In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan in een incident tot zekerheidsstelling op basis van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eiser in de hoofdzaak, die zijn woonplaats in Duitsland heeft, werd door de gedaagde partij, EMS Ambulance B.V., verzocht om zekerheid te stellen voor de proceskosten en schadevergoeding. EMS c.s. vorderde een bedrag van € 12.500,00, omdat zij vreesde dat een eventuele proceskostenveroordeling niet verhaalbaar zou zijn, gezien de intentie van de eiser om naar Singapore te verhuizen. De eiser voerde echter aan dat hij zijn woonplaats in Duitsland had en dat op basis van de Brussel I bis-verordening geen zekerheid gesteld hoefde te worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen woonplaats in Nederland heeft en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de zaak, omdat de gedaagde partij in Nederland woonachtig is. De rechtbank heeft vervolgens de woonplaats van de eiser vastgesteld aan de hand van Duits recht, waaruit bleek dat hij zich permanent in Heidelberg had gevestigd. De rechtbank concludeerde dat de eiser op grond van de Brussel I bis-verordening zijn woonplaats in Duitsland had en dat een eventuele proceskostenveroordeling daar ten uitvoer kon worden gelegd. Hierdoor was de eiser niet verplicht om zekerheid te stellen volgens artikel 224 lid 2 sub b Rv.
De rechtbank heeft de incidentele vordering van EMS c.s. afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 543,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De hoofdzaak zal op 19 augustus 2020 weer op de rol komen voor beraad over de mondelinge behandeling.