ECLI:NL:RBGEL:2020:4158

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
C/0/373366 FA RK 20-2303
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor betrokkene met onduidelijke diagnose

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juli 2020 een zorgmachtiging verleend aan betrokkene, die lijdt aan een onduidelijke geestelijke stoornis. De rechtbank heeft deze beslissing genomen naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie, op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die op dat moment in een instelling verbleef, was niet bereid om aan de zitting deel te nemen en vertoonde achterdocht ten opzichte van zijn behandelaren. De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige risico's zijn voor de gezondheid van betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, als gevolg van zijn stoornis. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De voorgestelde zorg omvatte het toedienen van voeding, medicatie en medische controles, alsook het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie, voor een maximale duur van negen maanden.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van negen maanden, met de mogelijkheid tot verlenging afhankelijk van de voortgang van de diagnostiek. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor betrokkene om cassatie aan te tekenen tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/373366 / FA RK 20-2303
Datum mondelinge uitspraak: 28 juli 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijfplaats: [instelling] , locatie [plaats] , [onderdeel instelling] , op grond van een zorgmachtiging, geldend tot en met 19 augustus 2020,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. P-P.F. Tummers te Nijmegen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
13 juli 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 28 juli 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
de advocaat van betrokkene;
dhr. [naam] , als psychiater verbonden aan [instelling] ;
mw. [naam] , als psychiater i.o. verbonden aan [instelling] ;
dhr. [naam] , als mentor verbonden aan [stichting] .
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet gehoord.
1.5.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Volgens de psychiater gaf betrokkene in eerste instantie aan niets van een zitting te weten, hoewel hem dit eerder was verteld. Na een uitleg van de psychiater weigerde betrokkene alsnog om aan de zitting deel te nemen. Betrokkene wilde ook niet één-op-één met de rechter praten. De advocaat van betrokkene heeft ook aangegeven betrokkene niet te hebben kunnen spreken.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten partijen via beeldbellen te horen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat het door het ontbreken van samenwerking met betrokkene vanuit zijn achterdocht en ontbrekende ziekte-inzicht, nog altijd niet duidelijk is aan welke onderliggende stoornis betrokkene lijdt. Volgens de medische verklaring kan er sprake zijn van een dementieel beeld of Korsakov, maar de geneesheer-directeur heeft aangegeven dat er evengoed sprake kan zijn van een andere progressieve neurocognitieve aandoening bovenop een al jarenlang aanwezige persoonlijkheidsstoornis of ontwikkelingsstoornis. Uit de overgelegde stukken en wat de psychiaters hebben aangegeven tijdens de mondelinge behandeling, blijkt verder dat psychiatrische expertise binnen een gespecialiseerde kliniek van de GGZ op dit moment noodzakelijk is. Dit heeft te maken met de complexiteit van het gedrag van betrokkene en het feit dat de diagnostiek nog niet heeft kunnen plaatsvinden.
2.3.
Het gedrag dat uit de stoornis(sen) voortvloeit, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
levensgevaar;
ernstig lichamelijk letsel;
ernstige psychische schade;
ernstige verwaarlozing;
maatschappelijke teloorgang.
2.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
De psychiaters hebben aangegeven dat, vanwege de ontbrekende samenwerking en de achterdocht van betrokkene, betrokkene dwangmedicatie kreeg. Dit leverde ook agressie op. Sinds kort is het beleid ten aanzien van betrokkene enigszins aangepast, in die zin dat betrokkene nu meer initiatief mag tonen, zodat hij kan laten zien wat hij wel en niet kan. Met behulp van de huidige structuur lijkt hij beter in staat te zijn om voor zichzelf te zorgen (eten, drinken, douchen). Maar als hij wat complexere taken krijgt, verliest betrokkene snel het overzicht en heeft hij dus nog ondersteuning nodig. Datzelfde geldt wanneer er veel informatie op betrokkene afkomt.
Ten aanzien van de diagnostiek is het van belang dat er een (gedwongen) MRI-scan plaatsvindt die hopelijk zal helpen om de juiste diagnose te bepalen. De uitvoering van de scan en het inzichtelijk krijgen van de resultaten daarvan, zal naar verwachting maanden in beslag nemen. Daarnaast zou een ergotherapeut kunnen kijken op welk cognitief niveau betrokkene functioneert, door betrokkene te observeren wanneer deze bepaalde taken uitvoert (bijvoorbeeld bij het zetten van koffie). Voor ergotherapie is samenwerking echter van belang en die ontbreekt nu juist.
2.6.
De mentor sluit zich aan bij wat de psychiaters hebben aangegeven. Betrokkene wil niet in contact met de mentor. Volgens de mentor klopt het dat betrokkene de realiteit niet voor ogen heeft. Zo denkt betrokkene dat hij er financieel goed voor staat, maar dat is niet zo. Zelfs met bewijzen hiervan, blijft betrokkene denken dat deze bewijzen vervalst zijn. Betrokkene heeft nog wel zijn eigen woning, in afwachting van de diagnostiek die nog moet plaatsvinden.
2.7.
De advocaat van betrokkene heeft gepleit voor een bekorting van de termijn tot maximaal zes of negen maanden. Dit heeft alles te maken met de diagnostiek die nog niet is afgerond. Over een aantal maanden is er hopelijk meer duidelijk hierover en is een eerdere toetsing over de meerwaarde van een zorgmachtiging op zijn plaats.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Betrokkene weigert namelijk iedere vorm van onderzoek en is zeer achterdochtig richting zijn behandelaren en naar zijn mentor. De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg bestaan uit:
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen, voor de maximale duur van 9 maanden;
het beperken van de bewegingsvrijheid, voor de maximale duur van 9 maanden;
het opnemen in een accommodatie, voor de maximale duur van 9 maanden.
De rechtbank ziet aanleiding om alle vormen van verplichte zorg te bekorten tot negen maanden, aangezien die periode beter aansluit bij de nadere diagnostiek die uitgevoerd zal moeten worden en om wat dat betreft een vinger aan de pols te houden.
2.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van negen maanden, om welke reden de rechtbank zal beslissen als hierna vermeld.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.8. kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 27 april 2021.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2020 door mr. M. Rietveld, rechter, in tegenwoordigheid van S.C. Dijksterhuis, griffier, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 31 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.