In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juli 2020 een zorgmachtiging verleend aan betrokkene, die lijdt aan een onduidelijke geestelijke stoornis. De rechtbank heeft deze beslissing genomen naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie, op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die op dat moment in een instelling verbleef, was niet bereid om aan de zitting deel te nemen en vertoonde achterdocht ten opzichte van zijn behandelaren. De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige risico's zijn voor de gezondheid van betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, als gevolg van zijn stoornis. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De voorgestelde zorg omvatte het toedienen van voeding, medicatie en medische controles, alsook het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie, voor een maximale duur van negen maanden.
De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van negen maanden, met de mogelijkheid tot verlenging afhankelijk van de voortgang van de diagnostiek. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor betrokkene om cassatie aan te tekenen tegen deze beschikking.