ECLI:NL:RBGEL:2020:3986

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
05/720003-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor straatroof met geweld in Arnhem

Op 22 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die beschuldigd werden van een straatroof met geweld. De verdachten werden beschuldigd van het stelen van een portemonnee, twee creditcards, een bankpas, een rijbewijs en ongeveer 100 euro van het slachtoffer, [benadeelde], op 15 september 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten samenwerkten en het slachtoffer met geweld hebben beroofd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, de medeverdachte en de reclasseringsambtenaar in overweging genomen, evenals de camerabeelden en DNA-analyses die de betrokkenheid van de verdachten bevestigden. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om aanhouding van de zaak afgewezen, omdat er voldoende bewijs was om de zaak te beoordelen. De rechtbank heeft de verdachten schuldig bevonden aan diefstal met geweld en hen veroordeeld tot gevangenisstraffen van 270 dagen tot 12 maanden. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] voor schadevergoeding toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 3.600,32, die pondspondsgewijs aan de verdachten werd opgelegd. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit, de recidive van de verdachten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720003-20
Datum uitspraak : 22 juli 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem te Arnhem.
Raadsman: mr. G.J. Gerrits, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 april 2020 en 8 juli 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2019, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of 2 creditcards en/of een bankpas en/of een rijbewijs en/of (ongeveer 100 Euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig(e)
goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) die [benadeelde] aangesproken, althans iets gevraagd en/of die [benadeelde] onverhoeds en onverwachts een of meer keer in het gezicht gestompt en/of geslagen en/of die [benadeelde] tegen de grond gewerkt en/of en/of gegooid en/of die [benadeelde] vastgepakt en/of vastgehouden en/of aan die [benadeelde] getrokken en/of geduwd en/of gestompt en/of geslagen.
1a. Voorwaardelijk verzoek tot aanhouding
De verdediging heeft een voorwaardelijk verzoek tot aanhouding van de zaak gedaan, omdat volgens haar het onderzoek naar de herkenning door de reclasseringswerker en het telefoonnummer van verdachte onvolledig is geweest. De rechtbank wijst dit verzoek af, nu de noodzaak daarvan, gelet op de overige inhoud van het dossier niet is gebleken. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 september 2019 te Arnhem is de portemonnee van [benadeelde] (hierna: aangever) in de entree-ruimte van zijn flat door twee mannen uit zijn broekzak weggenomen. Aangever is hierbij door een van de mannen geslagen. In aangevers portemonnee zat onder andere 2 credit cards, een bankpas, een rijbewijs en ongeveer 100 euro.” [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde feit. Hiertoe is aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte onvoldoende kan worden vastgesteld. De vermeende herkenning van de reclasseringswerker is onvoldoende betrouwbaar om te kunnen worden gebezigd voor het bewijs. Het is onduidelijk op basis waarvan en waaraan de reclasseringswerker verdachte meende te kunnen herkennen. Daarnaast kan de herkenning van verdachte door medeverdachte hoogstens als aanvullend bewijs worden gebruikt, omdat sprake is van een enkelvoudige fotoconfrontatie waarvan de betrouwbaarheid uiterst zwak is en uit de verklaring van medeverdachte niet opgemaakt kan worden waaraan en waarom hij de persoon op de foto precies meent te herkennen en met welke mate van zekerheid. Vanuit de professionele beroepsgroep is geen herkenning ontvangen terwijl verdachte in die beroepsgroep geen onbekende is.
Er kan met onvoldoende mate van zekerheid worden aangenomen dat het telefoonnummer
[telefoonnummer] in gebruik was bij verdachte, zoals door de wijkagent is gesteld. Bovendien zijn uit de analyse van dit telefoonnummer geen contacten met medeverdachte, [naam 1] of aangever vastgesteld. Daarnaast is de telefoon met dit telefoonnummer niet op of in de directe nabijheid van de plaats delict aangestraald.
Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat de aannames die in het DNA-onderzoek zijn gedaan zonder nadere toelichting niet zonder meer begrijpelijk zijn. Er kan niet uitgesloten worden dat een verwant van verdachte betrokken is geweest, nu de mededader enige uiterlijke gelijkenis vertoont met verdachte en sprake is van een mengprofiel. Bovendien gaat het slechts om een zeer kleine hoeveelheid DNA op de buitenzijde van de broek.
Beoordeling door de rechtbank
Het staat voor de rechtbank vast dat [benadeelde] is geslagen en van zijn portemonnee met inhoud is beroofd. De rechtbank ziet zich enkel nog voor de vraag gesteld of het verdachte, samen met de [medeverdachte] is geweest, die [benadeelde] heeft geslagen en vastgehouden en bij [benadeelde] de portemonnee met daarin twee creditcards, bankpas, rijbewijs en contant geld heeft weggenomen.
Verklaring aangever
Aangever heeft verklaard dat hij op 15 september 2019 omstreeks 14:00 uur met zijn auto bij de flat aankwam. Toen aangever over de galerij van de derde verdieping liep riep een dikkere jongen naar hem of hij iets verloren had. Aangever is hierop naar beneden gegaan en zag daar in eerste instantie niemand. Toen aangever weer met de lift naar boven wilde gaan zag hij twee jongens uit het trappenhuis komen. Een van de mannen vroeg aan aangever of dit zijn sleutel van de flat was. Op dat moment zag en voelde aangever dat de man zonder baard hem met gebalde vuist tegen de rechterzijde van zijn gezicht sloeg. Daarna viel aangever op de grond. Hij voelde dat er iemand in zijn broekzakken aan het voelen was en er iets uit haalde. Aangever zag vervolgens beide mannen wegrennen. Direct daarna is aangever opgestaan en heeft hij zijn broekzakken gecontroleerd. Aangever merkte toen dat hij zijn portemonnee miste. In de portemonnee zaten twee creditcards, bankpas, rijbewijs en ongeveer 100 euro aan contant geld. [3]
Verklaring medeverdachte [medeverdachte]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft naar aanleiding van een foto van verdachte, die tijdens een politieverhoor aan hem is getoond, verklaard dat dit de mededader is. Medeverdachte heeft verklaard dat hij verdachte in een bordeel in Duitsland heeft ontmoet en verdachte [verdachte] hem toen gevraagd heeft of hij mee kon rijden naar Arnhem. [medeverdachte] is vervolgens samen met een vriend en verdachte naar Arnhem gereden. Verdachte zei tegen medeverdachte welke richting hij op moest rijden. Bij Arnhem kreeg medeverdachte door dat ze een auto aan het volgen waren. [medeverdachte] is samen met verdachte op de parkeerplaats uitgestapt. [4] heeft naar aangever geroepen of hij een sleutel kwijt was. Aangever zei dat hij hem niet kon horen en is toen naar beneden gekomen. Bij de liften van de flat vroeg medeverdachte nogmaals aan aangever of deze sleutel van hem was. Verdachte sloeg aangever uit het niets. [5]
Beschrijving camerabeelden
In dit proces-verbaal wordt onder andere gerelateerd dat het volgende op de beelden te zien is:
“(..) Tijd 00:36
(..) Dader 1 sloeg vervolgens kennelijk opzettelijk en met kracht met zijn rechter tot vuist gebalde hand in het gezicht van [benadeelde] . (..) Door de kracht van de klap die [benadeelde] aan de rechterzijde van zijn gezicht trof viel [benadeelde] direct op de grond. (..)
Tijd 00:42
Dader 2 bukte zich naar [benadeelde] toe en hield zijn handen vast. Dader 1 benaderde [benadeelde] aan de zijde van de benen van [benadeelde] .
Tijd 00:46
Dader 2 nam enige afstand van [benadeelde] terwijl Dader 1 zich over [benadeelde] heen bewoog en wederom een slag uitdeelde aan [benadeelde] met zijn rechter tot vuist gebalde hand. (..)
Tijd 00:53
Dader is (de rechtbank begrijpt dat dit dader 1 moet zijn) lag nog steeds boven op [benadeelde] kennelijk om hem onder controle te houden. Dader 2 kwam terug naar [benadeelde] , boog zich naar hem toe en pakte hem vast, onder andere bij zijn benen en armen. Dader 1 nam de portemonnee weg bij het slachtoffer [benadeelde] . (..)”. [6]
Verklaring reclasseringsambtenaar herkenning verdachte
De reclasseringsambtenaar van verdachte heeft verklaard dat zij de videobeelden van de beroving op 15 september 2019 gezien heeft en zij met 95% zekerheid kan zeggen dat verdachte hierop te zien is en dat hij de persoon is die de klap uitdeelt. (...) Nu heeft de
oproep echter op mijn gewone facebook gestaan en was hij voor iedereen hier in de regio duidelijk herkenbaar in beeld. (...) hierbij verklaar ik dat ik mijn cliënt [verdachte] (geb. [geboortedatum] ) heb herkend van videobeelden die zijn getoond door Opsporing Verzocht, afdeling Gelderland. Het betrof hier een roofoverval in Arnhem, gepleegd op 15 september 2019. [7]
DNA resultaten binnenkant broekzak aangever
Uit het NFI rapport van het vergelijkend DNA-onderzoek blijkt dat een relatief kleine hoeveelheid DNA in de bemonstering van de binnenkant van de broekzak van aangever afkomstig kan zijn van verdachte. Voor het berekenen van de bewijskracht zijn de volgende aannames gedaan: de bemonstering bevat DNA van vier personen, aangever is één van de donoren en de onbekende personen in het mengsel zijn niet onderling, aan aangever of verdachte verwant. Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van aangever, verdachte en twee willekeurig onbekende personen;
Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van aangever en drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. [8]
Verdachte heeft ontkend dat hij bij de straatroof betrokken was. De rechtbank heeft gelet op al het voorgaande en in het bijzonder gelet op de bewijskracht van de DNA-match met verdachte, de herkenning van verdachte door de reclasseringsambtenaar en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , geen enkele twijfel dat verdachte de man is geweest die samen met [medeverdachte] aangever met geweld beroofd heeft.
Ten aanzien van de bewijswaarde van Het DNA-onderzoek merkt de rechtbank op dat, enkel indien een familielid van verdachte in de zaak betrokken is, de berekende bewijswaarde van het DNA-onderzoek kleiner dan 1 op 1 miljard kan zijn. Betrokkenheid van een familielid van verdachte is echter niet gesteld noch overigens aannemelijk geworden.
De rechtbank overweegt voorts dat op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast is komen te staan dat er sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Zij zijn immers samen achter aangever aangereden, zij zijn samen uitgestapt, [medeverdachte] heeft aangever geroepen, eenmaal beneden heeft verdachte aangever geslagen en tijdens de vechtpartij heeft [medeverdachte] aangever vastgehouden. Verdachte heeft de portemonnee wegenomen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen. De rechtbank acht het tenlastegelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten overvloede wijst de rechtbank erop dat de rechtbank op de vorige zitting het verzoek van de officier van justitie heeft toegewezen om de camerabeelden van de beroving op zitting te bekijken. Verdachte was hierdoor in de gelegenheid om aan de rechtbank aan te tonen dat hij niet de persoon op de beelden is. Maar verdachte is om hem moverende redenen niet ter terechtzitting verschenen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks15 september 2019, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,een portemonnee en
/of2 creditcards en
/ofeen bankpas en
/ofeen rijbewijs en
/of (ongeveer 100 Euro
, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig(e)
goed(eren),
datdie geheel
of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s)toebehoorde
, te wetenaan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,immers
heeft/hebben verdachte en
/ofdiens mededader
(s)die [benadeelde] aangesproken,
althans iets gevraagden
/ofdie [benadeelde] onverhoeds en onverwachts een of meer keer in het gezicht gestompt en/of geslagen en/of die [benadeelde] tegen de grond gewerkt
en/of en/of gegooid en/ofdie [benadeelde] vastgepakt en/of vastgehouden en
/of aan die [benadeelde] getrokken en/of geduwd en/of gestompten
/ofgeslagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat een langere vrijheidsbeneming dan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op gespannen voet staat met de LOVS oriëntatiepunten, de jeugdige leeftijd van verdachte en de omstandigheden waaronder het voorarrest heeft plaatsgevonden. Evenmin is er nog ruimte om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen, primair wegens gebrek aan ernstige bezwaren en subsidiair met het oog op het bepaalde in artikel 67a lid 3 Sv.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 2 maart 2020;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 6 juli 2020;
- een multidisciplinair rapport van drs. [naam 2] , psycholoog, gedateerd 22 juni 2020 en van dr. [naam 3] , psychiater, gedateerd 23 juni 2020.
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een straatroof met geweld waarbij de portemonnee van het slachtoffer is buitgemaakt. Verdachte en medeverdachte zijn achter het slachtoffer aangereden en hebben hem gevolgd tot de flat waar zich de woning van het slachtoffer bevindt. Medeverdachte heeft het slachtoffer in de flat aangesproken en hem gevraagd of hij misschien zijn sleutel kwijt was. Nadat het slachtoffer zich naar de begane grond van de flat was gelopen, heeft verdachte direct het slachtoffer op het gezicht geslagen. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort berovingen nog lange tijd gevoelens van angst houden en daarvan veel hinder ondervinden in hun dagelijks leven. Bovendien versterken dergelijke feiten ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank zal dit dan ook in strafverzwarende zin meewegen.
De rechtbank heeft verder gekeken naar straffen die in vergelijkbare strafzaken worden opgelegd. Voor recidive van straatroof met geweld is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt.
Uit de NIFP rapportages van de psycholoog en psychiater volgt dat bij verdachte ook ten tijde van het tenlastegelegde feit sprake was van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De psychiater schat het recidiverisico in als hoog en de psycholoog als matig tot hoog. Beide deskundigen adviseren het tenlastegelegde feit volledig aan verdachte toe te rekenen. De reclassering adviseert om bij een bewezenverklaring een straf aan verdachte op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft een nieuw plan van aanpak overwogen, maar ziet door de pro criminele houding van verdachte en de beschikbare interventies geen mogelijkheden om de kans op herhaling te verkleinen en/of gedragsverandering te bewerkstelligen. Verdachte heeft in de maanden voor zijn detentieperiode nauwelijks laten zien intrinsiek gemotiveerd te zijn om zijn medewerking te verlenen.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank neemt daarbij de volgende strafverzwarende omstandigheden mee. Verdachte is de initiator in de straatroof geweest en ook de persoon die de klappen aan het slachtoffer heeft uitgedeeld. Verdachte heeft bovendien deze straatroof gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep van een eerder aan hem voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel.
Gelet op het feit dat de duur van de voorlopige hechtenis de door de rechtbank opgelegde straf niet overstijgt, zal de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2440,32 aan materiële schadevergoeding en € 5000,- aan immateriële schadevergoeding, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toekenning van de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente. Daarnaast heeft hij verzocht de vordering niet hoofdelijk, maar pondspondsgewijs toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard primair vanwege de gevorderde vrijspraak en subsidiair omdat de vordering niet is voorzien van enige onderbouwing. De opgevoerde materiële schade is gebaseerd op stellingen van de benadeelde partij die door verdachte worden bestreden. Voor wat betreft de immateriële schade is gelet op de aard en het ernst van het opgelopen letsel een bedrag van € 150,- billijk te achten.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schadevergoeding
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
Portemonnee € 20,-
Rijbewijs € 33,-
Contant geld € 100,-
Telefoonkosten € 10,-
Reis- en parkeerkosten
€ 37,32
Subtotaal € 200,32
De gevorderde post inhoudende verlies aan verdienvermogen ter hoogte van € 2.240,- is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, nu niet vastgesteld kan worden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit acht dagen niet heeft kunnen werken. De rechtbank acht het echter wel aannemelijk dat benadeelde partij als gevolg van het letsel en de mentale impact van het bewezenverklaarde feit (gepleegd op zondag) de week die daarop volgt niet heeft kunnen werken en begroot daarom de door de benadeelde partij gemiste inkomsten naar billijkheid op een bedrag van € 1.400,- (bestaande uit: 5 dagen 8 uur per dag werken met een uurtarief van € 35).
De vordering tot materiële schadevergoeding zal tot een bedrag van in totaal € 1.600,32 worden toegewezen.
Immateriële schadevergoeding
Ook staat vast dat door het bewezenverklaarde aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft hij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien het slachtoffer ten gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn lichamelijke integriteit. Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van € 2.000,-.
Hoewel verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, zal de rechtbank, gelet op de reeds door de medeverdachte betaalde schadevergoeding, het totale schadebedrag niet hoofdelijk opleggen. De rechtbank zal het totaalbedrag dat de rechtbank toewijsbaar acht als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit geleden schade, te weten € 3.600,32, pondspondsgewijs toewijzen, zodat verdachte en zijn mededader ieder een bedrag van € 1.800,16 dienen te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten op 15 september 2019.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde], van een bedrag van
€ 1.800,16(duizend achthonderd euro en zestien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijkin zijn vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag
te betalen van € 1.800,16(duizend achthonderd euro en zestien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 28 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. R.H.M. Pennings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20200129.1600 ALGDOS, gesloten op 10 februari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [benadeelde] , p. 150-151.
3.Proces-verbaal aangifte [benadeelde] , p. 150 en proces-verbaal verhoor aangever, p. 153.
4.Proces-verbaal verhoor medeverdachte Z. [medeverdachte] , p. 83-87.
5.Proces-verbaal verhoor medeverdachte Z. [medeverdachte] , p. 75-76.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 177-186.
7.Proces-verbaal van bevindingen verklaring reclasseringsambtenaar, p. 222.
8.NFI rapport vergelijkend DNA-onderzoek, p. 167-168.