ECLI:NL:RBGEL:2020:4172

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
05/029074-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor woninginbraak wegens onvoldoende wettig bewijs

Op 18 augustus 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak op 30 januari 2020 te Apeldoorn. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde inbraak, onderbouwd door camerabeelden en processen-verbaal van herkenning. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de camerabeelden van onvoldoende kwaliteit waren om een betrouwbare herkenning te waarborgen. De rechtbank heeft de camerabeelden beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel de herkenning door de verbalisanten niet twijfelachtig was, er geen ander bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak kon aantonen. Er ontbrak technisch bewijs zoals vingerafdrukken of DNA, en er was geen buit aangetroffen bij de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen, en sprak hem vrij van de tenlastegelegde woninginbraak. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte vrijgesproken werd van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/029074-20
Datum uitspraak : 18 augustus 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres verdachte] ,
raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 augustus 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te Apeldoorn, althans in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen diverse goederen, te weten:
een kluis inhoudende:
(ongeveer) 100.729 euro contant geld en/of
een [merknaam] horloge en/of
diverse (gouden) sieraden en/of
autosleutels ( [automerk 1] en/of [automerk 2] ) en/of
een bankpas en/of
diverse papieren/administratie,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. De officier van justitie heeft haar standpunt onderbouwd met de processen-verbaal van herkenning en het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn omschreven. Daaruit heeft de officier van justitie afgeleid dat de persoon die door twee verbalisanten als verdachte is herkend, een doosje in zijn handen heeft, hetgeen hem in de woning van aangever plaatst.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat bij het beoordelen van herkenningen behoedzaamheid dient te worden betracht. Volgens de verdediging zijn de camerabeelden van een dusdanige slechte kwaliteit dat duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken niet zijn vast te stellen.
De beoordeling door de rechtbank
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van een woninginbraak die op 30 januari 2020 zou hebben plaatsgevonden in zijn woning.
Het dossier bevat camerabeelden afkomstig van een camera die achter de woning van de buren van aangever hangt. Deze camera heeft (onder andere) zicht op de achterzijde van de woning van aangever. Op de dag van de woninginbraak zijn op de camerabeelden twee personen waargenomen die vanuit de richting van de woning van aangever kwamen. Eén van deze personen is door twee verbalisanten herkend als verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de camerabeelden van een zodanige kwaliteit zijn dat deze een betrouwbare positieve herkenning toelaten. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan de herkenning van de verbalisanten te twijfelen. Een en ander laat echter onverlet dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de ten laste gelegde woninginbraak. Het dossier bevat geen technisch bewijs, bijvoorbeeld in de vorm van vingerafdrukken, DNA of schoensporen, waaruit onweerlegbaar moet volgen dat verdachte in de desbetreffende woning is geweest. Er zijn ook geen andere aanknopingspunten voor betrokkenheid van verdachte. Er is geen buit aangetroffen bij verdachte. Op de camerabeelden is niet waar te nemen dat de personen een kluis bij zich hebben, waarover aangever heeft verklaard dat deze zwaar en fors van formaat is. Ook is geen inbraakgereedschap te zien. Het enkele feit dat op de camerabeelden te zien is dat verdachte een doosje onder zijn arm heeft, acht de rechtbank onvoldoende om verdachte aan de woninginbraak te linken, nu verdere details van het doosje niet waar te nemen zijn. De rechtbank is dan ook op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig bewijs in onvoldoende mate aanwezig is. Verdachte zal daarom vrij worden gesproken van de ten laste gelegde woninginbraak.

3.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde. Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank:

spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;

verklaartde benadeelde partij [benadeelde]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en mr. Y. Yildiz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 augustus 2020.
mr. Y. Yildiz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen