ECLI:NL:RBGEL:2020:3982

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
05/720002-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor straatroof met geweld in Arnhem

Op 22 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die beschuldigd werden van straatroof met geweld. De verdachten werden veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 270 dagen tot 12 maanden. De zaak kwam voort uit een incident op 15 september 2019, waarbij de verdachten samen met een medeverdachte een portemonnee en andere waardevolle goederen van het slachtoffer hebben weggenomen, terwijl zij geweld gebruikten. De rechtbank oordeelde dat de verdachten het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, en dat er sprake was van een bekennende verdachte. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij als first offender werd beschouwd en openstond voor behandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 270 dagen, waarvan 168 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720002-20
Datum uitspraak : 22 juli 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsvrouw: mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 april 2020 en 8 juli 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 15 september 2019, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of 2 creditcards en/of een bankpas en/of een rijbewijs en/of (ongeveer 100 Euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) die [benadeelde] aangesproken, althans iets gevraagd en/of die [benadeelde] onverhoeds en onverwachts een of meer keer in het gezicht gestompt en/of geslagen en/of die [benadeelde] tegen de grond gewerkt en/of en/of gegooid en/of die [benadeelde] vastgepakt en/of vastgehouden en/of aan die [benadeelde] getrokken en/of geduwd en/of gestompt en/of geslagen;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 15 september 2019, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of 2 creditcards en/of een bankpas en/of een rijbewijs en/of (ongeveer) 100 Euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig(e)
goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte] toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft die [medeverdachte] die [benadeelde] onverhoeds en onverwachts een of meer keer in het gezicht gestompt en/of geslagen en/of die [benadeelde] tegen de grond gewerkt en/of en/of gegooid en/of die [benadeelde] vastgepakt en/of vastgehouden en/of aan die [benadeelde] getrokken en/of geduwd
en/of gestompt en/of geslagen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 september 2019, te Arnhem, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [benadeelde] aan te spreken, althans iets te vragen en/of, nadat die [medeverdachte] die [benadeelde] had gestompt en/of geslagen en/of tegen de grond had gewerkt of gegooid, die [benadeelde] heeft vast gepakt bij de arm(en) en/of de benen en/of bij de kleding en/of
lichaam heeft vastgepakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 150-151;
- het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 152-154;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 155-157;
- het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden flat, p. 172-192;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 juli 2020.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks15 september 2019, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,een portemonnee en
/of2 creditcards en
/ofeen bankpas en
/ofeen rijbewijs en
/of (ongeveer 100 Euro
, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig(e)
goed(eren),
datdie geheel
of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s)toebehoorde
, te wetenaan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,immers
heeft/hebben verdachte en
/ofdiens mededader
(s)die [benadeelde] aangesproken,
althans iets gevraagden
/ofdie [benadeelde] onverhoeds en onverwachts een of meer keer in het gezicht gestompt en/of geslagen en/of die [benadeelde] tegen de grond gewerkt
en/of en/of gegooid en/ofdie [benadeelde] vastgepakt en/of vastgehouden en
/of aan die [benadeelde] getrokken en/of geduwd en/of gestompten
/ofgeslagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot het verrichten van 120 uren werkstraf te vervangen door 60 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te beperken tot de duur van de (reeds ondergane) voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de eis van de officier van justitie aan de hoge kant is gelet op een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 23 januari 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:393), waarbij de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk heeft opgelegd en de LOVS oriëntatiepunten, waarbij voor een first offender in geval van een straatroof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden is voorgeschreven.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 18 mei 2020;
- voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 23 maart 2020 en 1 juli 2020.
Verdachte heeft zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan een straatroof waarbij de portemonnee is buitgemaakt. Verdachte en medeverdachte zijn achter het slachtoffer aangereden en hebben hem gevolgd tot aan zijn woning. Verdachte heeft het slachtoffer in de flat aangesproken en hem gevraagd of hij misschien zijn sleutel kwijt was. Nadat het slachtoffer zich naar de begane grond van de flat had bewogen, heeft de medeverdachte direct het slachtoffer op het gezicht geslagen. Nadat het slachtoffer op de grond lag en in bedwang werd gehouden is door medeverdachte de portemonnee afhandig gemaakt. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort berovingen nog lange tijd gevoelens van angst houden en daarvan veel hinder ondervinden in hun dagelijks leven. Bovendien versterken dergelijke feiten ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Verdachte wordt daarom als first offender beschouwd.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de reclasseringsrapporten. Hieruit blijkt dat verdachte inmiddels motivatie heeft ontwikkeld voor behandeling. Op 25 juni 2020 heeft een intakegesprek plaatsgevonden bij een forensische polikliniek. Verdachte stelt zich coöperatief op en heeft een hulpvraag gesteld door aan te geven dat hij zou willen weten waar zijn delictgedrag vandaan komt en wat hij kan doen om herhaling te voorkomen. Na het opstellen van een delict analyse en het afnemen van een intelligentieonderzoek zal aan verdachte een behandelaanbod worden gedaan.
De rechtbank heeft verder gekeken naar straffen die in vergelijkbare strafzaken worden opgelegd. Voor een straatroof met geweld is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt.
Alles afwegende zal de rechtbank, gelet op het feit dat verdachte gedeeltelijk zijn verantwoordelijkheid neemt, first offender is en hij open staat voor behandeling, volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van tweehonderdzeventig dagen, waarvan honderdachtenzestig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in haar rapport van 1 juli 2020 is geadviseerd. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.
De officier van justitie heeft verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat de rechtbank hier niet de toegevoegde waarde van inziet.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2440,32 aan materiële schadevergoeding en € 5000,- aan immateriële schadevergoeding, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toekenning van de wettelijke rente. Verdachte heeft reeds een bedrag van € 800,- aan de benadeelde partij betaald.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] in zijn geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente. Daarnaast heeft hij verzocht de vordering niet hoofdelijk, maar pondspondsgewijs toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte bereid is om de gevorderde materiële schadevergoeding te betalen, maar het bedrag ten aanzien van het verlies aan verdienvermogen onvoldoende onderbouwd is. De verdediging heeft voor het verlies aan verdienvermogen verzocht een vergoeding van € 500,- toe te wijzen. Daarnaast heeft de verdediging voorgesteld een bedrag van € 1000,- aan immateriële schadevergoeding toe te wijzen, omdat het gevorderde bedrag onevenredig hoog is. Verdachte heeft in het kader van zijn schorsingsvoorwaarden reeds € 800,- aan het slachtoffer betaald. De verdediging heeft verzocht deze schorsingsvoorwaarde op te nemen. Voorts heeft de verdediging verzocht de vordering pondspondsgewijs toe te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schadevergoeding
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
Portemonnee € 20,-
Rijbewijs € 33,-
Contant geld € 100,-
Telefoonkosten € 10,-
Reis- en parkeerkosten
€ 37,32
Subtotaal € 200,32
De gevorderde post inhoudende verlies aan verdienvermogen ter hoogte van € 2240,- is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, nu niet vastgesteld kan worden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit acht dagen niet heeft kunnen werken. De rechtbank acht het echter wel aannemelijk dat benadeelde partij als gevolg van het letsel en de mentale impact van het bewezenverklaarde feit (gepleegd op zondag) de week die daarop volgt niet heeft kunnen werken en begroot daarom de door de benadeelde partij gemiste inkomsten naar billijkheid op een bedrag van € 1.400,- (bestaande uit: 5 dagen 8 uur per dag werken met een uurtarief van € 35).
De vordering tot materiële schadevergoeding zal tot een bedrag van in totaal € 1.600,32 worden toegewezen.
Immateriële schadevergoeding
Ook staat vast dat door het bewezenverklaarde aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft hij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien het slachtoffer ten gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn lichamelijke integriteit. Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van € 2.000,-.
Hoewel verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, zal de rechtbank, gelet op de reeds door de medeverdachte betaalde schadevergoeding, het totale schadebedrag niet hoofdelijk opleggen. De rechtbank zal het totaalbedrag dat de rechtbank toewijsbaar acht als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit geleden schade, te weten € 3.600,32, pondspondsgewijs toewijzen, zodat verdachte en zijn mededader ieder een bedrag van € 1.800,16 dienen te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten op 15 september 2019.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 (tweehonderdzeventig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
168 (honderdachtenzestig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich, nadat hij hiervoor een uitnodiging heeft ontvangen, zal melden bij Reclassering Nederland op het adres: Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] (geboortedatum: [geboortedatum] ), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- meewerkt aan een diagnostisch onderzoek, het opstellen van een delict analyse en een eventueel daaruit voortvloeiend behandelaanbod, bij forensische polikliniek Jan Arends of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De eventuele behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht);
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde], van een bedrag van
€ 1.800,16(duizend achthonderd euro en zestien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 bepaalt dat, veroordeelde is gekweten van zijn plicht tot schadeloosstelling van de benadeelde partij [benadeelde] indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan het aan hem opgelegde deel schadevergoeding (waarbij vast staat dat veroordeelde ten tijde van de zitting van 8 juli 2020 reeds € 800,- had betaald);
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijkin zijn vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag
te betalen van € 1.800,16(duizend achthonderd euro en zestien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 28 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. R.H.M. Pennings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2020.
Mr. R.S. Croll is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20200129.1600 ALGDOS, gesloten op 10 februari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.