Op 18 augustus 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak op 30 januari 2020 te Apeldoorn. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde inbraak, onderbouwd door camerabeelden en processen-verbaal van herkenning. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de camerabeelden van onvoldoende kwaliteit waren om een betrouwbare herkenning te waarborgen. De rechtbank heeft de camerabeelden beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel de herkenning door de verbalisanten niet twijfelachtig was, er geen ander bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak kon aantonen. Er ontbrak technisch bewijs zoals vingerafdrukken of DNA, en er was geen buit aangetroffen bij de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen, en sprak hem vrij van de tenlastegelegde woninginbraak. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte vrijgesproken werd van het ten laste gelegde feit.