurend(aanzienlijk) de toegestane
maximumsnelheid heeft overschreden in de bebouwde kom en
/of
buiten de bebouwde kom, immers heeft verdachte met een snelheid van
ongeveer 80 tot 90 km/u gereden waar een maximumsnelheid van 30
km/u was toegestaan en
/ofmet een snelheid van (minimaal) 100 km/u
gereden waar een maximumsnelheid van 50 km/u was toegestaan en/of
- meermalen (met onverminderd hoge snelheid) een kruispunt is
opgereden binnen en/of buiten de bebouwde kom en
/of(daarbij) geen
gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod
inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting
bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en
/of
- meermalen een abrupte en/of scherpe stuurbeweging naar links heeft
gemaakt teneinde het hem passerende politievoertuig te beletten hem in
te halen, ten gevolge waarvan dat politievoertuig werd afgesneden en
/of
abrupt moest remmen (om een aanrijding te voorkomen) en
/of
- meermalen een dubbele doorgetrokken streep heeft gepasseerd en
/of
(daarbij) (gedeeltelijk) op de weghelft voor het tegemoetkomende
verkeer heeft gereden ten gevolge waarvan het tegemoetkomende
verkeer moest uitwijken en/of remmen en
/of
- over een uitvoegstrook voor het verkeer naar rechts het op rood licht
wachtende verkeer heeft gepasseerd en
/of
- in tegengestelde richting (spookrijdend) over een afrit van de A-50
heeft gereden,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod,
zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde
verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te
duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
‘opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven’;
ten aanzien van feit 2:
‘mishandeling, meermalen gepleegd’;
ten aanzien van feit 3, primair:
‘poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd’;
ten aanzien van feit 4, primair:
‘overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994’.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld: een meldplicht, een ambulante behandeling, een alcohol- en drugsverbod en het meewerken aan de naleving daarop, een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod met een straal van 5 kilometer voor het werkadres van aangeefster, haar huidige woonadres en alle toekomstige woonadressen, hetgeen gecontroleerd moet worden met elektronisch toezicht.
Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat aan verdachte ter zake van feit 4 een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, in het geval het tot een veroordeling komt, een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft aangeefster, nadat hij ruzie met haar heeft gehad en haar daarbij heeft geslagen, wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd door haar achterin een bestelbus te plaatsen en vervolgens met die bus weg te rijden. Het incident is aan het licht gekomen doordat een buurman en een voorbijganger melding bij de politie hebben gedaan. Toen de politie ter plaatse kwam, is verdachte ervandoor gegaan waarna een dollemansrit volgde om te kunnen ontkomen aan de politie. Tijdens de achtervolging heeft verdachte veelvuldig verkeersregels overtreden en zich volstrekt onverantwoordelijk gedragen op de weg. Daarbij heeft verdachte aangeefster, vele weggebruikers en politieagenten die hem tot stoppen probeerden te dwingen, ernstig in gevaar gebracht. Verdachte mag van geluk spreken dat hij niemand ernstig letsel of erger heeft toegebracht.
Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van aangeefster. Ter terechtzitting is namens aangeefster een slachtofferverklaring afgelegd. Daaruit blijkt dat aangeefster zich gedurende het incident zeer angstig heeft gevoeld en daar nog steeds de gevolgen van ondervindt. Verdachte heeft ter terechtzitting maar beperkt verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 6 juli 2020. Daaruit volgt dat de rijbevoegdheid van verdachte drie keer aan hem is ontzegd. De rechtbank weegt dit strafverzwarend mee.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op een Pro Justitia rapportage van 11 juni 2020 en een reclasseringsadvies van 20 juli 2020.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats. Alles afwegende is rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, zoals is geëist door de officier van justitie, passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden opleggen. Een (deels) voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid acht de rechtbank niet meer aan de orde, nu de rijbevoegdheid van verdachte in de afgelopen 4 jaren al 3 keer eerder is ontzegd.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals deze (grotendeels) door de reclassering zijn geadviseerd. Het locatieverbod, zoals dit door de officier van justitie is geëist, is te vaag geformuleerd, omdat het verbod geen concrete locatie(s) bevat. Daardoor zal het voor verdachte volstrekt onduidelijk zijn voor welke locatie(s) hij een verbod heeft en zal het locatieverbod niet na te leven zijn. Om die reden zal de rechtbank het locatieverbod beperken tot het werkadres van aangeefster. Vanwege die beperking zal de rechtbank aan dit verbod geen elektronische controle te verbinden. Nu het contactverbod met aangeefster en het locatieverbod als bijzondere voorwaarden zullen worden opgelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om deze vrijheidsbeperkingen tevens als maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer] , bijgestaan door mr. H.O. den Otter, heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.221,50.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen met toewijzing van de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
De beoordeling door de rechtbank
Naar her oordeel van de rechtbank, is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Het gevorderde bedrag bestaat uit vergoeding van gederfde inkomsten en immateriële schade. Nu deze schadeposten naar het oordeel van de rechtbank voldoende zijn onderbouwd en zij haar redelijk voorkomen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor toewijzing vatbaar is.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de betreffende kosten daadwerkelijk zijn gemaakt of de betreffende schade daadwerkelijk is geleden. Ten aanzien van de immateriële schade wordt de wettelijke rente toegewezen met ingang van 19 april 2020, zijnde de pleegdatum van de feiten. Ten aanzien van de materiële schade zal de rechtbank een datum als uitgangspunt nemen die in het midden van de totale periode ligt, zijnde 18 juni 2020.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden op dit moment begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen
 14 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 282, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht;
 14 5a, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten
5 (vijf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald:
de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na zijn invrijheidsstelling zal melden bij de reclasseringsorganisatie [naam] (adres: [adres] ) en zich vervolgens gedurende het reclasseringstoezicht zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de opdrachten en aanwijzingen die hem door of namens de reclassering zullen worden gegeven;
- zich, indien de reclassering het noodzakelijk acht, onder behandeling zal stellen bij een instelling voor ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling(en) door of namens de instelling zullen worden gegeven;
- zich zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol. De veroordeelde zal daarnaast medewerking verlenen aan de controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde door middel van urine- en/of ademonderzoek. De frequentie van de controle zal door de reclassering worden bepaald;
- zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 1] [geboortedag 2] );
- zal zich niet binnen een straal van 5 kilometer bevinden in de directe omgeving van de [adres] in [plaats] ;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank:
 veroordeelt veroordeelde ten aanzien van de feiten 1 en 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij, van een bedrag van
€ 3.221,50 (drieduizend tweehonderdeenentwintig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag
te betalen van € 3.221,50 (drieduizend tweehonderdeenentwintig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 42 dagen gijzeling zullen kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade (een bedrag van € 1.000,-) op 19 april 2020;
 bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade (een bedrag van € 2.221,50) op 18 juni 2020.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. Y.M.J.I Baauw en mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 augustus 2020.
mr. D.S.M. Bak is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON4R020057, gesloten op 8 juni 2020
2.Het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 78-79.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 18.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 21-22.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 26.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 28-33.
7.De processen-verbaal van bevindingen, p. 45 en 47.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 39-41.
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 augustus 2020.