Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[kind] ,
[vader]
[moeder],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 mei 2020
- het oproepingsexploot van 26 mei 2020
- de akte uitlating na tussenvonnis tevens houdende verzoek wijziging procespartij van [eiser]
- de akte uitlating van [gedaagden]
- de antwoordakte van [eiser]
- de akte uitlating van [gedaagden]
2.De verdere beoordeling
Parlementaire geschiedenis van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek. Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, Deventer: Kluwer 1981, p. 680) vloeit voort dat in de eerste plaats feiten en omstandigheden moeten worden gesteld en bewezen waaruit blijkt dat ten aanzien van het kind aan alle vereisten voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad is voldaan. Dit betekent dat in rechte moet vaststaan dat sprake is van een aan [kind] toe te rekenen onrechtmatige daad, wil de rechtbank toekomen aan de beoordeling van de aansprakelijkheid van de ouders van [kind] op grond van artikel 6:169 lid 2 BW. De aansprakelijkheidsgrond van artikel 6:169 lid 2 BW betreft dus, anders dan [eiser] heeft betoogd, geen losstaande aansprakelijkheid. De rechtbank overweegt ten overvloede dat de aansprakelijkheid van het kind ook in een andere procedure kan worden vastgesteld. Gesteld noch gebleken is echter dat de aansprakelijkheid van [kind] in een andere procedure reeds is vastgesteld. Dit heeft tot gevolg dat indien de rechtbank thans zou oordelen dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen jegens [kind] , de rechtbank niet zou kunnen toekomen aan een beoordeling van de aansprakelijkheid van de ouders van [kind] op grond van artikel 6:169 lid 2 BW. Het betoog van [eiser] ter zake wordt dan ook verworpen.
Kamerstukken II1999/00, 26 855, 3, p. 76). Indien met toepassing van de uitlegregel aangenomen moet worden dat de wederpartij redelijkerwijs begrepen moet hebben dat met de (gebrekkige) partijaanduiding een bepaalde partij in een bepaalde hoedanigheid werd geïdentificeerd, zal van een benadeling van die belangen meestal geen sprake zijn.
3.De beslissing
De rechtbank
26 augustus 2020voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling,
12 augustus 2020.