ECLI:NL:RBGEL:2020:4108

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
14 augustus 2020
Zaaknummer
05/740120-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor verkrachting in asielzoekerscentrum

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De verdachte, geboren in Irak en op dat moment gedetineerd, werd aangeklaagd voor het seksueel misbruik van een medebewoonster van een asielzoekerscentrum in Zutphen op 19 december 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich ongevraagd naar de kamer van het slachtoffer begaf en haar tegen de muur en op bed duwde, waarbij hij haar vasthield en seksuele handelingen verrichtte zonder haar toestemming. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door DNA-onderzoek dat bevestigde dat het DNA van de verdachte op de venusheuvel van het slachtoffer was aangetroffen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de handelingen met instemming van het slachtoffer waren gebeurd, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd een contactverbod met het slachtoffer opgelegd. De benadeelde partij, bijgestaan door een advocaat, had een schadevergoeding van €10.000,-- gevorderd, maar de rechtbank kende uiteindelijk €2.000,-- toe als smartengeld, met wettelijke rente vanaf de datum van de verkrachting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740120-19
Datum uitspraak : 28 juli 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1971 in [geboorteplaats 1] (Irak),
op dit moment gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman: mr. S.J. Nijhof, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 april 2020 en 14 juli 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 december 2019 te Zutphen, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten
- door zich (ongevraagd) naar de kamer van nader te noemen [benadeelde] te begeven,
- door die [benadeelde] tegen de muur te duwen/drukken,
- door die [benadeelde] op bed te duwen/drukken,
- door die [benadeelde] (stevig) vast te houden,
- door de jurk van die [benadeelde] omhoog te trekken,
- door de onderbroek van die [benadeelde] opzij en/of naar beneden te trekken,
- door die [benadeelde] (hard) in de nek te zuigen,
- door meermalen, althans eenmaal, voorbij te gaan aan het verbale
en/of non-verbale verzet van die [benadeelde] en/of
aldus voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
M. [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [benadeelde] , te weten
- het kussen van haar mond en/of gezicht en/of hals en/of borst(en) en/of
dijen en/of buik,
- het likken van haar mond en/of gezicht en/of
- het brengen van zijn vinger(s) in haar vagina en/of tussen de schaamlippen;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 december 2019 te Zutphen, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten
- door zich (ongevraagd) naar de kamer van nader te noemen [benadeelde] te begeven,
- door die [benadeelde] tegen de muur te duwen/drukken,
- door die [benadeelde] op bed te duwen/drukken,
- door die [benadeelde] (stevig) vast te houden,
- door de jurk van die [benadeelde] omhoog te trekken,
- door de onderbroek van die [benadeelde] opzij en/of naar beneden te trekken,
- door die [benadeelde] (hard) in de nek te zuigen,
- door meermalen, althans eenmaal, voorbij te gaan aan het verbale en/of
non-verbale verzet van die [benadeelde] en/of
aldus voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
M. [benadeelde] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten
- het kussen van haar mond en/of gezicht en/of hals en/of borst(en) en/of dijen en/of buik,
- het likken van haar mond en/of gezicht en/of
- het betasten van haar vagina en/of schaamlippen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit en hiertoe aangevoerd dat sprake is van een alternatief scenario. Verdachte en aangeefster hadden een affectieve relatie en de handelingen hebben met instemming van aangeefster plaatsgevonden, met dien verstande dat verdachte zijn vingers niet in of op de vagina van aangeefster heeft gebracht. Ten aanzien van het aangetroffen DNA heeft verdediging betoogd dat niet kan worden vastgesteld hoe dat DNA op de aangetroffen plekken terecht is gekomen.
De beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [benadeelde] heeft verklaard dat zij op 19 december 2019 op haar kamer in het asielzoekerscentrum in Zutphen was. Op enig moment kwam verdachte ongevraagd in haar kamer en deed de deur achter zich dicht. Aangeefster stond toen op van het bed en werd door verdachte tegen de muur gedrukt. Verdachte begon haar te kussen en te likken op haar gezicht. Aangeefster heeft toen tegen verdachte gezegd “please go” en sloeg daarbij haarzelf op haar gezicht, hetgeen volgens aangeefster een cultureel gebaar is en betekent dat zij het meent.
Verdachte bleef en trok aangeefster naar achteren in de richting van het bed. Aangeefster wilde zich losmaken maar dit lukte niet en verdachte drukte aangeefster op het bed. Verdachte zat met zijn knieën op de grond, bracht zijn hoofd naar het hoofd van aangeefster en begon haar te kussen en te likken op haar gezicht. Daarna trok verdachte de kleding van aangeefster naar boven en begon haar te zuigen aan de binnenzijde van haar dijbenen, de bovenkant van haar benen en haar onderbuik. Vervolgens trok verdachte de onderbroek van aangeefster naar beneden en begon aan haar vagina te zuigen. Aangeefster probeerde haar jurk naar beneden te trekken en op te staan, maar verdachte drukte met zijn hand of arm tegen aangeefster waardoor het opstaan niet lukte. Verdachte stak toen twee keer twee vingers in de vagina van aangeefster. Vervolgens kwam verdachte op het bed, ging bovenop aangeefster zitten en begon hard aan haar nek te zuigen terwijl hij haar arm vasthield. Verdachte zoog zo hard dat het aangeefster pijn deed. Toen aangeefster op enig moment op kon staan, duwde verdachte haar weer tegen de muur en begon haar weer te likken en te zuigen aan haar gezicht. Aangeefster was bang en probeerde haar mobiel te pakken, maar verdachte trok haar wederom naar de muur. [2] Op enig moment kon aangeefster weglopen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 19 december 2019 bij aangeefster op de kamer is geweest. Aldaar heeft hij haar nek, haar borsten en haar buik gekust. Dit vond plaats terwijl aangeefster tegen de muur stond en later op bed lag. [3]
Getuige [getuige 1] , werkzaam in het asielzoekerscentrum in Zutphen, heeft verklaard dat zij op 19 december 2019 een oproep van de beveiliging kreeg om naar de receptie te komen. Aldaar trof zij aangeefster gehurkt op de grond en met haar handen voor haar gezicht aan. Aangeefster gaf aan dat zij onzedelijk was betast door verdachte. [getuige 1] zag dat aangeefster emotioneel was, geen woorden kon uitbrengen, in tranen uitbarstte en meerdere keren kokhalsde. [getuige 1] zag dat aangeefster een zuigvlek in haar nek had. [4]
Ten tijde van de aangifte is een blauw/rode plek in de hals van aangeefster geconstateerd. [5]
Daarnaast zijn (onder meer) de venusheuvel van aangeefster en de handen van verdachte bemonsterd [6] en door het NFI onderworpen aan een DNA- en RNA-onderzoek. Het NFI heeft naar aanleiding van dit onderzoek het volgende geconcludeerd: [7]
  • uit het DNA in de veiliggestelde bemonstering van de venusheuvel van aangeefster (ZAAC9872NL#03) is een DNA-mengprofiel verkregen. Het DNA in dit mengprofiel kan afkomstig zijn van aangeefster en verdachte. Het verkregen DNA-mengprofiel is circa 700 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van aangeefster en verdachte, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van aangeefster en één willekeurig onbekende persoon;
  • uit het DNA in de veiliggestelde bemonstering van de vingers van verdachte (ZAAD0741NL#01 t/m #04, #07 en #08) is een DNA-mengprofiel verkregen. Het DNA in dit mengprofiel kan afkomstig zijn van aangeefster en verdachte. Het verkregen DNA-mengprofiel is circa 20 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van aangeefster en verdachte, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van aangeefster en één willekeurig onbekende persoon;
  • in de bemonstering van de middelvinger van de rechterhand van verdachte (ZAAD0741NL#03) is de aanwezigheid van vaginale cellen aangetroffen. Dit betekent dat het DNA in de bemonstering dat gekoppeld is aan aangeefster afkomstig kan zijn van vaginale cellen.
Uit het voorgaande trekt de rechtbank de conclusie dat het DNA dat op de venusheuvel van aangeefster is aangetroffen, het DNA van verdachte is. Voorts trekt de rechtbank uit het voorgaande de conclusie dat het DNA dat op de vingers van verdachte is aangetroffen, het DNA van aangeefster is en dat daarin vaginale cellen zijn aangetroffen.
Conclusie
Aangeefster heeft een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd over hetgeen op 19 december 2019 heeft plaatsgevonden. De rechtbank vindt deze verklaring voldoende betrouwbaar om daarop de bewezenverklaring te kunnen baseren. Deze verklaring vindt steun in de resultaten van het DNA-onderzoek en de verklaring van getuige [getuige 1] .
Verdachte weerspreekt dat hij zijn vingers in of op de vagina van aangeefster heeft gebracht. Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet geloofwaardig, in het bijzonder gelet op de resultaten van het onderzoek van het NFI waaruit blijkt dat er vaginale cellen op de vinger van verdachte zijn aangetroffen. Daarvoor heeft verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven. Daarnaast weerspreekt verdachte dat er handelingen zonder instemming van aangeefster hebben plaatsgevonden en stelt hij dat hij en aangeefster een (geheime) relatie hadden. Ook deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig, gelet op de toestand waarin getuige [getuige 1] aangeefster direct na het feit heeft aangetroffen.
Dit betekent dat de rechtbank uitgaat van het door aangeefster in haar verklaring geschetste scenario en aldus bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks19 december 2019 te Zutphen,
in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten
- door zich (ongevraagd) naar de kamer van nader te noemen [benadeelde] te begeven,
- door die [benadeelde] tegen de muur te duwen/drukken,
- door die [benadeelde] op bed te duwen/drukken,
- door die [benadeelde] (stevig) vast te houden,
- door de jurk van die [benadeelde] omhoog te trekken,
- door de onderbroek van die [benadeelde]
opzij en/ofnaar beneden te trekken,
- door die [benadeelde] (hard) in de nek te zuigen,
- door meermalen,
althans eenmaal,voorbij te gaan aan het verbale
en/of non-verbale verzet van die [benadeelde] en
/of
aldus voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
M. [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [benadeelde] , te weten
- het kussen van haar mond en
/ofgezicht en
/ofhals en
/ofborst(en) en
/of
dijen en
/ofbuik,
- het likken van haar mond en
/ofgezicht en
/of
- het brengen van zijn vinger(s) in haar vagina en/of tussen de schaamlippen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘verkrachting’.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dient als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangeefster te worden verbonden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, in het geval het tot een veroordeling komt, een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest.
Beoordeling door de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 19 december 2019 schuldig gemaakt aan verkrachting van een medebewoonster van het asielzoekerscentrum in Zutphen. Het slachtoffer was een Iraanse vrouw die haar land is ontvlucht om in Nederland een veilig bestaan te kunnen opbouwen. De verkrachting vond plaats op de kamer van het slachtoffer. Een plek die op dat moment haar thuis was en waar zij zich veilig moet kunnen voelen.
Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen gevoelens van lust en zich niet bekommerd om de schade die hij aanrichtte bij het slachtoffer. Met zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden langdurig of zelfs blijvend last van de herinnering daaraan. Dat dit ook in dit geval zo is, blijkt uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 28 mei 2020. Daaruit volgt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsadvies van 18 maart 2020.
Wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en komt daarom tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 5 maanden, voorwaardelijk zal worden opgelegd en zal daaraan een proeftijd van 3 jaren verbinden. Daarnaast zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel een contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarde koppelen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] , bijgestaan door mr. L.T.G. van Engelen, heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 10.000,-- wegens immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de hoogte van het gevorderde bedrag te matigen, nu de in de vordering aangehaalde jurisprudentie niet vergelijkbaar is met de onderhavige strafzaak. Daarnaast heeft de verdediging verzocht rekening te houden met het gegeven dat de benadeelde partij in het verleden kennelijk een soortgelijke ervaring heeft gehad, hetgeen kan doorwerken in de gestelde schade.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die vermeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank constateert daarbij dat de vordering wat betreft de concrete gevolgen voor de benadeelde partij slechts in beperkte mate is onderbouwd. Daarom zal de rechtbank, naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, een smartengeld van € 2.000,-- toewijzen. De rechtbank vindt dat in ieder geval in zoverre is komen vast te staan dat schade is geleden. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 19 december 2019.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
- de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1987 in [geboorteplaats 2] , Iran);
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
 veroordeelt veroordeelde tot betaling van
schadevergoedingaan de benadeelde partij, van een bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag
te betalen van € 2.000,00 (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 30 (dertig) dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en
mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juli 2020.
mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. T. Bertens zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost Nederland, dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer: ONRBC19641 (1912270842.AMB), gesloten op 16 januari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 63-67.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2020.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 75-77.
5.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 5 en de foto’s op p. 28-30 (bijlage bij het proces-verbaal medisch onderzoek).
6.Het proces-verbaal medisch forensisch onderzoek, p. 7-8 en het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 33-34.
7.Het NFI-rapport d.d. 20 maart 2020.