ECLI:NL:RBGEL:2020:4078

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
05.109565.20; 05.034407.20; 05.062914.20; 05.073265.20; 05.048767.20 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot ISD-maatregel na meerdere bedreigingen en beledigingen in Nijmegen

Op 12 augustus 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man, die in Nijmegen verbleef. De man werd veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar wegens een reeks van strafbare feiten, waaronder bedreigingen, beledigingen en wederspannigheid. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan drie bedreigingen van opsporingsambtenaren, drie beledigingen en één wederspannigheid. De feiten vonden plaats tussen december 2019 en april 2020, waarbij de verdachte zich herhaaldelijk agressief en bedreigend opstelde tegenover verschillende slachtoffers, waaronder politieagenten en beveiligers. De rechtbank overwoog dat de verdachte, door zijn gedrag, gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers had veroorzaakt. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte een fors strafblad had en eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De officier van justitie had een ISD-maatregel geëist, en de rechtbank volgde dit advies, waarbij zij ook rekening hield met de psychische kwetsbaarheid van de verdachte. De rechtbank gelastte een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel na zes maanden, om de voortgang van het behandeltraject te evalueren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05.109565.20; 05.034407.20; 05.062914.20; 05.073265.20; 05.048767.20 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 12 augustus 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
Raadsman: mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juli 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05.109565.20
hij op of omstreeks 20 april 2020 te Nijmegen
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door (met een (metalen) voorwerp in zijn, verdachtes, hand) op die
af te lopen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] bij de trui en/of hals te
grijpen/pakken en/of (vervolgens) een (metalen) voorwerp naar, althans
in de richting van, de hals van die [slachtoffer 1] te bewegen.
Parketnummer 05.034407.20
hij, op of omstreeks 8 februari 2020, te Nijmegen, opzettelijk een of
meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , brigadiers
van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van hun/zijn/haar bediening, in hun/zijn/haar
tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen/hem/haar
(meermalen) de woorden toe te voegen: "hoer", "kankerhoer", "nazi"
en/of "Hitler", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of
strekking.
Parketnummer 05.062914.20
1.
hij, op of omstreeks 19 december 2019, te Nijmegen, [slachtoffer 4]
(beveiligingsmedewerker) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] dreigend
de woorden toe te voegen "moet ik je neersteken?" en/of door (daarbij)
zijn hand in zijn tas te bewegen, althans woorden en/of gedragingen
van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
hij, op of omstreeks 19 december 2019, te Nijmegen, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere
ambtenaren, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , hoofdagenten van politie
Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
hun/zijn/haar bediening, te weten de aanhouding van verdachte en
overbrenging van verdachte naar een politiebureau ter voorgeleiding
aan een hulpofficier van justitie, door:
- zich te bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin
voornoemde ambtenaren hem trachtten te geleiden, en/of
- te schoppen tegen de hand, althans tegen het lichaam, van
voornoemde [slachtoffer 6] .
Parketnummer 05.073265.20
1. primair
hij op of omstreeks 19 maart 2020 te Nijmegen
[slachtoffer 7] heeft mishandeld door die [slachtoffer 7] in/op/tegen
het gezicht en/of de jas te spugen (ten tijde van het coronavirus COVID-
19);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2020 te Nijmegen
opzettelijk
[slachtoffer 7] ,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door die [slachtoffer 7] in/op/tegen het gezicht en/of de jas te spugen (ten
tijde van het coronavirus COVID-19).
2.
hij op of omstreeks 19 maart 2020 te Nijmegen
[slachtoffer 7] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met een fietsketting, althans enig voorwerp, in zijn, verdachtes,
hand op die [slachtoffer 7] af te lopen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 7]
trachten te slaan met voornoemde fietsketting,
althans handelingen van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Parketnummer 05.048767.20
1.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 29 januari 2020
te Nijmegen (telkens) opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 8] ,
buitengewoon opsporingsambtenaar en/of [slachtoffer 9] , buitengewoon
opsporingsambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun
tegenwoordigheid, mondeling
heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen:
"Oprotten, kankerhoer" en/of "Laat me los, teringlijers" en/of
"Kankerlijers" en/of "Kankerhoer", althans (telkens) woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 29 januari 2020 te Nijmegen,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een)
ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 8] , buitengewoon
opsporingsambtenaar en/of [slachtoffer 9] , buitengewoon
opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, te weten als degene(n) die verdachte had(den)
aangehouden op verdenking van een belediging, door tegen die [slachtoffer 8]
en/of [slachtoffer 9] aan te lopen en/of te duwen en/of door een
gevechtshouding aan te nemen en/of door te rukken en/of te trekken
tegengesteld de richting die [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] hem, verdachte
trachtte(n) te geleiden en/of door die [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] de woorden
toe te voegen: "Laat me los, teringlijers. Ik ga je slaan", althans (gelkens)
(een) handeling(en) en/of woorden van soortgelijke dreigende aard of
strekking.

2.Vrijspraak parketnummer 05.062914.20 feit 2 (wederspannigheid)

Over de ten laste gelegde wederspannigheid overweegt de rechtbank het volgende. Het door verdachte gepleegde verzet vond plaats tijdens een staandehouding ter zake van bedreiging. Verdachte is voorafgaand of ten tijde van het verzet niet meegedeeld dat hij was aangehouden. Van uitvoeringshandelingen verricht in het kader van een aanhouding van verdachte als tenlastegelegd, was op dat moment dus nog geen sprake. Dit betekent dat de rechtbank verdachte voor dit feit zal vrijspreken.
2a. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Parketnummer 05.109565.20 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bedreigen van [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze op 22 april 2020 bij haar woning (aan de [adres 1] ) in Nijmegen door een man is bedreigd. Er werd op haar voordeur gebonkt. Toen zij haar voordeur opende zag zij een man voor haar deur staan. De man begon direct hard te schreeuwen. Hij hield daarbij een metalen voorwerp in zijn hand. Toen zij een stap naar buiten deed, werd ze door hem bij haar trui gegrepen ter hoogte van haar hals. De man had toen nog steeds het metalen voorwerp in zijn hand. Hij liet vervolgens haar trui los en richtte het metalen voorwerp op haar hals. Zij vreesde op dat moment voor haar leven. [2]
Getuige [getuige 1] (de partner van [slachtoffer 1] ) heeft verklaard dat hij op 22 april 2020 in hun woning aan de [adres 1] in Nijmegen was. Hij hoorde dat een fiets tegen de deur werd aangegooid. Hij is samen met zijn vrouw ( [slachtoffer 1] ) naar beneden gelopen en zij heeft de deur geopend. Hij bleef op dat moment op de trap zitten. Toen hij hoorde dat de man tegen zijn vrouw schreeuwde is hij een stukje verder naar beneden gegaan. De man werd verbaal agressief toen hij [getuige 1] zag, waarop [getuige 1] terug naar binnen is gegaan. Omdat hij de man op afstand wilde houden heeft hij een stuk staal uit een bak gepakt. Toen hij terug wilde lopen om het gesprek af te luisteren hoorde hij zijn vrouw gillen. Hij is toen naar de hal toegegaan en zag dat de man zijn vrouw bedreigde. De man had een voorwerp in zijn hand, terwijl hij [getuige 1] vrouw ook met zijn hand vast had. Ze stonden heel dicht bij elkaar. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 22 april 2020 op de [straatnaam 1] in Nijmegen heeft gezien dat een man ruzie maakte met de bewoonster van nummer [nummer 1] . De man schreeuwde en hield zijn arm in de lucht. Hij hield daarbij een zilverkleurig, lang en puntig voorwerp vast. De vrouwelijke bewoonster schreeuwde van angst. Hij zag dat de man het voorwerp boven zijn hoofd hield in de richting van de vrouw. Hij is vervolgens tussen beiden gaan staan. [4]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verdachte ter plaatse aangehouden met een zilverkleurige centerpons in zijn broekzak. [5]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 1] .
Parketnummer 05.034407.20 [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het beledigen van twee politieagenten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte geverbaliseerd dat zij op 8 februari 2020 in dienst waren en de opdracht kregen om naar de [adres 2] in Nijmegen te gaan. Daar zou een persoon op een afgesloten terrein op een havenkraan zitten en bezig zijn spullen naar beneden te gooien. Verbalisanten komen ter plaatse en treffen verdachte aan. Op het moment dat [slachtoffer 2] verdachte naar zijn personalia vraagt ziet hij dat verdachte agressief wordt, hem aankijkt en met verheven stem in zijn richting schreeuwt: “
Hitler”, “
hoer”, “
kankerhoer” en “
Nazi”. Enkele minuten later - op het moment dat [slachtoffer 2] een bekeuring uitschrijft - schreeuwt verdachte in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en herhaalt hij voornoemde woorden. Zij voelden zich hierdoor ernstig in hun goede naam en eer aangetast. [7]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belediging van politieagenten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Parketnummer 05.062914.20 [8]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt het bedreigen van [slachtoffer 4] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 19 december 2019 werkzaam was als beveiliger bij de [naam] in Nijmegen. Hij zag een man met tatoeages in zijn nek en gezicht de winkel binnenkwam en een zak chips en twee blikjes Passoa pakte. De man leek onder invloed en vertoonde verward gedrag. Kort daarvoor had de man ook al een fles wijn gekocht. Het vermoeden bestond dat hij toen ook al onder invloed was. Omdat ze een afspraak met de politie hebben dat ze geen alcohol mogen verkopen aan iemand die onder invloed is, heeft hij dit meerdere keren aan de man medegedeeld. Daarop werd de man verbaal agressief tegen hem. Hij hoorde dat de man tegen hem zei: “
moet ik je neersteken” en zag dat de man met zijn hand ook in zijn tas greep. Hij was bang dat de man daadwerkelijk een mes uit zijn tas zou pakken. Hij voelde zich hierdoor bedreigd. [9]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 19 december 2019 werkzaam was als kassamedewerker bij de [naam] in Nijmegen. Hij heeft gehoord dat de man tegen de beveiliger heeft gezegd: “
ik ga je neersteken”. De man keek daarbij de beveiliger in zijn ogen aan. [10]
Verbalisanten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] hebben geverbaliseerd dat het signalement van de man overeen kwam met het signalement van verdachte. [11]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 4] .
Parketnummer 05.073265.20 [12]
Feiten 1 en 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het beledigen van [slachtoffer 7] (feit 1 subsidiair) en het bedreigen van [slachtoffer 7] (feit 2).
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de onder 1 primair ten laste gelegde mishandeling, nu enkel het spugen niet als zodanig kan worden gekwalificeerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde bepleit en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde.
Verder heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor feit 2, nu de verklaring van aangever afwijkt van die van de getuige voor wat betreft het trachten te slaan met de ketting.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 7] heeft verklaard dat hij op 18 en 19 maart 2020 werkzaam was als verkeersbegeleider bij de fietstunnel aan de [straatnaam 2] in Nijmegen. Op 19 maart 2020 zag hij dat een man met het gezicht vol tatoeages en met piercings in het gezicht aangevers tas pakte. Ze kregen woorden over de tas en hij zag dat verdachte een stap opzij deed en hem in zijn gezicht en op zijn jas spuugde. Aangever werd daarbij vol in het gezicht geraakt. Omdat verdachte weg probeerde te komen, heeft hij geprobeerd hem tegen te houden. Dit mislukte waarop verdachte enkele meters doorliep en ineens een fietsketting uit zijn jaszak haalde. Hij zag dat verdachte met deze ketting in zijn richting sloeg, maar hem miste. Verdachte kwam toen met de fietsketting op hem afgelopen. Aangever nam afstand van verdachte omdat hij bang was om geraakt te worden, maar zag dat verdachte weer in zijn richting sloeg. Hij kon net op tijd wegspringen. Hij was op dat moment bang dat hij door de ketting geraakt zou worden. [13]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 19 maart 2020 aan het werk was in de fietstunnel aan de [straatnaam 2] in Nijmegen. Hij heeft gezien dat verdachte en [slachtoffer 7] (
de rechtbank begrijpt: aangever) woorden kregen over een tas waarvan hij weet dat deze van aangever was. Hij is toen naar [slachtoffer 7] toe gelopen en toen hij om het bouwhek heen was zag hij dat [slachtoffer 7] in zijn gezicht was gespuugd. Hij zag dat [slachtoffer 7] hier behoorlijk door ontdaan was. Hij zag dat verdachte de weg opliep en een groot kettingslot uit zijn jaszak haalde. Hij zag dat verdachte al zwaaiend met de ketting in de richting van [slachtoffer 7] liep. Vervolgens zag hij dat verdachte zijn fiets pakte en wegfietste. Hij had wel het idee dat verdachte hem of [slachtoffer 7] met het kettingslot wilde raken. [14]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben bij verdachte tijdens zijn insluitingsfouillering een fietsketting aangetroffen. [15]
Conclusies
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat het spugen in het gezicht als onder 1 ten laste gelegd in dit geval geen mishandeling oplevert. Onder omstandigheden kan het bespuugd worden in het gezicht een zeer onaangename fysieke ervaring zijn, die als mishandeling kan worden gekwalificeerd. Dat dit in het concrete geval ook daadwerkelijk het geval is geweest, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld. Van enig fysiek gevolg in de zin van een “min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam”, die zou maken dat (mogelijk) van mishandeling kan worden gesproken, blijkt uit de beschikbare bewijsmiddelen niet. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde mishandeling, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Het reeds beschreven handelen levert naar het oordeel van de rechtbank wel een belediging door feitelijkheden op, zodat het subsidiair ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard (feit 1).
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangever en de getuige op cruciale punten en in grote lijnen overeenkomen en acht zij op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 7] (feit 2).
Parketnummer 05.048767.20 [16]
Feiten 1 en 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het beledigen van twee buitengewoon opsporingsambtenaren (feit 1) en zich vervolgens tegen zijn aanhouding heeft verzet (feit 2).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweren gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] hebben op ambtseed en ambtsbelofte geverbaliseerd dat zij op 29 januari 2020 als toezichthouder (tevens buitengewoon opsporingsambtenaar) in dienst waren en belast waren met een algemene surveillance in het centrum van Nijmegen. Op het moment dat [slachtoffer 8] de identiteit van verdachte - die hij herkende als een overlastpleger - wilde vaststellen, hoorden ze dat verdachte beledigende dingen tegen hen zei. Ze gaven aan dat verdachte op zijn woorden moest letten en dat ze hem niet nog een keer zouden waarschuwen. Hierop zagen ze dat verdachte hen aankeek en een katachtig blazend geluid maakte. Verdachte werd wederom gewaarschuwd. Vervolgens hoorden ze dat verdachte riep: “
oprotten, kankerhoer”. [slachtoffer 8] voelde zich hierdoor in zijn goede eer en naam aangetast. Er stonden op dat moment vier á vijf personen toe te kijken. [slachtoffer 9] deelde verdachte mede dat hij was aangehouden voor belediging en dat hij mee zou gaan naar het politiebureau. Verdachte gaf hierop aan dat hij nergens mee naar toe zou gaan en liep weg. Verdachte liep daarbij tegen hen aan, omdat ze niet aan de kant gingen. [slachtoffer 9] gaf aan dat verdachte moest blijven staan en gaf verdachte een lichte duw met haar rechter hand. Verdachte liet hierop zijn spullen op de grond vallen en nam een gevechtshouding aan en ging tegenover hen staan. Verdachte werd vervolgens door hen vastgepakt, zodat ze hem konden controleren. [slachtoffer 9] hoorde verdachte zeggen “
laat me los teringlijers, ik ga je slaan”. Ze hoorde dat [slachtoffer 8] tegen verdachte zei dat hij mee moest werken en zijn armen moest spreiden. Ze voelde dat verdachte een terugwerkende kracht richting zijn lichaam maakte en zich daarbij losrukte uit haar greep. [slachtoffer 8] voelde dat [slachtoffer 9] verdachte richting het dienstvoertuig wilde sturen, zodat ze daar de transportboeien om konden doen. Hij voelde dat dit niet mogelijk was, omdat verdachte hevige kracht zette om niet in de richting op te gaan waar zij hem naar toestuurden. Ze voelden dat verdachte zich losrukte. [slachtoffer 8] zag dat verdachte voor [slachtoffer 9] stond en voelde dat het mis kon gaan. Hij greep verdachte daarom van achteren vast om hem een nekklem aan te leggen. Hij voelde dat verdachte kracht zette waardoor hij hem niet naar de grond toe kon krijgen. Hij zag dat [slachtoffer 9] verdachte hierop een ‘voetveeg’ gaf, zodat verdachte naar de grond zou vallen. Ze hoorden dat verdachte daarna meerdere keren “
Kankerlijers” en “
Kankerhoer” riep. [17]
Conclusies
De rechtbank acht op grond het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het beledigen van buitengewoon opsporingsambtenaren [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] (feit 1) en aan wederspannigheid (feit 2).

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder
  • parketnummer 05.109565.20;
  • parketnummer 05.034407.20;
  • parketnummer 05.062914.20 feit 1;
  • parketnummer 05.073265.20 feit 1 subsidiair en feit 2 en
  • parketnummer 05.048767.20 feit 1 en feit 2,
heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05.109565.20
hij op
of omstreeks20 april 2020 te Nijmegen
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door
(met een
(metalen
)voorwerp in zijn, verdachtes, hand
) op die[slachtoffer 1] af te lopen en/of (vervolgens)die [slachtoffer 1] bij de trui
en/of halste
grijpen
/pakkenen
/of (vervolgens)een
(metalen
)voorwerp
naar, althansin de richting van de hals van die [slachtoffer 1] te bewegen.
Parketnummer 05.034407.20
hij, op
of omstreeks8 februari 2020, te Nijmegen, opzettelijk
een ofmeerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] , brigadiers
van politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van hun
/zijn/haarbediening, in hun
/zijn/haartegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen
/hem/haar(meermalen
)de woorden toe te voegen: "hoer", "kankerhoer", "nazi"
en
/of"Hitler"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/ofstrekking.
Parketnummer 05.062914.20
1.
hij, op
of omstreeks19 december 2019, te Nijmegen, [slachtoffer 4]
(beveiligingsmedewerker) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] dreigend
de woorden toe te voegen "moet ik je neersteken?" en
/of door (daarbij
)zijn hand in zijn tas te bewegen,
althans woorden en/of gedragingenvan gelijke dreigende aard of strekking.
Parketnummer 05.073265.20
1. subsidiair
hij op
of omstreeks19 maart 2020 te Nijmegen
opzettelijk
[slachtoffer 7] ,
in zijn
/haar/huntegenwoordigheid,
door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door die [slachtoffer 7] in
/op/tegenhet gezicht en
/ofop de jas te spugen
(ten
tijde van het coronavirus COVID-19
).
2.
hij op
of omstreeks19 maart 2020 te Nijmegen
[slachtoffer 7] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling,
door met een fietsketting,
althans enig voorwerp,in zijn, verdachtes,
hand op die [slachtoffer 7] af te lopen en
/of (vervolgens)die [slachtoffer 7]
trachten te slaan met voornoemde fietsketting
althans handelingen van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Parketnummer 05.048767.20
1.
hij op
een of meer tijdstippenop
of omstreeks29 januari 2020
te Nijmegen
(telkens)opzettelijk
(een)ambtena
(a)r
(en
), te weten [slachtoffer 8] ,
buitengewoon opsporingsambtenaar en
/of[slachtoffer 9] , buitengewoon
opsporingsambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in
zijn/haar/hun
tegenwoordigheid, mondeling
heeft beledigd, door
hem/haar/hen de woorden toe te voegen:
"Oprotten, kankerhoer" en
/of"Laat me los, teringlijers" en
/of"Kankerlijers" en
/of"Kankerhoer"
, althans (telkens) woorden van gelijkebeledigende aard en/of strekking.
2.
hij op
of omstreeks29 januari 2020 te Nijmegen,
zich met geweld en
/ofbedreiging met geweld
,heeft verzet tegen
(een)ambtena
(a)r
(en
), te weten [slachtoffer 8] , buitengewoon
opsporingsambtenaar en
/of[slachtoffer 9] , buitengewoon
opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, te weten als degene
(n
)die verdachte had
(den
)aangehouden op verdenking van een belediging, door tegen die [slachtoffer 8]
en
/of[slachtoffer 9] aan te lopen en
/of te duwenen
/ofdoor een
gevechtshouding aan te nemen en
/ofdoor te rukken en
/ofte trekken
tegengesteld aan de richting
waarin[slachtoffer 8] en
/of[slachtoffer 9] hem, verdachte
trachtte
(n
)te geleiden en
/ofdoor die [slachtoffer 8] en
/of[slachtoffer 9] de woorden
toe te voegen: "Laat me los, teringlijers. Ik ga je slaan"
, althans (gelkens)(een) handeling(en) en/of woorden van soortgelijke dreigende aard ofstrekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05.073265.20 feit 2:
bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van parketnummers 05.034407.20, 05.048767.20 feit 1, telkens:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummers 05.109565.20 en 05.062914.20, telkens:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van parketnummer 05.073265.20 feit 1 subsidiair:
eenvoudige belediging;
ten aanzien van parketnummer 05.048767.20 feit 2:
wederspannigheid, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde onder
  • parketnummer 05.109565.20;
  • parketnummer 05.034407.20;
  • parketnummer 05.062914.20 feit 1 en feit 2;
  • parketnummer 05.073265.20 feit 1 subsidiair en feit 2 en
  • parketnummer 05.048767.20 feit 1 en feit 2,
zal worden veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
Daarnaast dient het openstaande beslag verbeurd te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit de stukken blijkt dat verdachte zwakbegaafd en psychotisch kwetsbaar is, hij een verleden heeft binnen de BOPZ (Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen) en medicatie tegen psychoses slikt. Bovendien zijn in het dossier meerdere aanwijzingen te vinden dat in die periode sprake was van een psychotisch toestandsbeeld. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte de ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar moet worden opgelegd. Daarbij is het wenselijk dat verdachte zo spoedig mogelijk vanuit het PPC doorgaat naar Stevig Dichterbij. Om die reden heeft de raadsman verzocht om binnen zes maanden een tussentijdse toetsing te gelasten, zodat de voortvarendheid van het behandeltraject kan worden getoetst.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de sanctie gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 9 juli 2020 en
- een voorlichtingsrapportage van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gedateerd 21 juli 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks bedreigingen, beledigingen (van onder meer politie- en buitengewoon opsporingsambtenaren) en heeft zich daarnaast tegen zijn aanhouding verzet. Verdachte heeft zich daarmee in een tijdsbestek van slechts vier maanden schuldig gemaakt aan zeven misdrijven. Verdachte is in die periode dan ook zeer overlastgevend geweest. Door zo te handelen heeft hij bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Ook acht de rechtbank het spugen in het gezicht volstrekt onacceptabel en respectloos gedrag en is dit bovendien ontzettend vies. Daarnaast vindt de rechtbank het kwalijk dat verdachte zich heeft misdragen in de richting van buitengewoon opsporingsambtenaren. Zij dienen hun werk ten dienste van de hele samenleving ongestoord te kunnen doen en hoeven niet te dulden dat verdachte het respect en het gezag ten aanzien van een ambtenaar die een publieke taak verricht op deze manier ondermijnt.
De door verdachte gepleegde bedreigingen zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte heeft daarnaast een fors strafblad en is in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten ten minste driemaal voor een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. De rechtbank stelt na het bestuderen van het strafblad van verdachte vast dat verdachte over een periode van vijf jaren (rekenend vanaf de datum van het laatst gepleegde misdrijf) processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden. Verdachte voldoet dan ook zowel aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel als aan de beleidslijnen die het Openbaar Ministerie hanteert voor het vorderen van de ISD-maatregel.
Uit het rapport van de reclassering van 21 juli 2020 volgt dat bij verdachte sprake is van een cognitieve beperking, zwakbegaafdheid en psychotische kwetsbaarheid (eerdere psychoses) waardoor hij grensoverschrijdend gedrag kan vertonen. Verder blijkt uit het rapport dat verdachte enkele maanden voor zijn huidige detentie zwervende was. Daarvoor verbleef hij al geruime periode binnen een gestructureerde woonsetting van Stevig Dichterbij. Buiten zijn toedoen is dat traject gestagneerd. Dit heeft erin geresulteerd dat verdachte de keus heeft gemaakt om zijn leven zelfstandig te vervolgen en dat leidde in een terugval in crimineel gedrag. Een beschermende factor is dat verdachte bij Stevig Dichterbij goed functioneerde en zij hem ook weer willen opnemen. De reclassering adviseert dan ook een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, waarbij het wenselijk is dat verdachte binnen de extramurale fase daar weer opgenomen wordt.
Verdachte heeft ter terechtzitting ook zijn wens geuit om in het kader van de ISD-maatregel terug te gaan naar Stevig Dichterbij.
Gezien de recidive en verdachtes (verslavings)problematiek moet er zonder adequate behandeling en begeleiding ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Dit heeft het verleden waarbij aan hem twee keer eerder een ISD-maatregel is opgelegd ook uitgewezen. De veiligheid van personen en goederen rechtvaardigt dan ook het opleggen van de ISD-maatregel. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren noodzakelijk en gewenst is. Door het gedwongen kader van de ISD-maatregel wordt de maatschappij beveiligd en krijgt verdachte een kans zich op verschillende gebieden te ontwikkelen en te werken aan zijn problematieken en aan zijn mede daaruit voorkomend ongewenste gedrag. Verder heeft de rechtbank gezien dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, maar doet dat aan het voorgaande niets af.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden.
De rechtbank deelt de mening van de raadsman, dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, niet, nu de mate van toerekeningsvatbaarheid niet door een deskundige is beoordeeld en vastgesteld. De rechtbank ziet in de door de raadsman geschetste omstandigheden, die ook uit het reclasseringsrapport volgen, echter wel aanleiding om na 6 maanden een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel te gelasten. De rechtbank wil hiermee ook het belang benadrukken dat verdachte terugkeert naar Stevig Dichterbij zodra het behandeltraject binnen de ISD-maatregel dit toelaat.
Beslag
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zal worden verbeurdverklaard, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder parketnummer 05.109565.20 bewezenverklaarde is begaan, te weten:
1 STK gereedschap (zilverkleurige metalen centerpons, [nummer 2] ).
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot het onder parketnummer 05.109565.20 bewezenverklaarde, zal worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet, te weten:
1 STK steekwapen (mes van het merk [merk] met een haarelastiek aan het uiteinde geknoopt, [nummer 3]
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding in de zaak met parketnummer 05.07326.20. Gevorderd wordt een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade. Naast het gevorderde bedrag is verzocht om toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het psychisch leed onvoldoende is onderbouwd. Mocht de rechtbank anders van oordeel zijn dan heeft de raadsman verzocht de vordering te matigen tot een bedrag van € 150,00.
Beoordeling rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 subsidiair (belediging) bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank zal de immateriële schadevergoeding naar billijkheid bepalen en toewijzen tot een bedrag van € 250,00. Daarbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden dat is gespuugd ten tijde van een uitbraak van het coronavirus (COVID-19) en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal ook de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 19 maart 2020.
De rechtbank ziet tevens aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 38m, 38n, 57, 63, 180, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde onder parketnummer 05.062914.20 feit 2 en parketnummer 05.073265.20 feit 1 primair;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersop voor de tijd van
2 (twee) jaren;
 bepaalt dat uiterlijk
6 (zes) maandenna aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel
een tussentijdse beoordelingzal plaatsvinden omtrent de voortvarendheid van het behandeltraject bij tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat het openbaar ministerie
uiterlijk 14 (veertien) dagenvoor dat tijdstip de rechtbank zal berichten als bedoeld in artikel 38s, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK gereedschap (zilverkleurige metalen centerpons, [nummer 2] );

beveelt de onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK steekwapen (mes van het merk [merk] met een haarelastiek aan het uiteinde geknoopt, [nummer 3] ).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] (parketnummer 05.07326.20 feit 1 subsidiair)
Veroordeelt verdachte voor feit 1 subsidiair tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 7], van een bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro en nul eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. A. Erades, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 4] , gesloten op 22 april 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 7-8.
3.Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 1] , p. 14-15.
4.Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 2] , p. 25.
5.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 35.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 5] , gesloten op 9 februari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Het proces-verbaal van aanhouding (bevindingen), p. 5-6.
8.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 7] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 6] , gesloten op 28 december 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
9.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 4-5.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 7-8.
11.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 13.
12.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 8] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 7] , gesloten op 20 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
13.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , p. 4-5 en het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, p. 7.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 9-10.
15.Het proces-verbaal van aanhouding (bevindingen), p. 14-15 (incl. foto fietsketting, p. 17).
16.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 9] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 8] , gesloten op 2 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
17.Het proces-verbaal van aanhouding (bevindingen), p. 3-6.