ECLI:NL:RBGEL:2020:3884
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Aanzegging bij voorbaat en aanzegverplichting in arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster, aangeduid als [verzoeker], en haar werkgever, de besloten vennootschap Coef Arnhem B.V. Het geschil betreft de aanzegverplichting van de werkgever bij het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst van de werkneemster. De werkneemster was in dienst bij Coef en had een arbeidsovereenkomst die eindigde op 31 maart 2020. In de arbeidsovereenkomst was opgenomen dat de werkgever niet voornemens was om na afloop van de overeenkomst een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden, wat werd beschouwd als een formele aanzegging conform artikel 7:668 BW.
De werkneemster verzocht de rechtbank om Coef te veroordelen tot betaling van een aanzegvergoeding, omdat zij van mening was dat de werkgever haar niet tijdig had geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. De werkgever betwistte dit en stelde dat zij aan haar aanzegverplichting had voldaan door de aanzegging in de arbeidsovereenkomst op te nemen. De kantonrechter oordeelde dat Coef inderdaad aan de aanzegverplichting had voldaan en dat er geen sprake was van een schadeplichtigheid wegens het niet tijdig aanzeggen.
De kantonrechter wees het verzoek van de werkneemster af en veroordeelde haar in de proceskosten, omdat zij ongelijk kreeg. De proceskosten werden begroot op € 720,- aan salaris voor de gemachtigde en € 120,00 aan kosten die na de beschikking zouden ontstaan. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.