Op 12 augustus 2020 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een vonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. De zaak, geregistreerd onder het nummer C/05/372694 / HZ ZA 20-278, betreft een verzoek van beide partijen om een vaststellingsovereenkomst aan het vonnis te hechten. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.E. Muller, en gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Broersma, hebben gezamenlijk een overeenkomst gesloten om hun geschil te beslechten. De rechtbank heeft dit verzoek opgevat als een wijziging van de eis door eiser, waarbij beide partijen nakoming van de vaststellingsovereenkomst vorderen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gewijzigde vorderingen van partijen toewijsbaar zijn. Aangezien er een vaststellingsovereenkomst is gesloten en rekening houdend met de relatie tussen de partijen, heeft de rechtbank besloten de proceskosten te compenseren. Dit houdt in dat iedere partij zijn eigen kosten draagt, wat gebruikelijk is in gevallen waar partijen tot een onderlinge overeenkomst komen.
In de beslissing heeft de rechtbank partijen veroordeeld tot nakoming van de aan het vonnis gehechte vaststellingsovereenkomst en verklaard dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.M. Klaasen, die de zaak heeft behandeld.