ECLI:NL:RBGEL:2020:3703

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
05/720120-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 30-jarige man voor meerdere woningovervallen en andere strafbare feiten

Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 30-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van het medeplegen van drie woningovervallen, wederrechtelijke vrijheidsberoving, inbraak, en het pinnen met gestolen bankpassen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders de slachtoffers in hun eigen woningen overvallen hebben, waarbij zij geweld en bedreiging met wapens gebruikten. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, die aanzienlijke schade en emotionele gevolgen hebben ondervonden van de overvallen. De uitspraak is gebaseerd op uitgebreid bewijs, waaronder verklaringen van slachtoffers en medeverdachten, en camerabeelden van pintransacties met de gestolen bankpassen. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd voor de voorwaardelijke straf, waaronder deelname aan ambulante zorg en behandeling voor zijn psychische problemen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720120-19
Datum uitspraak : 15 juli 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [verdachte] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
thans gedetineerd te [detentieplaats] ,
raadsman: mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 25 september en 4 december 2019 en 5 februari, 15 april en 12 juni 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Onderzoek Pimpernel, zaaksdossier 1:
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2019, te Ammerzoden, in de gemeente Maasdriel, omstreeks 23.30 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 mobiele telefoons en/of ongeveer 1000 Euro contant geld en/of twee horloges (merk [merk 1] en [merk 1] ), in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
  • voorzien van (een) hamer(s), in ieder geval (een) dergelijkend(e) (slag)voorwerp(en) en/of een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of handschoenen en/of (een) bivakmuts(en), in ieder geval gezichtsbedekkende kleding en/of donkere kleding naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of
  • voornoemde woning is/zijn binnen gedrongen en/of
  • tegen die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] dreigend heeft/hebben geroepen "Politie, politie, [betrokkene] , [betrokkene] , kluis." en/of "Laat hem zijn waffel houden.", in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • aan voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] (een) hamer(s), in ieder geval (een) dergelijk(e (slag)voorwerp(en) en/of een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond;
Onderzoek Hoefblad, zaaksdossier 2:
2.
hij op of omstreeks 4 maart 2019 in de gemeente Nijmegen, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
  • ongeveer 150 Euro en/of
  • ongeveer 5 gouden baren en/of
  • 3 bankpassen (AMB AMRO, ING en Rabobank) en een creditcard met de bijbehorende pincodes en/of
  • een kluis, inhoudende onder meer gouden munten, sieraden, diverse aktes en aandelen registers en/of
  • meerdere horloges en/of
  • een aanzienlijke hoeveelheid sieraden,
in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van
  • ongeveer 150 Euro en/of
  • ongeveer 4 gouden baren en/of
  • 3 bankpassen (AMB AMRO, ING en Rabobank) en een creditcard met de bijbehorende pincodes en/of
  • een kluis, inhoudende onder meer gouden munten, sieraden, diverse aktes en aandelen registers en/of
  • meerdere horloges en/of
  • een aanzienlijke hoeveelheid sieraden,
in elk geval van enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
  • voorzien van (een) vuurwapen(s), in ieder geval een op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of een stanleymes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek/snij) voorwerp en/of een hamer, in ieder geval een dergelijk slagvoorwerp en/of handschoenen en/of (een) bivakmuts(en), in ieder geval gezichtsbedekkende kleding en/of donkere kleding naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of
  • voornoemde woning is/zijn binnengedrongen en/of
  • aan voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een stanleymes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek/snij) voorwerp heeft/hebben getoond en/of een vuurwapen op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
  • tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend heeft/hebben geroepen "Dit is een overval en wij willen geld zien." en/of dat die [slachtoffer 3] de kluis moest openmaken, anders zouden ze hem wat aan doen, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer 3] heeft/hebben gedwongen mee te lopen naar boven en naar beneden en (vervolgens) tegen hem heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte en zijn mededader(s) hen zou gaan opsluiten en/of
  • voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in een kamer in voornoemde woning heeft/hebben opgesloten en/of de toegangsdeur van die kamer op slot heeft/hebben gedraaid;
3.
hij op of omstreeks 4 maart 2019 in de gemeente Nijmegen, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk wederrechtelijk [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in een kamer in hun woning heeft/hebben opgesloten en/of de toegangsdeur van die kamer op slot heeft/hebben gedraaid;
4.
hij op of omstreeks 4/5 maart 2019, in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening met behulp van een bankpas (ING) en een bankpas (Rabo) ten name van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft weggenomen een geldbedrag van 1000 en 1250 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of tot de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door de (geheime) pincode van voornoemde bankpas te gebruiken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was, in ieder geval door middel van een valse sleutel;
5.
hij op of omstreeks 5 maart 2019, in de gemeente Duiven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of tot de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, de (geheime) pincode van een creditcard (ABN AMRO) en een bankpas (ABN AMRO) heeft gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was;
Onderzoek Walstro, zaaksdossier 3:
6.
hij op of omstreeks 2 februari 2019, te Ooij, in de gemeente Berg en Dal, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee en/of ongeveer 20 Euro en/of een VGZ pas en/of een ID-kaart en/of een rijbewijs en/of een kentekenpas en/of een Rabobank bankpas en/of een ING bankpas en/of één of meerdere bijbehorende pincodes,
in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
  • voorzien van een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een breekijzer, in ieder geval een dergelijkend voorwerp en/of handschoenen en/of (een) bivakmuts(en), in ieder geval gezichtsbedekkende kleding naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of voornoemde woning binnen is/zijn gegaan en/of
  • die [slachtoffer 5] met kracht in de rug heeft/hebben geduwd en/of op de bank heeft/hebben geduwd en/of tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat ze geld willen, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • de polsen van die [slachtoffer 5] aan elkaar heeft/hebben getaped en/of
  • die [slachtoffer 5] vervolgens mee naar boven heeft/hebben genomen en/of een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 5] heeft/hebben gericht en/of - meermalen, in ieder geval éénmaal, tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat hij rustig moest doen en dat ze hem in zijn been zouden schieten en dat ze zijn pincode moest zeggen, in ieder geval woorden gelijke aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer 5] meermalen, in ieder geval éénmaal, met de koevoet op de linker knie en kuit, in ieder geval op het been heeft/hebben geslagen;
7.
hij op of omstreeks 3 februari 2019, in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening met behulp van een bankpas (Rabo) ten name van [slachtoffer 5] heeft weggenomen een geldbedrag van 70 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of tot de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door de (geheime) pincode van voornoemde bankpas te gebruiken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was, in ieder geval door middel van een valse sleutel;
8.
hij op of omstreeks 3 februari 2019, in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, in ieder geval éénmaal, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of tot de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, de (geheime) pincode van een bankpas (ING bank) heeft gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was;
Onderzoek [slachtoffer 7] , zaaksdossier 4:
9.
hij in of omstreeks de periode van 19 maart 2019 tot en met 20 maart 2019 in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een ruit van de keuken heeft vernield en/of (vervolgens) naar binnen is geklommen;
Onderzoek [slachtoffer 9] , zaaksdossier 5:
10.
hij op of omstreeks 20 maart 2019 in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, (met een steen) een ruit aan de achterzijde van het pand heeft vernield en/of (vervolgens) naar binnen is geklommen;
Onderzoek inbraak [slachtoffer 11] , zaaksdossier 6:
11.
hij in of omstreeks de periode van 23 maart 2019 tot en met 28 maart 2019, in de gemeente Wijchen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een aggregaat en/of een hoeveelheid ( [merk 1] ) gereedschap en/of portofoons en/of een bouwradio, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 11] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 t/m 6, 9, 10 en 11 tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van de feiten 7 en 8 heeft de officier van justitie vrijspraak verzocht.
Ten aanzien van feit 1 (onderzoek Pimpernel) heeft de officier partieel vrijspraak verzocht voor de onderdelen
“omstreeks 23.30 uur”,
“ [merk 1] horloge”,
“geweld”en
“voorzien van een pistool, in ieder geval een vuurwapen gelijkend voorwerp”, nu hiervoor geen of onvoldoende wettig en/of overtuigend bewijs aanwezig is in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot feit 1 vrijspraak verzocht ten aanzien van het vuurwapen en de [merk 1] horloge, nu deze onderdelen niet overtuigend kunnen worden bewezen. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij het feit bekend. De verdediging refereert voor het overige van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat het feit bewezen kan worden. Verdachte heeft bekend dat hij daarbij aanwezig was.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 3 gesteld dat niet wettig en zeker niet overtuigend bewezen kan worden dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de wederrechtelijke vrijheidsberovingen en heeft van dit feit vrijspraak verzocht. Hiertoe is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de opsluiting van aangevers. Het opsluiten van iemand hoort niet automatisch bij een woningoverval. Het idee om beide aangevers op te sluiten is ter plekke ontstaan en verdachte was niet betrokken bij de beslissing en de uitvoering. De conclusie dat verdachte ‘man 1’ is kan niet (met enige zekerheid) worden getrokken op basis van het dossier.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5 is gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 6 heeft de verdediging aangevoerd dat dit feit nadrukkelijk wordt ontkend door verdachte, ondanks zijn spontane bekentenis bij de psycholoog. De telecomgegevens zijn volgens de verdediging niet redengevend voor de betrokkenheid van verdachte bij het feit. Hieruit blijkt enkel dat verdachte een aantal keer geprobeerd heeft [medeverdachte 1] te bereiken, waarbij niet daadwerkelijk een gesprek tot stand is gekomen, gelet op de duur van de gesprekken. Gelet op de omstandigheid dat [medeverdachte 1] en verdachte halfbroers zijn en zij regelmatig contact hebben, kan hieraan niet de conclusie worden verbonden dat verdachte betrokken was bij het feit. Het aanstralen van de zendmast in Nijmegen is ontlastend bewijs, nu verdachte in Nijmegen woonachtig is en de zendmast geen dekking geeft in Ooij. De verklaring van [medeverdachte 2] kan daarnaast niet bijdragen aan het bewijs, gelet op de Vidgen jurisprudentie van het EHRM. De eventuele betrokkenheid van verdachte blijkt nagenoeg uitsluitend, in ieder geval in beslissende mate, uit de verklaring van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht toen de verdediging hem wilde bevragen over de betrokkenheid van verdachte. Vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dient verdachte te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat met de verklaring van [medeverdachte 2] niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte betrokken was. [medeverdachte 2] verklaart niet altijd even consistent en lijkt ook niet altijd eerlijk over zijn eigen rol. Er kan niet worden uitgesloten dat [medeverdachte 2] niet of niet helemaal naar waarheid verklaart. Zijn verklaring is dan ook onvoldoende om de betrokkenheid van verdachte buiten redelijke twijfel vast te stellen.
Ten aanzien van de feiten 7 en 8 heeft de verdediging vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 9 heeft de verdediging gesteld dat niet, althans niet overtuigend, kan worden bewezen dat verdachte medepleger is geweest van de poging tot diefstal met braak bij [slachtoffer 7] in Nijmegen. Verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd. [medeverdachte 3] heeft bekend het feit te hebben gepleegd, maar heeft verder verklaard dat ze weliswaar met zijn vieren waren, maar dat er maar twee personen naar binnen zijn gegaan. Van de andere twee personen kan dan ook niet vastgesteld worden dat zij een wezenlijke en significante bijdrage hebben geleverd. Het delen van de buit door vier personen, zoals blijkt uit het sms-bericht van [medeverdachte 3] , leidt niet (meer) tot een medeplegende rol.
Feit 10 heeft verdachte bekend en kan bewezen worden.
Feit 11 is door verdachte ontkend. De betrokkenheid aan het feit dient wederom te worden afgeleid uit de verklaring van [medeverdachte 2] . Er is geen sprake van steunbewijs. Het contact met zijn halfbroer [medeverdachte 1] vier uur voor de inbraak is onvoldoende redengevend. De verdediging verzoekt verdachte van dit feit vrij te spreken.
Beoordeling door de rechtbank
Verweer ten aanzien van de ondervragingsmogelijkheden van de verdediging
De verdediging heeft op grond van artikel 6, derde lid, onder aanhef en onder d, EVRM en de daaruit voortvloeiende jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) [2] en de Hoge Raad (HR) [3] , aanspraak op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen.
De Hoge Raad heeft bepaald dat de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van die mogelijkheid, er niet aan in de weg staat dat een door een getuige afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebezigd, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, in het bijzonder doordat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd dan wel - indien de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd - het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van haar ondervragingsmogelijkheden. De rechtbank overweegt dat zij tijdens een eerdere zitting het verzoek tot het horen van [medeverdachte 2] als getuige door de rechter-commissaris heeft toegewezen. [medeverdachte 2] heeft zich tijdens dit verhoor echter beroepen op zijn verschoningsrecht en geen antwoord gegeven op de aan hem gestelde vragen. Daarmee heeft de verdediging van verdachte inderdaad niet kunnen beschikken over een effectieve mogelijkheid om [medeverdachte 2] te ondervragen.
De rechtbank dient vervolgens dan ook te beoordelen of het bewijs voor de tenlastegelegde feiten geheel of in beslissende mate op de verklaring van [medeverdachte 2] is gebaseerd. Bij de beantwoording van deze vraag komt belang toe aan de mate waarin deze verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt dat de verklaringen van [medeverdachte 2] belangrijke bewijsmiddelen in de onder de feiten uitgewerkte bewijsconstructie vormen. De bewezenverklaring in deze zaak is echter niet geheel of in beslissende mate op deze verklaring gebaseerd. Het strafdossier in het onderzoek Linde, waarvan de verklaringen deel uitmaken, bevat meerdere bewijsmiddelen die de op vele punten de verklaringen van [medeverdachte 2] ondersteunen. De rechtbank wijst daarbij – zonder volledig te willen zijn – op de uitwerking van verschillende camerabeelden, de analyses van telefoongegevens, de uitkomsten van DNA-onderzoek, de verklaringen van medeverdachten en de bevindingen naar aanleiding van doorzoekingen van woningen en een auto. Ook de bewezenverklaring ten aanzien van de afzonderlijke feiten is steeds niet geheel of in beslissende mate gebaseerd op de verklaring van [medeverdachte 2] .
Nu de rechtbank van oordeel is dat de bewijsconstructie niet in beslissende mate op de verklaringen van [medeverdachte 2] steunt, staat er niets aan het gebruik van deze verklaringen in de weg. De rechtbank zal dan ook, anders dan de verdediging heeft verzocht, niet overgaan tot het uitsluiten van deze verklaringen van het bewijs.
Feit 1 (Onderzoek Pimpernel, zaaksdossier 1):
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 maart 2019 komt bij de meldkamer een melding binnen van [betrokkene] :
“We zijn net overvallen in Ammerzoden. (…) [adres] . (…) er zijn wapens gebruikt” [4]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard:
“Vandaag, woensdag 20 maart 2019 omstreeks 22.00 uur reden wij weg bij het zusje in Zaltbommel. Met wij bedoel ik mijn vriendin [slachtoffer 2] en ik. (…) We zijn daarna naar de woning gereden van een vriend van ons genaamd [betrokkene] . We zouden daar blijven slapen in het gastenverblijf. We zijn dus daar heen gereden en omstreeks 21.52 uur zijn we daar aangenomen. (…) Hierna zijn we naar bed gegaan. De slaapkamer is ook in het gastenverblijf op de begane grond. (…) Na enkele minuten hoorden we een klapperend geluid. (…) Nog voordat ik de slaapkamer uit kon lopen zag ik dat er vier manspersonen de slaapkamer binnen kwamen. Ze riepen: "politie, politie". Direct daarna riepen ze: " [betrokkene] , [betrokkene] , kluis". Ik heb gezegd dat er geen geld was. (…) Ik riep om [betrokkene] en ik zei tegen mijn vriendin dat ze [betrokkene] moest bellen. Ik hoorde dat een van de overvallers zei: "Laat hem zijn waffel houden". Ik zag ook dat de overvallers toen de telefoon van [slachtoffer 2] pakten en waarschijnlijk ook die van mij hebben gepakt want deze ben ik ook kwijt. (…) Voordat ik naar buiten klom zag ik dat de mannen iets in hun handen hadden. Ik zag dat het in ieder geval hamers waren. (…) Ik kan vertellen dat een persoon echt pikzwart was van huidskleur en de drie anderen hadden een lichtere tint. Ik weet dat omdat ik de huid rondom de ogen kon zien ondanks dat ze bivakmutsen droegen. (…) Ik had op een make up tafel die naast het nachtkastje stond een geldbedrag liggen (…) dit geld hebben ze meegenomen. Ik weet het niet zeker maar mogelijk hebben ze ook nog mijn horloge weggenomen want ik dacht dat ik dat daar ook neergelegd had. (…)
De signalementen van de overvallers kan ik u als volgt omschrijven:
Persoon 1: (…)
  • Geheel donker gekleed op de bodywarmer na
  • (…)
  • Had hamer in een van zijn handen.
  • Bivakmuts, groen/ bruin van kleur.

Persoon 2 t/m 4: (…)

  • donker gekleed maar onbekend wat voor kleding
  • (…)
  • allemaal een groene/ bruine bivakmuts op” [5]
“Er is bij mij (…) ook een [merk 1] weggenomen, maar dat is geen echte [merk 1] . (…) ik kan u vertellen dat het een nep [merk 1] is, goud van kleur en een lederen zwarte band. (…) Het [merk 1] horloge dat is weggenomen van mij heeft op de sluiting waar hij vastgemaakt moet worden best veel krasjes. (…)” [6]
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat zij en [slachtoffer] om 22.10 uur naar bed zijn gegaan en dat zij 5 á 10 minuten later gerommel aan de deur hoorden en dat er vervolgens vier mannen met hamers de slaapkamer waren binnen gekomen. [7]
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank vindt, met de officier van justitie, niet bewezen dat er door verdachte en zijn mededaders fysiek geweld is gebruikt, een pistool is gebruikt en dat er een [merk 1] horloge is gestolen.
De rechtbank vindt, anders dan de officier van justitie, ook niet overtuigend bewezen dat er 1000 euro is gestolen. Er wordt door [slachtoffer] verschillend verklaard over de hoogte van het gestolen bedrag. Zoals hierna blijkt, kan diefstal van een geldbedrag wel worden bewezenverklaard.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de hiervoor genoemde diefstal vergezeld van bedreiging met geweld.
[medeverdachte 2] heeft verklaard:
“A: Op de dag van de overval in Ammerzoden ben ik met mijn eigen auto naar Ammerzoden gegaan. (...) Ik heb de jongens op een afgesproken plaats in Nijmegen (…) opgehaald. (…) [W]e zijn naar Ammerzoden gereden. Het waren in totaal vier jongens. Drie die me gevraagd hadden of ik geld wilde verdienen en een jongen die ik niet ken. (...) Toen we langs het huis opreden ben ik uiteindelijk naar de achterzijde van het pand gereden en heb daar mijn auto geparkeerd. (...) De vier jongens stapten uit de auto (...) en zijn voor mijn gevoel twee minuten of zo weggeweest en toen kwamen ze weer terug. (...)” [8]
V: Heb jij hamers gezien?
A: Volgens mij eentje, een klauwhamer achtig iets. (...)” [9]
“A: [medeverdachte 3] gaf mij aanwijzingen naar de plek in Ammerzoden.” [10]
“V: Wat droegen de vier jongens?
A: Ze droegen zwarte kleding en bivakmutsen (...) Ze namen een tas mee uit de auto. (...)” [11]
“V: Welke andere jongens waren erbij in Ammerzoden?
A: Dat waren [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] (dat is zijn bijnaam). (...)” [12] “ [medeverdachte 4] heet [medeverdachte 4] . Hij komt uit [woonplaats] .” [13]
Gelet op de deels bekennende verklaringen van verdachte [verdachte] en de verklaringen van [medeverdachte 2] acht de rechtbank bewezen dat als [medeverdachte 2] in zijn verklaringen opgenomen in de vonnis de bijnaam [verdachte] gebruikt, hij verdachte [verdachte] bedoelt.
[medeverdachte 4] heeft verklaard:
“Ik wil verklaren over de woningoveral in Ammerzoden (…) Ik werd benaderd door iemand die had gesproken met een tipgever. Ik heb van hem te horen gekregen dat er horloges aanwezig waren in een huis in Ammerzoden. En dat de mensen die daar woonden uit eten waren. (…) Ik heb gezegd dat ik wil mee wilde doen met het inbreken in dat huis in Ammerzoden. Ik wist toen nog niet op welk adres het was in Ammerzoden. De avond waarop het gebeurd is, werd ik opgehaald door 1 persoon wiens naam ik niet wil noemen bij mijn zus in Wijchen. (…) Daarna zijn we in de auto van degene die mij ophaalde naar Nijmegen gereden. We stopten ergens in het Waterkwartier op de parkeerplaats bij de Jumbo. Daar stonden nog andere drie andere mensen. (…) We reden in een Renault. Het model weet ik niet. Ik weet niet via welke route we daar naar toe zijn gereden. Ik heb daar niet op gelet. Onderweg werd er door een van de andere inzittenden, niet de chauffeur, gebeld naar de tipgever waar het precies was. (…) Er [werd] toen gezegd dat we aan de achterkant moesten zijn bij een huis. (…) Toen stapten iedereen uit behalve de chauffeur. Die bleef zitten en wachten. Ik had een koevoet mee om daar de deur open te breken. (…) Ik had een soort bandana om voor het geval er camera's waren. Het was volgens mij een zwarte. (…) Verder had ik de capuchon van mijn vest over mijn hoofd getrokken. De anderen hadden ook hun gezicht bedekt met iets, maar ik weet niet meer wat ze op hadden voor als er camera's waren. We klommen allemaal over een hekwerk. Er waren twee deuren aan de achterzijde van de woning. (…) Ze hebben die deur gewoon open geduwd. Er is geen breekijzer voor gebruikt. De twee die bezig waren met die deur zijn naar binnen gerend. Ik en de andere volgden hen. Wij stonden in de woonkamer en de twee die als eerste naar binnen gingen stonden in de slaapkamer. Ik en de andere jongen zijn toen ook naar de slaapkamer gerend. Ik zag toen dat er twee mensen in bed lagen. (…) Die jongen begon te schreeuwen. Hij riep de hele tijd een naam. Ik weet echter niet meer welke naam. Ik was hier van slag van en ben weggerend naar buiten via de deur waar ik ook binnen was gekomen. Ik ben toen weer over het hekwerk geklommen en heb een stukje verder op gewacht totdat de anderen kwamen. De anderen kwamen vrij snel nadat ik daar stond ook over het hekwerk geklommen. Hierna zijn we in de auto gesprongen en zijn we meteen weggereden. De chauffeur stond nog op ons te wachten. (…)” [14]
[medeverdachte 3] heeft verklaard:
“In totaal waren we met zijn vijven. (…) We hebben een tip gekregen en daar werd verteld dat er in het tuinhuis veel waardevolle spullen zouden staan. [15]
Tijdens de aanhouding van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] op 29 maart 2019 is in de auto een horloge van het Merk [merk 1] aangetroffen. [16] Uit onderzoek is gebleken dat dit horloge grote gelijkenissen vertoont met het horloge dat aangever [slachtoffer] heeft omschreven in zijn verklaring [17] en dat hij draagt op twee foto’s op zijn Facebookpagina. [18]
[verdachte] heeft ter terechtzitting bekend dat hij betrokken was bij de diefstal in Ammerzoden. [19] Ten aanzien van zijn rol heeft [verdachte] verklaard dat hij alleen op de uitkijk heeft gestaan. Gezien de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] , acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal met bedreiging met geweld. Ze zijn samen naar Ammerzoden gereden en samen de woning binnengedrongen. Zelfs als [verdachte] en zijn mededaders dachten dat de personen die in de woning verbleven uit eten waren, dan hebben zij, mede gelet op het tijdstip, de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de bewoners al weer thuis waren, of op enig moment thuis zouden komen. Toen de verdachten merkten dat er personen in de woning aanwezig waren, gingen zij niet weg maar hebben zij de diefstal doorgezet. Zij kwamen samen de slaapkamer in en vroegen schreeuwend om geld en om de kluis. Zij droegen donkere kleding, bivakmutsen, hamers en een breekijzer. Zij hebben geld en telefoons en een horloge meegenomen. [verdachte] heeft (tenminste) door zijn donkere, gezicht bedekkende kleding, het binnen dringen van de slaapkamer en het dragen van een wapen bijgedragen aan het scheppen van een dreigende sfeer. Daarom heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met bedreiging met geweld. Uit verdachtes handelen leidt de rechtbank zijn opzet op de diefstal met bedreiging met geweld af.
Nu er geen sprake is geweest van fysiek geweld wordt [verdachte] van het plegen van geweld vrijgesproken.
Conclusie
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan diefstal vergezeld van bedreiging met geweld van twee telefoons, een horloge en een geldbedrag, gedurende de voor de nachtrust bestemd tijd.
Feit 2 (Onderzoek Hoefblad, zaaksdossier 2):
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
 proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. DD-404-434;
 proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] , p. DD-435-443;
 proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. DD-466-468;
 proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. DD-469-476;
 de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 12 juni 2020.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet bewezen kan worden dat bij de overval fysiek geweld is gebruikt tegen de aangevers. De officier van justitie heeft gesteld dat er sprake is van geweld, aangezien [verdachte] en zijn mededaders de aangevers opgesloten hebben in een kamer. De rechtbank is echter van oordeel dat een dergelijke handeling niet kan worden aangemerkt als het uitoefenen van fysiek geweld, zodat dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen kan worden en [verdachte] daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen wel bewezen dat [verdachte] en zijn mededaders hebben gedreigd met de toepassing van geweld, zodat deze onderdelen van de tenlastelegging wel bewezen kunnen worden.
Feit 3 (Onderzoek Hoefblad, zaaksdossier 2):
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 maart 2019, kort voor middernacht, zijn aangever [slachtoffer 3] en aangeefster [slachtoffer 4] na een overval door de daders opgesloten in een kamer van hun woning aan de [adres] te Nijmegen. Hierna hebben zij door middel van lichtsignalen, het maken van geluid en het tonen van een briefje met ‘HELP, 112’ een voorbijganger kunnen alarmeren. Op 5 maart 2019 omstreeks 00:45 uur zijn de aangevers door de ter plaatse gekomen verbalisanten bevrijd uit de kamer. [20]
De beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de beide aangevers door hen op te sluiten in een kamer van de woning.
De rechtbank heeft onder feit 2 vastgesteld dat [verdachte] één van de personen was die op 4 maart 2019 als overvaller aanwezig was in de woning van de aangevers.
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft het volgende verklaard over de signalementen van de overvallers:
“Man 1. Deze man was volledig in het zwart gekleed. Wat opviel was dat hij witte handschoenen droeg en een bivakmuts op had. De man was kleiner dan ik, ik denk dat hij ongeveer 160 cm lang was. Ik hoorde de man steeds roepen dat ik niet naar hem moest kijken. Ik hoorde dat deze man met een accent sprak. Mogelijk was dit Marokkaans maar het zou ook Turks kunnen zijn. De man droeg een bivakmuts. De man had bij binnenkomst een pistool in de zijn handen. Dit pistool was zwart van kleur en had een zilveren bovenkant. De man had het pistool in zijn rechterhand. De man had een normaal postuur. Ik zag dat hij bij zijn ogen een getinte huidskleur had.
Man 2. Deze man was beduidend langer dan de twee andere mannen. Ik denk dat deze man ongeveer 180 a 185 cm lang was en hij was erg slank. Deze man droeg ook een bivakmuts. Boven op zijn hoofd zat een wit puntje van de bivakmuts. De ogen waren wat ruimer uitgesneden dan de andere twee mannen. Ik zag daardoor dat deze het minst getint was van de drie. De man zei tegen mij dat zijn naam [pseudoniem] was en dat hij niks zou doen als we maar geld gaven. Ik hoorde dat deze man een accent had. Hij vergat wat woorden in de zinnen die hij zei, het leek een Marokkaans accent maar het zou ook Turks kunnen zijn. Bij binnenkomt in de woning had deze man een stanleymes in zijn hand. Hij was volledig in het zwart gekleed.
Man 3. Deze man was donkerder dan de andere twee mannen. Dat kon ik zien door de randen bij zijn ogen. Deze man droeg ook een bivakmuts en was volledig in het zwart gekleed. Wat opviel was dat zijn bivakmuts niet strak om zijn gezicht zat. Waardoor dat kwam durf ik niet te zeggen. Deze man was ongeveer 160 cm lang en was wat steviger gebouwd dan de andere twee. Deze man had een hamer in zijn hand. De man zei niet veel. Ik hoorde hem zeggen dat hij niet aan aandenkens van mijn moeder zou komen. Hij sprak met een accent. Ik denk dat dit Marokkaan is geweest maar het zou ook Turks kunnen zijn.” [21]
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft over het signalement van man 1 nog het volgende verklaard:
“V: Was er iets opvallends aan hem? Bril, tatoeages, flaporen?
A: Het leek alsof hij iets breeds onder zijn bivakmuts had, de andere twee zagen er smaller uit.
Misschien zat er een baard of andere beharing onder. (…)” [22]
Aangever [slachtoffer 3] heeft ten aanzien van de signalementen van de overvallers een verklaring afgelegd die overeenkomt met die van zijn vrouw. [23]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij 187 of 188 cm meter lang is. [24] [verdachte] heeft verklaard dat hij ongeveer 1,75 meter lang is. [25] De politie schrijft in het signalement van [medeverdachte 5] dat hij ongeveer 1,68 meter lang is. [26] Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij ten tijde van de woningoverval zijn haar in dreadlocks droeg. [27]
De woning van [medeverdachte 1] aan de [adres] is door de politie doorzocht. In deze woning werd een rugzak aangetroffen met daarin een paar witte handschoenen. [verdachte] was ten tijde van de doorzoeking in deze woning aanwezig. [28] De witte handschoenen zijn door het NFI bemonsterd en deze bemonsteringen zijn vervolgens onderzocht op DNA-sporen. Op de binnenzijde van de handschoen is een DNA-mengprofiel aangetroffen, waaruit een DNA-hoofdprofiel is afgeleid. Op basis van hypotheses en bewijskracht, wordt door het NFI vastgesteld dat de kans dat het verkregen DNA-hoofdprofiel afkomstig is van een ander dan [verdachte] kleiner is dan 1 op 1 miljard. [29] De rechtbank stelt op grond van de bevindingen van het NFI vast dat de bemonstering aan de binnenzijde van de handschoen DNA van [verdachte] bevat.
De woning van [verdachte] aan de [adres] is door de politie meerdere keren doorzocht. Na een verklaring van de [verdachte] heeft de politie daar onder de bank een, naar later bleek, imitatievuurwapen met een zilverkleurige slede aangetroffen. [30] Dit imitatievuurwapen vertoonde sterke gelijkenissen met het wapen dat door de aangeefster is beschreven. [31] Het wapen is door het NFI bemonsterd en deze bemonsteringen zijn vervolgens onderzocht op DNA-sporen. Zowel bij de trekker als bij de onderzijde van het magazijn zijn DNA-profielen aangetroffen. Op basis van hypotheses en bewijskracht, wordt door het NFI vastgesteld dat de kans dat de verkregen DNA-profielen afkomstig zijn van een ander dan [verdachte] kleiner is dan 1 op 1 miljard. [32] De rechtbank stelt op grond van de bevindingen van het NFI vast dat de bemonsteringen van het imitatievuurwapen DNA van [verdachte] bevatten.
De rechtbank overweegt dat het signalement van [verdachte] overeenkomt met de beschrijving die aangeefster van man 1 heeft gegeven. Daarbij kent de rechtbank in het bijzonder belang toe aan het feit dat [verdachte] ten tijde van de overval zijn haar in dreadlocks droeg. Dit past goed bij de waarneming van aangeefster dat man 1 iets breeds, mogelijk beharing, onder zijn bivakmuts had. De rechtbank overweegt verder dat in de woning van [verdachte] een imitatievuurwapen is aangetroffen dat gelijkenissen vertoont met het wapen dat man 1 volgens aangeefster droeg tijdens de overval. Op dit wapen is het DNA van [verdachte] aangetroffen. Ten slotte overweegt de rechtbank dat in een woning waar [verdachte] verbleef witte handschoenen zijn aangetroffen, waarop het DNA van [verdachte] is aangetroffen. Aangeefster heeft verklaard dat man 1 witte handschoenen droeg. De rechtbank stelt op grond van de voorgaande overwegingen vast dat [verdachte] de persoon is geweest die door de aangeefster werd aangeduid als man 1.
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft ten aanzien van het opsluiten in de kamer het volgende verklaard:
“Ik hoorde de lange man vragen aan de man met de witte handschoenen: wat doen we met ze? Opsluiten zei de man met de witte handschoenen. De man met de witte handschoenen pakte een touwtje. De lange man zei dat dit te lang duurde. Ze waren aan het overleggen om ons in een kamer te krijgen die op slot kon. Uiteindelijk vroeg één van de mannen of het kleine kamertje op slot kon. Zij riepen dat wij die kamer in moesten.” [33]
Uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 4] blijkt dat zij met ‘de lange man’ doelt op man 2. Ook blijkt hieruit dat de persoon die zij beschrijft als man 1 witte handschoenen droeg. [34]
Aangever [slachtoffer 3] heeft ten aanzien van het opsluiten in de kamer een verklaring afgelegd die overeenkomt met die van zijn vrouw. [35]
De verdediging heeft gesteld dat [verdachte] geen opzet had op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de beide aangevers. Daartoe is aangevoerd dat niet van te voren is besproken dat zij zouden worden opgesloten. Dit idee zou pas ter plekke ontstaan zijn door overleg tussen twee personen, waarbij één overvaller in het geheel niet betrokken was. De verdediging heeft gesteld dat dan ook niet bewezen kan worden dat [verdachte] een van deze personen was.
De rechtbank overweegt echter dat uit de verklaringen van aangeefster en de vaststellingen omtrent de rolverdeling bij de overval blijkt dat [verdachte] en man 2 met elkaar hebben overlegd over wat er met de aangevers moest gebeuren. Zij hebben besloten de aangevers op te sluiten in een kamer van hun woning en hebben hen gesommeerd die kamer in te gaan. Hierna hebben [verdachte] en zijn mededaders de kamer afgesloten en hebben zij de woning verlaten. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat [verdachte] en zijn mededaders door zo te handelen opzet hadden op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangevers.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de beide aangevers.
Feit 4 (Onderzoek Hoefblad, zaaksdossier 2):
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 maart 2019 zijn bij een overval op aangever [slachtoffer 3] en aangeefster [slachtoffer 4] onder meer een bankpas van de ING en een bankpas van de Rabobank weggenomen. [36] Met de bankpas van de ING is op 5 maart 2019 om 00:45 uur een bedrag van 1.000 euro gepind bij een pinautomaat op het Willemsplein te Arnhem. [37] Met de bankpas van de Rabobank is op 5 maart 2019 om 00:47 uur een bedrag van 1.250 euro gepind bij een pinautomaat op het Willemsplein te Arnhem. [38]
De beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de diefstal van deze bedragen door gebruik te maken van de bankpassen en de bijbehorende pincodes.
De rechtbank heeft onder feit 2 vastgesteld dat [verdachte] één van de personen was die op 4 maart 2019 een overval heeft gepleegd in de woning van de aangevers, waarbij de beide pinpassen zijn weggenomen. De overwegingen hieromtrent dienen hier als ingelast beschouwd te worden.
[medeverdachte 2] heeft verklaard over de gang van zaken nadat hij met de daders van de woningoverval wegreed bij de woning aan de [adres] . Hij verklaart hierover het volgende:
“V: Wat gebeurde er nadat de jongens weer waren ingestapt?
A: Ik kreeg aanwijzingen van waar ik naartoe moest. Ik kreeg die van [verdachte] en [medeverdachte 1] . Ze zeiden waar ik naartoe moest.(…)
V: Waar zijn jullie naartoe gegaan?
A: Ik weet niet precies waar die plek was, maar het was wel vlakbij die ophaalplek. We gingen naar een huis toe van één van de jongens. Ik heb niet gevraagd van wie dat huis was.
(…)
V: Wat gebeurde nadat je geparkeerd was bij de woning?
A: [medeverdachte 1] zei, wacht maar even hier in de auto. Zij gingen met de kluis naar de woning toe. Welke weet ik niet precies, want ik kon niet zien in welke woning ze gingen. Ik weet zeker dat het op de begane grond is, omdat ze via een paadje gingen lopen. Waarom ik moest wachten en hoe lang heeft [medeverdachte 1] niet gezegd. Ik heb gewacht, het duurde denk ik tien minuten ongeveer. Toen kwamen ze met normale kleren terug. Ze waren niet meer helemaal in het zwart. Ze hadden geen mutsen op of iets. [medeverdachte 1] had een pet op, een zwarte Nike of Adidas.
V: Wat hadden de andere jongens aan?
A: De andere jongens hadden normale mutsen op, zwarte. Ze hadden een soort spijkerbroeken aan en een zwart vest. [verdachte] had een spijkerbroek aan, bijna zwart, met een soort witte gloed eroverheen. Een andere jongen had een helemaal zwarte broek aan. Ze zeiden dat we naar Arnhem toe moesten. We moesten daar bij een parkeerplek wachten. Eentje ging uitstappen en die zei dat hij zo terug zou zijn. Voor wat weet ik niet precies, maar ik heb gehoord van de rechercheur dat hij gepind heeft. Daarna gingen we naar nog een andere plek toe, maar ik ben vergeten welke plek.
V: Hoe wist je dat je naar Arnhem moest rijden?
A: Ze zeiden dat ik naar Arnhem moest rijden, en ik wist ongeveer hoe ik moest rijden naar Arnhem. Ik ben over de nieuwe brug richting Lent en Arnhem gegaan. Toen ik over de brug was gegaan herkende ik de weg een beetje. Ik kreeg aanwijzingen van [medeverdachte 1] waar ik ongeveer moest stoppen in Arnhem. Bij de eerste plek was een pinautomaat, volgens mij van ING of ABN. Daar heeft een van de jongens gepind. Daarna stond ik bij het station, waar ook de bioscoop is en de McDonalds. Daar tegenover staan altijd taxichauffeurs. Een van de jongens ging uitstappen en liep richting het station.
V: Wie van de jongens stapte uit?
A: Een van die jongens die ik niet kende. Die hele donkere. De andere jongens zeiden dat ze
benieuwd waren hoeveel er werd gepind. [39]
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt dat [verdachte] behoorde tot de groep van personen die na de woningoverval naar Arnhem is gegaan om daar te pinnen met de weggenomen bankpassen. De rechtbank wordt in deze overtuiging gesterkt door de constatering dat de verklaring van [medeverdachte 2] over de gang van zaken na de woningoverval gedetailleerd is en steun vindt in het hierna genoemde bewijsmiddelen.
De politie heeft een analyse gemaakt van de beelden van camera’s op verschillende plekken in de openbare ruimte van Arnhem en de camerabeelden van de pinautomaten aan het Willemsplein. Dit leverde de volgende bevindingen op. Op 5 maart 2019 om 00:33:20 uur komt een donkerkleurige auto vanaf de John Frostbrug aanrijden. Een daarop gelijkende auto wordt vervolgens waargenomen op beelden van het Airborneplein en het Stationsplein. Om 00:41:31 uur parkeert de auto voor Hotel Haarhuis te Arnhem, waarna één van de inzittenden om 00:42:04 uur uit de rechterkant van het voertuig stapt en richting de Rabobank op het Willemsplein loopt. Om 00:47:13 uur begint de pintransactie bij de Rabobank. Vervolgens is te zien dat de persoon wegloop van de pinautomaat, in de richting van het voertuig. Om 00:50:12 uur is te zien dat deze persoon het rechterportier opent en instapt. Om 00:51:30 uur is te zien dat de persoon weer uitstapt en het Willemsplein over rent naar de Rabobank. Om 00:52:59 uur begint wederom een pintransactie bij de Rabobank. Vervolgens is te zien dat de persoon terug rent richting de geparkeerde auto en om 00:54:19 uur weer instapt, waarna de auto wegrijdt. [40]
De politie heeft een screenshot van deze beelden voorgelegd aan [getuige] , werkzaam bij Volkswagen-dealer Zijm. Deze verklaarde dat hij voor honderd procent zeker wist dat de auto op de beelden een Volkswagen Polo betrof. [41] Verdachte [medeverdachte 2] heeft tijdens het politieverhoor verklaard dat hij in de nacht van het pinnen met de gestolen bankpassen in een blauwgrijze Volkswagen Polo reed. [42]
[medeverdachte 5] heeft het volgende verklaard over de groep van personen waarmee hij ging pinnen:
“V: Hoe ging dat dan?
A: (…) [verdachte] vroeg of ik met die gestolen pinpas wilde pinnen. Ik weet dat ik mij dan op glad ijs begaf omdat ik wist dat die gestolen was. Ik heb mij toch laten overhalen om het te doen. Toen ben ik in die auto gestapt. Ik ging achterin zitten. Het was volgens mij een tweedeurs auto omdat ik op het einde ergens ruzie kreeg met hun en ik toen de stoel naar voren moest duwen voordat ik er uit kon. We reden toen richting een dorpje of richting Arnhem ik weet niet in welke volgorde het ging.
V: Waar lag dat dorpje.
A: Dat was in de buurt van Arnhem. Volgens mij zijn we eerst naar Arnhem gegaan en toen naar dat dorpje. (...)
A: We zijn ergens in het centrum van Arnhem gestopt. Daar ben ik uit de auto gestapt. Voordat ik uitstapte kreeg ik twee pinpassen van [verdachte] . Ik weet niet van welke bank die passen waren.
Ik kreeg ook een briefje van [verdachte] waarop volgens mij vier pincodes stonden. Ik weet het aantal niet meer zeker. Ik ben toen naar een pinautomaat gelopen ergens aan de rechterzijde bij het station in Arnhem. Er kwam toen wel geld uit. Ik weet niet meer hoeveel. Hierna ben ik naar een andere pinautomaat gelopen. Die zat daar schuin tegenover. Daar kwam niets uit. Ik weet niet waarom dat zo was. (...)
Hierna zijn we ergens anders heen gereden. Dat was in een dorp in de buurt van Arnhem. De naam van dat dorp weet ik niet. Ik zei dat ik het nog 1 keer wilde proberen bij een andere pinautomaat. De chauffeur nam het initiatief om naar dat dorp te rijden. Hij wist kennelijk daar een pinautomaat. Ik heb daar bij een pinautomaat weer getracht om te pinnen met 1 van de gestolen pinpassen. Dit lukte weer niet. Er kwam niets uit.” [43]
[verdachte] heeft zijn betrokkenheid bij dit feit ter terechtzitting ontkend. Hij heeft daarbij het alternatieve scenario opgeworpen dat hij na het verlaten van de woning te voet naar huis is gegaan en daar vervolgens de rest van de avond en nacht is gebleven. De rechtbank overweegt dat de verklaring van [verdachte] niet wordt ondersteund door enig bewijsmiddel in het dossier en evenmin op andere wijze aannemelijk is geworden. Daar staat tegenover dat zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 5] hebben verklaard dat [verdachte] aanwezig was bij het pinnen en dat deze verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal het alternatieve scenario van [verdachte] dan ook als ongeloofwaardig ter zijde schuiven.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de in de tenlastelegging genoemde bedragen door gebruik te maken van de bankpassen en de bijbehorende pincodes. [medeverdachte 5] verklaarde immers dat het verdachte was die de pinpassen en de pincodes aan hem gaf en hem vroeg te gaan pinnen.
Feit 5 (Onderzoek Hoefblad, zaaksdossier 2):
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 maart 2019 is bij een overval op aangever [slachtoffer 3] en aangeefster [slachtoffer 4] onder meer een creditcard van de ABN AMRO weggenomen. [44] Op 5 maart 2019 omstreeks 00:28:56 uur is zonder succes gepoogd om met deze creditcard een bedrag van 1.000 euro te pinnen bij een pinautomaat in Duiven. [45]
De beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal door gebruik te maken van de weggenomen creditcard.
De rechtbank heeft onder feit 2 vastgesteld dat [verdachte] één van de personen was die op 4 maart 2019 een overval heeft gepleegd in de woning van de aangevers, waarbij de creditcard is weggenomen. De overwegingen hieromtrent dienen hier als ingelast beschouwd te worden.
De rechtbank heeft onder feit 4 vastgesteld dat [verdachte] één van de personen was die op 5 maart 2019 in Arnhem is gaan pinnen met de bij de woningoverval weggenomen pinpassen. De overwegingen hieromtrent dienen hier als ingelast beschouwd te worden.
[medeverdachte 2] heeft een verklaring afgelegd over de gang van zaken nadat hij met de daders van de woningoverval en de diefstal met de weggenomen bankpassen wegreed uit Arnhem. Hij verklaart hierover het volgende:
“V: Wat gebeurde er nadat die jongen gepind had?
(...) A: We zijn ook nog op een andere plek en Arnhem geweest en een andere plaats, Duiven of ergens anders. Ik denk Duiven omdat ik een plaatsnaambord van Duiven heb gezien. [medeverdachte 1] zei waar ik ongeveer naartoe moest rijden. Op de volgende plek stapte ook weer dezelfde jongen uit. (...) Ik kreeg toen 200 euro van [medeverdachte 1] .” [46]
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt dat [verdachte] behoorde tot de groep van personen die na de woningoverval en het pinnen in Arnhem naar Duiven is gereden om daar te pinnen met de weggenomen creditcard. De rechtbank wordt in deze overtuiging gesterkt door de constatering dat de verklaring van [medeverdachte 2] over deze gebeurtenissen gedetailleerd is en steun vindt in de volgende bewijsmiddelen.
Een verbalisant heeft de camerabeelden van de ABN AMRO pinautomaat in Duiven bekeken. Dit leverde de volgende bevindingen op. Om 01:17:12 uur rijdt een voertuig vanaf de Rijksweg de parkeerplaats recht tegenover de pinautomaat op. Dit voertuig lijkt een donkere kleur te hebben. Om 01:18 uur is zichtbaar dat er een persoon bij de pinautomaat komt. Hij draagt een zwarte muts, een paars/blauwe jas, een zwarte broek en zwarte schoenen. Hij lijkt een geelkleurige pas vast te hebben. Vervolgens is zichtbaar dat deze persoon in totaal drie keer een op een pas gelijkend voorwerp uit in de pinautomaat haalt. Ook kijkt deze persoon op een papiertje dat hij uit zijn rechter jaszak haalt. Om 01:20:47 uur loopt deze persoon weg bij de pinautomaat. [47]
De rechtbank constateert dat er een verschil bestaat tussen de tijdsnotering van de pintransacties enerzijds en de telefoongegevens en camerabeelden anderzijds. De rechtbank is echter van oordeel dat de tijdstippen van de camerabeelden aansluiten bij de tijdlijn die opgemaakt kan worden uit de verklaring van [medeverdachte 2] en de onder feit 2 en 4 bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal daarom hiervan uitgaan.
[medeverdachte 5] heeft het volgende verklaard over de groep van personen waarmee hij ging pinnen nadat zij dat eerst in Arnhem gedaan hadden:

Hierna zijn we ergens anders heen gereden. Dat was in een dorp in de buurt van Arnhem. De naam van dat dorp weet ik niet. Ik zei dat ik het nog 1 keer wilde proberen bij een andere pinautomaat. De chauffeur nam het initiatief om naar dat dorp te rijden. Hij wist kennelijk daar een pinautomaat. Ik heb daar bij een pinautomaat weer getracht om te pinnen met 1 van de gestolen pinpassen. Dit lukte weer niet. Er kwam niets uit.” [48]
[verdachte] heeft zijn betrokkenheid bij dit feit ter terechtzitting ontkend. Hij heeft daarbij het alternatieve scenario opgeworpen dat hij na het verlaten van de woning te voet naar huis is gegaan en daar vervolgens de rest van de avond en nacht is gebleven. De rechtbank overweegt dat de verklaring van [verdachte] niet wordt ondersteund door enige bewijsmiddelen in het dossier en evenmin op andere wijze aannemelijk is geworden. Daar staat tegenover dat zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 5] hebben verklaard dat [verdachte] aanwezig was bij de poging om te pinnen in Duiven en dat deze verklaringen steun vinden in de camerabeelden van de pinautomaat. De rechtbank zal het alternatieve scenario van [verdachte] dan ook als ongeloofwaardig ter zijde schuiven.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal door gebruik te maken van de creditcard en de bijbehorende pincode. [medeverdachte 5] verklaarde immers dat het verdacht was die de pinpassen en de pincodes aan hem gaf en hem vroeg te gaan pinnen.
Feit 6 (Onderzoek Walstro, zaaksdossier 3):
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Aangever [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) bevond zich op 2 februari 2019 in zijn woning aan de [adres] te Ooij. Omstreeks 23:35 uur hoorde [slachtoffer 5] ineens de klink van de achterdeur, die niet op slot zat. Hij stond op van de bank omdat hij niemand verwachtte. Op dat moment zag hij een man met een zakdoek voor zijn mond naar hem toe komen rennen. De man had een breekijzer bij zich. Hij ging achteruit op de bank liggen met zijn handen in de lucht. De man drukte hem tegen zijn rug op de bank. [slachtoffer 5] hoorde de man roepen dat hij iets van geld wilde. [slachtoffer 5] riep
“boven”.
Ondertussen zag hij dat er nog twee mannen mijn huis binnen kwamen. Een van hen had een bivakmuts. Een van de twee mannen had een zwart vuurwapen bij zich en hield dat op [slachtoffer 5] gericht. De andere man had een mes bij zich.
[slachtoffer 5] hoorde twee personen de trap op lopen, naar boven naar de slaapkamers. Hij lag nog op zijn buik op de bank. De man die [slachtoffer 5] op de bank duwde, zei tegen hem dat hij zijn handen op zijn rug moest doen. Nadat hij dat had gedaan, werden zijn polsen aan elkaar getaped. De mannen die naar boven waren gegaan, kwamen weer terug. Ze zeiden tegen de man beneden dat ze boven niks konden vinden. De mannen besloten dat [slachtoffer 5] mee moest naar boven. Hij werd op zijn rug geduwd en aan zijn polsen omhooggetrokken. De twee andere mannen liepen voor [slachtoffer 5] naar boven, de man die zijn polsen vasthield, liep achter hem. Ze liepen met zijn vieren naar de slaapkamer van zijn moeder. Een van de mannen vroeg waar het geld was. [slachtoffer 5] zei dat de portemonnee van zijn moeder achter de klok lag. Een van de twee mannen pakte de portemonnee. Een van de mannen stak de portemonnee in zijn zak. [slachtoffer 5] schreeuwde dat de mannen hem los moesten laten. De mannen zeiden steeds dat hij rustig moest doen. Hij hoorde de mannen zeker drie keer zeggen dat ze hem in zijn been moesten schieten. [slachtoffer 5] stribbelde steeds tegen en schreeuwde om de mannen af te schrikken.
Met twee mannen moest hij mee naar zijn eigen slaapkamer. Daar pakte een van de mannen zijn spaarpot met muntgeld. Voorts werd de portemonnee van [slachtoffer 5] door een van de mannen in zijn jaszak gestoken. In de portemonnee zat € 20,-; een VGZ-pas, ID-kaart, rijbewijs, Rabobankpas en kentekenpasje van zijn auto.
De mannen vroegen [slachtoffer 5] naar de pincodes van de bankpassen van hem en zijn moeder. [slachtoffer 5] gaf zijn pincode. Hij zei tegen de mannen dat hij de pincode van zijn moeder niet wist. Vervolgens werd [slachtoffer 5] door de man die hem vasthield met een koevoet op zijn been geslagen. [slachtoffer 5] gaf de mannen vervolgens een pincode die hij had verzonnen. De man met de koevoet zei dat tegen [slachtoffer 5] dat hij niet moest liegen. [slachtoffer 5] werd vervolgens op de slaapkamer van zijn moeder gezet. De man van de koevoet zei dat hij daar moest blijven staan. De deur werd op een kier gezet en later dicht getrokken. [slachtoffer 5] hoorde vervolgens de mannen vertrekken en een auto wegrijden. [49]
De beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal in een woning met geweld en bedreiging met geweld.
Zij overweegt hiertoe het volgende.
Op 2 februari 2019 om 20:02:48 uur wordt door het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 3] een sms-bericht ontvangen van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 1] , met als inhoud:
“Yo heb goeie tori. Kanje driver fixxe?”
Om 21:03:12 uur stuurt [medeverdachte 3] een sms-bericht terug naar [medeverdachte 1] , met als inhoud:
“ [telefoonnummer 1] ”. [50] Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in gebruik is bij [medeverdachte 2] . [51]
[medeverdachte 2] heeft verklaard:
“Ik werd gebeld door [medeverdachte 3] (rechtbank: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1] ) toen ik bij mijn ex-vriendin [vriendin] was. Eerst vroeg [medeverdachte 3] mij via de telefoon of ik chauffeur wilde zijn. Hij vroeg of ik wilde rijden naar de plaats Ooij. Ik had daar nog nooit van gehoord. Ik zei toen dat dat goed was. . Er werd niet gezegd waarvoor het was. Het was dezelfde avond als de overval. Ik weet niet hoe laat ik toen ben weggereden vanaf de woning van mijn ex-vriendin in Beneden Leeuwen. Ik heb [medeverdachte 3] opgehaald (…). Ik ben toen samen met [medeverdachte 3] in de auto naar de parkeerplaats bij de Jumbo op de Fenikshof gereden. Daar stapten [medeverdachte 1] en die [verdachte] in. Ik was toen met mijn Volkswagen Polo. Dit is dezelfde auto die ik ook gebruikt heb bij de overval op de [adres] . [medeverdachte 3] zei tegen mij dat ik naar Ooij moest rijden. Hij vertelde nog steeds niet waarom ik daar heen moest rijden. (...) Iemand van hen wees mij de weg. Ik reed via een dijk naar Ooij. Ik kreeg aanwijzingen hoe ik moet rijden. Toen kamen we in het dorp terecht. Toen deden de drie anderen in een keer bivakmutsen op en stapten ze uit de auto. Ik moest de auto ergens parkeren zodat we zo snel mogelijk weer weg konden gaan. Ik wist toen nog niet dat ze een overval gingen plegen. Het kon ook gaan om een inbraak. Ik parkeerde mijn auto in een straat die ik niet kende. Ze liepen richting een huizenblok. Ik kon echter niet zien of ze ergens naar binnen gingen. (…) ze waren donker gekleed.
Na ongeveer 10 minuten kwamen ze terug gerend naar mijn auto. Ze stapten meteen in de auto. Ik weet niet meer wie er voor of achterin gingen zitten. [medeverdachte 3] riep dat ik moest gaan rijden en hij wees mij de weg. We reden via dezelfde dijk terug naar Nijmegen naar de woning waar [verdachte] woont nabij de [winkel] . [medeverdachte 1] en [verdachte] stapten uit en ik ben met [medeverdachte 3] naar Druten gereden. Ik heb [medeverdachte 3] afgezet bij de woning waar hij woonde. Hierna ben ik naar Dreumel gereden. Daar was mijn ex-vriendin [vriendin] bij haar vriendin [vriendin 2] .
Ik heb haar verteld dat ik naar Ooij was gereden en dat ik het raar vond dat die anderen bivakmutsen op deden. Toen heb ik diezelfde nacht daar in Dreumel op internet gezocht en kwam er toen achter dat er een overval gepleegd was in Ooij.
(…) Ik heb niet gezien waarmee ze terug kwamen en ik heb hen ook niet naar een pinautomaat gereden. (…) [verdachte] die woont op de [woonplaats] was er ook bij betrokken.
(…) Voor dit heb ik niets gekregen. (…) Ik heb steeds geld gekregen van [medeverdachte 1] . (…) Ik zou er iets voor krijgen maar ik heb er niets van gezien.” [52]
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 2] voorafgaande aan de woningoverval contact had met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] belt om 21:03 uur naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] belt om 21:08 uur naar [medeverdachte 1] . De telefoon van [medeverdachte 2] straalde op dat moment de zendmast in Beneden-Leeuwen aan. Vervolgens vindt er rond 21:56/21:58 en 22:30/22:37 uur onderling telefonisch contact plaats waarbij de telefoon van [medeverdachte 2] de zendmast in Nijmegen aanstraalt. Om 00:21 uur belt [medeverdachte 2] naar zijn vriendin [vriendin] en straalt daarbij de zendmast in Druten aan. [53]
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [medeverdachte 2] zeer gedetailleerd is en overeenkomt met de historische telefoongegevens van het telefoonnummer dat bij hem in gebruik is. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 2] betrouwbaar, nu zij daarnaast op diverse andere onderdelen wordt ondersteund door de inhoud van het dossier. Zijn verklaring in deelonderzoek [slachtoffer 11] (Wijchen) wordt bevestigd door de verklaring van [medeverdachte 4] . Zijn verklaring in deelonderzoek Pimpernel (Ammerzoden) wordt bevestigd door de verklaringen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 2] .
Uit onderzoek van de historische verkeersgegevens is verder gebleken dat er op 2 februari 2019 tussen 20:00 uur en 22:43 uur veelvuldig contact is geweest tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] en zijn mededaders. Ook blijkt uit deze gegevens dat er vanaf 22:43 uur geen onderling contact meer plaatsvindt, tot de volgende dag om 11:36 uur. [54]
[verdachte] heeft zijn betrokkenheid bij het feit ontkend.
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] een van de personen is geweest die betrokken was bij de woningoverval in Ooij. Zijn verklaring vindt steun in de hierboven weergegeven historische telefoongegevens, waaruit onder meer blijkt dat [medeverdachte 1] in de uren voorafgaande aan de woningoverval meerdere malen telefonisch contact heeft opgenomen met [verdachte] en de andere medeverdachten. Gelet hierop en in samenhang bezien met de bewijsmiddelen in de overige bewezen woningovervallen en inbraken waarbij [verdachte] betrokken is geweest en waarbij een of meer van dezelfde medeverdachten betrokken zijn, dezelfde bestuurder die wordt geregeld om te rijden – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] betrokken was bij de woningoverval in Ooij.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Zij zijn immers samen naar Ooij gereden en zijn samen de woning binnengedrongen. Zij droegen donkere en gezicht bedekkende kleding, een breekijzer, vuurwapen en een mes. Daar werd aangever [slachtoffer 5] tegen de bank gedrukt en vastgebonden met tape. Er werd om geld geroepen. Twee van de drie verdachten gingen op zoek naar het geld, de ander bewaakte het slachtoffer. Toen zij geen geld konden vinden, moest verdachte mee naar boven. Boven werd aangever gedwongen de pincodes af te geven van de aangetroffen pinpassen. Door een van de verdachten werd aangever op zijn been geslagen. De verdachten hebben samen de woning verlaten.
Conclusie
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig hebben gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld
Feit 7 (Onderzoek Walstro, zaaksdossier 3):
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs ter zake van dit feit ontbreekt, zodat [verdachte] dient te worden vrijgesproken.
Feit 8 (Onderzoek Walstro, zaaksdossier 3):
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs ter zake van dit feit ontbreekt, zodat [verdachte] dient te worden vrijgesproken.
Feit 9 (Onderzoek [slachtoffer 7] , zaaksdossier 4):
De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen in het dossier niet de overtuiging dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Feit 10 (Onderzoek [slachtoffer 9] , zaaksdossier 5):
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10] , p. DD-730-734;
- de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 12 juni 2020.
Feit 11 (onderzoek [slachtoffer 11] , zaakdossier 6):
Uit de aangifte namens [slachtoffer 11] blijkt dat er tussen 23 maart 2019 en 28 maart 2019 werd ingebroken in het [slachtoffer 11] aan de [adres] te Wijchen. De buitendeur aan de achterzijde van het gebouw was opengebroken. Deze deur was beveiligd met drie dievenklauwen. Er was schade aan de deur en het kozijn ter hoogte van de dievenklauwen. In het gebouw stonden kasten van staal, allemaal met een slot afgesloten. Deze kasten waren ook opengebroken. De volgende goederen waren weggenomen: één fles whisky; aggregaat; klein gereedschap; kettingzaag, merk [merk 1] ; bouwradio, merk [merk 1] ; 10 stuks walkietalkies, merk [merk 1] , met 5 opladers. [55]
[medeverdachte 2] heeft verklaard:
“V: Wat weet je te vertellen over een inbraak in Wijchen bij de [slachtoffer 11] ?
A: Het was niet echt een inbraak . Ze hadden namelijk zelfs de sleutels gewoon bij. Ik bedoel dan een van die jongens.
V: Heb je gereden in je auto?
A: Ja (...) Er zaten in mijn auto vier jongens en ik. (...) Ik zag wel dat ze terugkwamen met wat gereedschapsdingen. Ze hadden een soort radioachtig iets. (...) Ze hebben die spullen achter in mijn auto gelegd. Daarna gingen we naar de woning van een van die jongens in Wijchen. Daar hebben we de spullen eruit gehaald en in zijn woning gelegd. (...) Toen kwamen ze terug en toen heb ik de overige drie jongens naar huis gebracht. (...)
V: Hoe waren de jongens gekleed toen ze het scoutingsgebouw in gingen?
A: Gewoon in het zwart allemaal en een bivakmuts op ook. (…) het is zo dat toen we rondreden en de jongens zeiden dat er wat te halen was daar ze ook mijn navigatiesysteem ingesteld hadden. De navigatie hebben ze ingesteld op mijn telefoon. Een van de jongens is in [woonplaats] bij de woning afgezet en eentje in het centrum bij zijn woning. Ik ben toen met die andere jongen naar Druten gereden. (…)
V: Heb jij daarna nog gezocht op internet naar soortgelijke gereedschappen dan die gestolen waren in Wijchen?
A: Ik had wel een en ander opgezocht, dat klopt. Ik wilde weten wat ze waard waren ongeveer. Voor de rest niks bijzonders.” [56]
“V: Wat kwam er na Ammerzoden?
A: De [slachtoffer 11] . [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) belde me op en vroeg wat ik aan het doen was. Ik wist niet dat hij zou gaan bellen. Hij zei, kom naar Dukenburg toe, dan gaan we naar Wijchen. (…) Ik heb niet gevraagd waarom, ik ben gewoon gegaan. Ik ben naar [medeverdachte 1] toe gegaan en heb hem bij Dukenburg, bij die parkeerplekken bij het winkelcentrum, opgehaald. Hij stapte in en zei yo alles goed, kom we gaan naar Wijchen toe. Hij wees de weg naar Wijchen. Hij zei dat we wat gingen doen, maar wat precies had hij nog niet verteld. We kwamen bij het huis aan van iemand, maar ik weet niet precies hoe diegene heet. Het was een blanke kleine jongen. Hij was kleiner dan ik en ietsje dunner dan ik. Hij droeg een pet en jas. Ik denk dat hij 24 of 25 was ongeveer. Hij had zwart haar, kort. Iedereen noemde hem [pseudoniem] (fonetisch). (…) We gingen daar sigaretten roken, even zitten. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en hij waren er. [medeverdachte 4] was er al. Ik wist niet dat hij daar was. Ik zag hem pas toen ik daar aan kwam. We gingen toen in mijn auto. Een van die jongens zette de navigatie aan naar de [slachtoffer 11] via mijn telefoon. [medeverdachte 1] vroeg om mijn telefoon, om het adres in te voeren. Hij vroeg of ik mijn telefoon kon geven, zodat hij iets op kon zoeken. Wat hij precies op zocht wist ik niet precies, maar ik hoorde wel navigatiegeluid. Ik weet niet waarom hij mijn telefoon wilde. [medeverdachte 1] zat voorin in de auto, [medeverdachte 4] en [pseudoniem] zaten achterin. Er was nog iemand, dat was die [verdachte] (rechtbank: [verdachte] ). [verdachte] was ook al in die woning.
V: Wanneer wist je wat de bestemming was?
A: Toen ik opeens in een gebied reed waar bos was en één huis stond. Toen stond ik met de achterkant van mijn auto langs de weg stil en stapten zij uit. Ze hadden nog geen mutsen op gedaan. Even later deden ze mutsen op, die hadden ze waarschijnlijk in hun jas of zak, dat heb ik niet gezien. Ze hadden gewoon normale kleren aan, spijkerbroeken en zwarte broeken en donkere kleren. Voordat ze uitstapten gaf [pseudoniem] mijn telefoon aan mij. Zij gingen daar naartoe lopen met zijn allen. Ze zeiden tegen mij dat ik maar even hier moest wachten. Ik heb in de auto zitten wachten. Dan duurt het tien minuten ongeveer. Eentje kwam terug met een soort radio van [merk 1] , een soort blauwe radio. Ik heb verder niet goed kunnen zien wat ze hebben meegenomen. Iedereen stapte in de auto. Daarna gingen we weer weg. We gingen terug naar de woning in Wijchen. (…) Iedereen stapte uit. Ik bleef in de auto wachten. Ze haalden de radio eruit. Ik keek naar mijn telefoon dus ik heb niet gezien wat er nog meer is uitgehaald. (…) [medeverdachte 1] kwam alleen terug en ik ben met hem terug naar Nijmegen gegaan. Ik vroeg aan hem wat ze hadden meegenomen. Hij zei dat ze best wel wat mee hadden genomen, maar hij zei niet wat. Ik heb [medeverdachte 1] afgezet op dezelfde plek als waar ik hem heb opgehaald en ben naar Druten toe gegaan. (…) Voor de [slachtoffer 11] heb ik niets gekregen. Ze zouden alles verkopen en dan geld geven.” [57]
[medeverdachte 4] heeft verklaard:
“A: (…) inbraak bij een [slachtoffer 11] . Ik wil ook bekennen dat ik daar ook bij aanwezig was en dat ik spullen heb weggehaald daar. (...) Het komt erop neer dat er een tip was van iemand dat er collectebussen aanwezig waren in dat [slachtoffer 11] in Wijchen. (...) Ik werd daar opgehaald door een jongen in een auto, dat was dezelfde jongen die ook chauffeur was naar Ammerzoden. Het was ook in dezelfde auto. (…) Er zijn drie of vier jongens mee gegaan. (...) De bestuurder bleef daar in de auto wachten. 1 jongen die met ons mee was had de sleutel van het gebouw. Die jongen heeft de deur aan de achterzijde van het gebouw bij een pleintje geopend met de sleutel. We zijn toen naar binnen gegaan. Ik ben naar binnen gegaan; de jongen die de sleutel had en nog 1 of 2 jongens.
We zijn binnen op zoek gegaan naar die collectebussen maar we hebben die niet gevonden. We vonden wel een bladblazer, een radio en nog wat elektrische apparatuur. Ik weet niet precies wat. Dit hebben we in de auto gelegd en daarna werd ik weer bij mijn zus afgezet. (...) Later hoorde ik dat ze geprobeerd hebben de spullen te verkopen. Ik heb ook nog rondgevraagd of iemand iets wilde kopen. Ik heb niet verkocht. Ik heb verder ook niet gehoord of er iets verkocht is en waar het lag.” [58]
Uit onderzoek is gebleken dat met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 2] op 28 maart 2019 om 01:05 uur via Safari op Google Maps werd gezocht op “ [adres] Wijchen” en [slachtoffer 11] ”. Op 28 maart 2019 om 02:38 uur werd gezocht via google.nl op [merk 1] , om 02:39 uur [merk 1] aggregaat, en om 02:39:14 uur werd gezocht via www. [merk 1] .nl naar EG441 A-4-takt Generator. Om 02:39:27 uur werd gezocht via www.mtools.nl/machines/ [merk 1] op [merk 1] Generator online kopen. Op 28 maart 2019 om 02:39:52 uur werd gezocht op www.mtools.nl/ [merk 1] -EG671 a-4-takt-generator. [59]
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 2] blijkt dat hij op 27 maart 2019 tussen 18:42 uur en 21:20 uur meerdere malen contact heeft gehad met het nummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 1] . Na 21:20 uur is er geen telefonisch contact meer tot 28 maart 2019 om 18:03 uur. [60] Voorts heeft het nummer in gebruik bij [medeverdachte 2] om 21:47 uur contact met het nummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [verdachte] . [61]
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 2] blijkt dat dat nummer op 27 maart 2019 vanaf 21:47 uur tot en met 23:03 uur zendmasten aanstraalt in Nijmegen. Van 23:24 uur tot 01:19 uur straalt het nummer zendmasten aan in Wijchen; tot 23:56 uur aan de Oosterweg 171 en om 01:19 uur aan de Heumenseweg 180, in de nabije omgeving van de plaats delict. [62]
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 4] blijkt dat het nummer op 28 maart 2019 tot 23:08 uur zendmasten aanstraalt in Nijmegen en vanaf 00:06 uur zendmasten aanstraalt in Wijchen; om 02:42 uur straalt het nummer de zendmast aan de Oosterweg te Wijchen aan. De locatie van deze zendmast is gelegen in de buurt van de plaats delict. [63]
Uit de historische gegevens blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 1] op 27 maart 2019 tussen 23:24 uur en 23:56 uur eveneens de mast van de Oosterweg te Wijchen aanstraalt. Op 28 maart 2019 om 01:19 uur straalt dat telefoonnummer de mast aan de Heumenseweg 180, in de nabije omgeving van de plaats delict, aan. [64]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [verdachte] blijkt dat er op 27 maart 2019 om 20:03; om 21:00 en om 21:47:49 uur telefonisch contact is geweest met het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 1] . [65]
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [verdachte] vanaf 27 maart 2019 21:47:59 uur tot 28 maart 2019 om 5:47 uur geen registraties bevat. [66]
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 1] blijkt verder dat hij voorafgaande aan de inbraak op 28 maar 2019, om 18:42 uur heeft gebeld naar [medeverdachte 2] ; dat hij om 20:15 uur werd gebeld door [medeverdachte 4] , dat hij om 20:51 uur heeft gebeld naar [medeverdachte 2] , dat [medeverdachte 2] heeft gebeld om 20:57 uur; dat hij om 21:20 uur heeft gebeld naar [medeverdachte 4] en om 21:47 uur heeft gebeld naar [verdachte] . Vervolgens vindt er geen telefonisch contact meer plaats tussen [medeverdachte 1] en een van de andere verdachten tot 15:30 uur op 28 maart 2019. [67]
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat het adres van de [slachtoffer 11] voorafgaande aan de inbraak is ingevoerd in zijn telefoon voor de navigatie. Uit de bovengenoemde telefoongegevens kan worden afgeleid dat het adres van de [slachtoffer 11] op 28 maart 2019 om 1:05 uur is opgezocht. [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij na de inbraak de waarde van het gestolen gereedschap heeft opgezocht op internet. Uit de bovengenoemde telefoongegevens blijkt dat hij deze data heeft opgezocht vanaf 02:38 uur. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de inbraak in het gebouw van de [slachtoffer 11] heeft plaatsgevonden op 28 maart 2019 tussen 1:05 uur en 2:38 uur. Voorts blijkt uit bovengenoemde bewijsmiddelen dat de telefoonnummers van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] voor en/of tijdens die tijdstippen zendmasten aanstralen in Wijchen in de (nabije) omgeving van de plaats delict.
De verklaring van [medeverdachte 2] is gedetailleerd en wordt op diverse onderdelen ondersteund door de overige inhoud van het dossier. Bovendien wordt de verklaring van [medeverdachte 2] bevestigd door de verklaring van [medeverdachte 4] . De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 2] .
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] één van de mannen was die bij de [slachtoffer 11] in Wijchen heeft ingebroken. De verklaring van [medeverdachte 2] vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in de omstandigheid dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] in de uren voorafgaande aan de inbraak meerdere malen telefonisch contact hebben gehad met [medeverdachte 1] , waarbij de telefoons van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] een zendmast hebben aangestraald in de directe nabijheid van de plaats delict. Daarnaast blijkt uit de historische telefoongegevens dat gedurende het tijdstip van de inbraak er geen enkel telefonisch contact is tussen de verdachten. Dit onderlinge contact is er wel weer de dag na de inbraak. De rechtbank vindt daarom de verklaring van [verdachte] , dat hij niet betrokken was bij deze inbraak, niet aannemelijk.
Gelet op al het voorgaande – in onderlinge samenhang bezien – en in het bijzonder de gedetailleerde verklaring van [medeverdachte 2] en de veelvuldige onderlinge contacten tussen verdachten in de uren voorafgaande aan de gepleegde inbraak, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] als chauffeur heeft gereden naar de [slachtoffer 11] in Wijchen, en dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [verdachte] en een onbekend gebleven persoon (genaamd [pseudoniem] ), samen het [slachtoffer 11] zijn ingegaan en daar (de in de aangifte genoemde) goederen hebben weggenomen. Nu er schade aan de deur van het gebouw en aan de kasten is veroorzaakt, is de rechtbank van oordeel dat verdachten zich de toegang tot het gebouw hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zich hebben gebracht door middel van braak en verbreking. Dat een van de verdachten mogelijk een sleutel van een deur van het gebouw had, maakt het vorenstaande niet anders.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen met anderen het feit heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder de feiten 1 t/m 6, 10 en 11 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Onderzoek Pimpernel, zaaksdossier 1:
1.
hij op
of omstreeks20 maart 2019, te Ammerzoden,
in de gemeente Maasdriel, omstreeks 23.30 uur,
in ieder gevalgedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 mobiele telefoons en
/of ongeveer 1000 Euro contant geld en/of tweeeen horloge
s (merk [merk 1]
en [merk 1] ), in elk geval enig goeden
/ofenig geldbedrag, geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] en
/of[slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
),
  • voorzien van (een) hamer(s),
  • voornoemde woning is/zijn binnen gedrongen en
  • tegen die [slachtoffer] en
  • aan voornoemde [slachtoffer] en
Onderzoek Hoefblad, zaaksdossier 2:
2.
hij op
of omstreeks4 maart 2019 in de gemeente Nijmegen, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
  • ongeveer 150 Euro en
  • ongeveer2 gouden baren en
    /of
  • 3 bankpassen (AMB AMRO, ING en Rabobank) en een creditcard met de bijbehorende pincodes en
  • een kluis, inhoudende onder meer gouden munten, sieraden, diverse aktes en aandelen registers en
  • meerdere horloges en
  • een aanzienlijke hoeveelheid sieraden,
in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag,geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van
  • ongeveer 150 Euro en/of
  • ongeveer 4 gouden baren en/of
  • 3 bankpassen (AMB AMRO, ING en Rabobank) en een creditcard met de bijbehorende pincodes en/of
  • een kluis, inhoudende onder meer gouden munten, sieraden, diverse aktes en aandelen registers en/of
  • meerdere horloges en/of
  • een aanzienlijke hoeveelheid sieraden,
in elk geval van enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en), dat verdachte en
/ofzijn mededader(s),
  • voorzien van
  • voornoemde woning
  • aan voornoemde [slachtoffer 3] en
  • tegen die [slachtoffer 3] en
  • die [slachtoffer 3]
  • voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in een kamer in voornoemde woning heeft/hebben opgesloten en/of de toegangsdeur van die kamer op slot heeft/hebben gedraaid;
3.
hij op
of omstreeks4 maart 2019 in de gemeente Nijmegen, in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
opzettelijk wederrechtelijk [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, immers
heeft/hebben hij, verdachte en
/of één of meer vanzijn mededader
(s
)die [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] in een kamer in hun woning
heeft/hebbenopgesloten en
/ofde toegangsdeur van die kamer op slot
heeft/hebbengedraaid;
4.
hij op
of omstreeks 4/5 maart 2019, in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening met behulp van een bankpas (ING) en een bankpas (Rabo) ten name van [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] heeft weggenomen een geldbedrag van 1000 en 1250 Euro,
in elk geval enig geldbedrag,geheel
of ten deletoebehorende aan die [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
) zich de toegang de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of totde
/hetweg te nemen goed
(eren
)onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door de (geheime) pincode van voornoemde bankpas te gebruiken, terwijl hij en
/ofzijn mededader
(s
)door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd waren,
in ieder gevaldoor middel van een valse sleutel;
5.
hij op
of omstreeks5 maart 2019, in de gemeente Duiven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en
zich de toegang de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of totde
/hetweg te nemen goed
(eren
)onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, de (geheime) pincode van een creditcard (ABN AMRO)
en een bankpas (ABN AMRO)heeft gebruikt, terwijl hij en
/ofzijn mededader
(s
)door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd waren;
Onderzoek Walstro, zaaksdossier 3:
6.
hij op
of omstreeks2 februari 2019, te Ooij,
in de gemeente Berg en Dal,in een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee en
/of ongeveer20 Euro en
/ofeen VGZ pas en
/ofeen ID-kaart en
/ofeen rijbewijs en
/ofeen kentekenpas en/of een Rabobank bankpas en
/ofeen ING bankpas en/of één of meerdere bijbehorende pincodes,
in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
  • voorzien van een
  • die [slachtoffer 5] met kracht in de rug heeft/hebben geduwd en/of op de bank heeft/hebben geduwd en/of tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat ze geld willen, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en
  • de polsen van die [slachtoffer 5] aan elkaar heeft/hebben getaped en
  • die [slachtoffer 5] vervolgens mee naar boven heeft/hebben genomen en
  • meermalen, in ieder geval éénmaal, tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat hij rustig moest doen en dat ze hem in zijn been zouden schieten en dat hij de pincodes moest zeggen,
  • die [slachtoffer 5]
Onderzoek [slachtoffer 9] , zaaksdossier 5:
10.
hij op
of omstreeks20 maart 2019 in de gemeente Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf om goederen, in elk geval enig goed, dat geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengendoor middel van braak
, verbrekingen
/ofinklimming, (met een steen) een ruit aan de achterzijde van het pand heeft vernield en
/of(vervolgens) naar binnen is geklommen;
Onderzoek inbraak [slachtoffer 11] , zaaksdossier 6:
11.
hij
in of omstreeks de periode van 23 maart 2019 tot en metop 28 maart 2019, in de gemeente Wijchen, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, eenaggregaat en
/ofeen hoeveelheid ( [merk 1] ) gereedschap en
/ofportofoons en
/ofeen bouwradio,
in elk geval enig goed, dat geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s
)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 11] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en
/ofdie weg te nemen goederen onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en verbreking
, inklimming.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Ten aanzien van feit 6:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 10:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Ten aanzien van feit 11:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte in zijn geheel uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 t/m 5, 6, 9, 10 en 11 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gesteld dat een rugzak aan verdachte kan worden teruggegeven.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren moet worden opgelegd, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daaraan zouden de bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden zoals deze door de gedragsdeskundigen zijn geadviseerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 2 maart 2020;
  • een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland gedateerd 20 september 2019;
  • een gedragskundige Pro Justitia rapportage van J. Gresnigt, klinisch psycholoog BIG/supervisor en M. Stevelink, GZ-psycholoog/supervisant, gedateerd 16 april 2020.
Verdachte heeft zich in een periode van twee maanden schuldig gemaakt aan drie woningovervallen. De overvallen vonden steeds laat op de avond plaats, terwijl de slachtoffers op de bank zaten of al in bed lagen. De overvallers droegen bivakmutsen, handschoenen en donkere kleding. Ook hadden zij steeds wapens bij zich, waaronder in twee gevallen een (imitatie)vuurwapen. Verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers onder bedreiging geld, goud, bankpassen, sierraden en andere goederen afhandig gemaakt. Bij de woningoverval in Nijmegen hebben zij de slachtoffers na de overval opgesloten in een kamer van de woning en zijn zij zelf vertrokken om met de gestolen bankpassen te gaan pinnen in Arnhem en Duiven, waarbij de transactie in Duiven niet is geslaagd. Pas na enige tijd zijn de bewoners door de politie uit deze kamer bevrijd. Bij de woningoverval in Ooij is het slachtoffer door een van de daders met een koevoet tegen het been geslagen en zijn diens handen met tape vastgebonden. Daarnaast heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan de inbraak bij de [slachtoffer 11] in Wijchen en de poging tot een diefstal met braak bij [slachtoffer 9] .
Verdachte heeft door zo te handelen de slachtoffers van de woningovervallen in sterke mate angst aangejaagd. Zij zijn overvallen terwijl zij verbleven in hun eigen woning of een gastenverblijf: de plek waar ieder mens zich juist veilig zou moeten kunnen voelen. Door deze gebeurtenissen is het veiligheidsgevoel van de bewoners in sterke mate aangetast en ook in de samenleving leiden nieuwsberichten over gewapende woningovervallen tot gevoelens van afschuw en angst. Ook hebben verdachte en zijn mededaders er blijk van gegeven dat zij geen respect hebben voor de eigendommen van anderen.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur zou rechtvaardigen. Uit het dossier blijkt dat verdachte op geen enkel moment een leidende rol heeft gespeeld. Ook is verdachte niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk delict. De rechtbank houdt verder nog rekening met de navolgende overwegingen.
Er is een nader gedragskundig onderzoek ingesteld naar de persoon van de verdachte. Uit dit onderzoek is gebleken dat verdachte kampt met een licht verstandelijke beperking en een daarmee verweven onrijpe persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast was er ten tijde van de tenlastegelegde feiten sprake van een stoornis in het cannabisgebruik en een depressieve stoornis. De onderzoekers hebben gesteld dat verdachte hierdoor beschikte over onvoldoende verstandelijke capaciteiten om de consequenties van zijn gedrag te overzien. Verdachte is impulsief en beïnvloedbaar, waarbij hij een verhoogde neiging heeft om gedrag te vertonen dat gericht is op directe behoeftebevrediging. De onderzoekers hebben de rechtbank geadviseerd om verdachte de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaren ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten en hier in straf verminderende zin rekening mee houden.
In het bovenstaande ziet de rechtbank tevens aanleiding om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat hij door middel van toezicht en behandeling in staat wordt gesteld om aan zijn problematiek te werken. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden formuleren zoals deze door de onderzoekers zijn geadviseerd. Bij het vaststellen van de proeftijd houdt de rechtbank rekening met de ernst van de bewezenverklaarde feiten en met de complexe problematiek van verdachte. De rechtbank zal de duur van de proeftijd daarom vaststellen op vijf jaren.
Al het voorgaande afwegende en gelet op straffen die door strafrechters in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren, passend en geboden.
Ten aanzien van het beslag:
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven rood/grijze rugzak (voorwerpnummer: D0.03.01.001), die volgens verdachte aan hem toebehoort, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu deze rugzak voorwerpen (in ieder geval de witte handschoenen) bevatte waarmee het onder feit 2 bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank heeft ter terechtzitting begrepen dat er mogelijk nog beslag zou rusten op andere goederen. Nu de rechtbank niet beschikt over een beslaglijst en er omtrent deze goederen ook geen concrete verzoek zijn gedaan, kan de rechtbank geen beslissing nemen ten aanzien van deze goederen.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.860,58, bestaande uit € 860,58 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.081,72, bestaande uit € 81,72 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich beide in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten. Beide partijen vorderen een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] is na het indienen van zijn vordering overleden. Zijn erfgenamen zullen voor wat betreft de vordering in zijn plaats treden.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de feiten 6 en 7. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.190,50, bestaande uit € 690,50 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 860,30, bestaande uit € 110,30 aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 9] , vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 10 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 698,17, geheel bestaande uit materiële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 11] , vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de stichting] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 11 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.190,-, bestaande uit materiële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen tot de volgende bedragen:
  • [slachtoffer] : € 2.860,58;
  • [slachtoffer 2] : € 2.081,72;
  • [slachtoffer 3] € 5.000,-;
  • [slachtoffer 4] € 5.000,-;
  • [slachtoffer 6] € 861,30;
  • [slachtoffer 5] € 8.190,50;
  • [slachtoffer 9] € 698,17;
  • [slachtoffer 11] Alverna: € 2.190,-.
Ten aanzien alle vorderingen heeft de officier van justitie toewijzing van de wettelijke rente verzocht en voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie verzocht dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard voor dat deel van de vorderingen waarvoor hij geen toewijzing heeft verzocht.
Hij heeft daarnaast verzocht om te bepalen dat alle vorderingen, met uitzondering van de vordering van [slachtoffer 9] , hoofdelijk worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] is verzocht de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze onvoldoende onderbouwd is. Niet is gebleken dat de verlofuren zijn opgenomen en evenmin welke kosten daardoor zijn gemaakt. Voor het overige is gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] is gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de immateriële schade van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] is verzocht deze te matigen tot een bedrag van € 2.500,-.
Gelet op de verzochte vrijspraak voor feit 6 is primair verzocht de vordering van [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair is verzocht de gevraagde immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren, nu zij niet aanwezig was bij de gepleegde overval. Er is geen ruimte voor toewijzing van de vordering, althans is dit onvoldoende onderbouwd.
Gelet op de verzochte vrijspraak voor feit 6 is primair verzocht de vordering van [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair is verzocht de gevraagde immateriële schade te matigen, nu het gevorderde bedrag onvoldoende onderbouwd is.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 9] is gesteld dat niet is gebleken dat [vertegenwoordiger] gemachtigd is om namens [slachtoffer 9] op te treden. De vordering dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Gelet op de verzochte vrijspraak voor feit 11 is primair verzocht de vordering van [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair is gesteld dat niet is gebleken dat dhr. [vertegenwoordiger van de stichting] gemachtigd is om namens [slachtoffer 11] op te treden. Meer subsidiair is verzocht de vordering te matigen, nu de gevorderde bedragen hoger zijn dan de nieuwprijzen.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (Onderzoek Pimpernel, Ammerzoden)
Materiele schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering ten dele toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
-
Reiskosten € 136,92
De rechtbank overweegt dat de gevorderde reiskosten naar de rechtbank en naar slachtofferhulp geen rechtstreekse schade zijn en zal dit daarom behandelen bij de vergoeding van de proceskosten.
De reiskosten naar het politiebureau (€ 17,42) en naar de therapie (€ 49,38), zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en zullen worden toegewezen. Het totale bedrag aan toegewezen reiskosten komt daarmee uit op
€ 84,22.
-
Parkeerkosten € 28,80
De rechtbank overweegt dat de gevorderde parkeerkosten naar de rechtbank en naar slachtofferhulp geen rechtstreekse schade zijn en zal dit daarom behandelen bij de vergoeding van de proceskosten.
-
Kosten opgenomen verlofuren € 309,86
De rechtbank overweegt dat door de verdediging voor de kosten voor de opgenomen verlofuren aansluiting is gezocht bij het Besluit tarieven in strafzaken. Voornoemd besluit ziet op een vergoeding voor de tijd van een getuigenverhoor. In onderhavige vordering wordt schade gevorderd voor de uren waarvoor verlof is opgenomen. Hiervoor dient onder meer aangetoond te worden wat de benadeelde partij verdient en hoeveel uur hij als gevolg van deze strafzaak niet heeft kunnen werken, om de daadwerkelijke schade te kunnen vaststellen. De rechtbank is van oordeel dat dit in het onderhavige geval onvoldoende is onderbouwd en dat het een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert om dit nader te laten onderbouwen. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
-
Eigen risico zorgverzekering € 385,-
De rechtbank acht uit de stukken en hetgeen ter zitting daarbij is toegelicht vooralsnog onvoldoende onderbouwd dat benadeelde partij op dit punt schade heeft geleden. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade € 2.000,-
De benadeelde partij heeft naast materiële schade vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Totale schade en toewijzing van de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot
materiële schadetoewijzen tot een bedrag van
€ 84,22, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 september 2019 (de dag van het instellen van de vordering) tot de dag van volledige betaling.
Proceskostenvergoeding
De benadeelde partij vordert vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding. Het gaat om reiskosten naar de rechtbank (€ 35,28) en naar slachtofferhulp (€ 17,42) en parkeerkosten op de dag van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak bij de rechtbank (€ 28,80). De rechtbank acht deze posten voldoende onderbouwd. Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze proceskosten worden tot op dit moment begroot op
€ 81,50.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (Onderzoek Pimpernel, Ammerzoden)
Materiele schade
De rechtbank overweegt als volgt.
-
Kosten opgenomen verlofuren € 81,72
De rechtbank overweegt dat door de verdediging voor de kosten voor de opgenomen verlofuren aansluiting is gezocht bij het Besluit tarieven in strafzaken. Voornoemd besluit ziet op een vergoeding voor de tijd van een getuigenverhoor. In onderhavige vordering wordt schade gevorderd voor de uren waarvoor verlof is opgenomen. Hiervoor dient onder meer aangetoond te worden wat de benadeelde partij verdient, om de daadwerkelijke schade te kunnen vaststellen. De rechtbank is van oordeel dat dit in het onderhavige geval onvoldoende is onderbouwd en dat het een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert om dit nader te laten onderbouwen. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade € 2.000,-
De benadeelde partij heeft naast materiële schade vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet gesteld, noch onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (Onderzoek Hoefblad, Nijmegen)
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen door het onder de feiten 2 en 4 bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat.
Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van
€ 3.000,-worden toegekend aan beide benadeelde partijen. De benadeelde partijen zullen in het overige deel van hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 4 maart 2019.
Proceskostenvergoeding
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] (Onderzoek Walstro, Ooij)
Materiele schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit onder 6 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering ten dele toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
  • Geldbedrag in de portemonnee € 20,-
  • Kosten nieuw rijbewijs € 39,74
  • Kosten nieuwe ID-kaart € 56,80
  • Kosten nieuwe Rabobankpas € 3,95
  • Kosten psychische hulp € 450,-
De rechtbank acht deze posten voldoende onderbouwd en zal de gevorderde bedragen toewijzen.
-
Kosten portemonnee € 50,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 25,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de gestolen portemonnee. Zij zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
-
Gepind geldbedrag € 70,-
De benadeelde partij zal voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 7 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
-
Reiskosten naar advocaat en officier van justitie € 20,80
De rechtbank overweegt dat deze reiskosten geen rechtstreekse schade zijn en zal dit daarom behandelen bij de vergoeding van de proceskosten.
Immateriële schade € 7.500,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 3.500,- aan immateriële schade kan worden toegewezen in verband met het bewezenverklaarde feit onder 6.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Totale schade en toewijzing van de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot
materiële schadetoewijzen tot een bedrag van
€ 595,49, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juni 2020 (de dag van het instellen van de vordering) tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de
immateriële schadetoewijzen tot een bedrag van
€ 3.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 februari 2019 tot de dag van volledige betaling.
De totale toegewezen schadebedraagt hiermee
€ 4.095,49.
Proceskostenvergoeding
De benadeelde partij vordert vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding. Het gaat om reiskosten naar de advocaat en naar het openbaar ministerie ter hoogte van € 20,80. De rechtbank acht deze posten voldoende onderbouwd. Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op
€ 20,80.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] (Onderzoek Walstro, Ooij)
Materiele schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit onder 6 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering ten dele toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
:
  • Kosten nieuwe ID-kaart € 56,80
  • Kosten nieuwe Rabobankpas € 4,50
De rechtbank acht deze posten voldoende onderbouwd en zal de gevorderde bedragen toewijzen.
-
Kosten portemonnee € 50,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 25,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de gestolen portemonnee. Zij zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade € 750,-
De benadeelde partij heeft naast materiële schade vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet gesteld, noch onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Totale schade en toewijzing van de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot
materiële schadetoewijzen tot een bedrag van
€ 86,30, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juni 2020 (de dag van het instellen van de vordering) tot de dag van volledige betaling.
Proceskostenvergoeding
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9]
Ontvankelijkheid
De vordering is ingediend door [vertegenwoordiger] . De aangifte is ingediend door [slachtoffer 10] . Uit openbare bronnen is het de rechtbank genoegzaam gebleken dat [vertegenwoordiger] eigenaar is van [slachtoffer 9] . [68] De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering kan worden ontvangen.
Materiele schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het feit 10 bewezenverklaarde handelen tot een bedrag van
€ 448,17schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Het betreft hier de gevorderde vergoeding voor de kosten ten aanzien van het glas in lood. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde kosten ten aanzien van de door het schildersbedrijf uitgevoerde werkzaamheden onvoldoende zijn onderbouwd, zodat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 3 februari 2020 (datum van indiening vordering).
Proceskostenvergoeding
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] (Onderzoek [slachtoffer 11] , Wijchen)
Ontvankelijkheid
De vordering is ingediend door [vertegenwoordiger van de stichting] . De aangifte is ingediend door [aangever] . Uit het proces-verbaal van bevindingen (p. DD-779) én uit openbare bronnen is het de rechtbank genoegzaam gebleken dat de voorzitter van het Stichting bestuur [vertegenwoordiger van de stichting] is. [69] De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering kan worden ontvangen.
Materiële schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit onder 11 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering ten dele toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
-
Aggregaat € 500,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 100,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de gestolen aggregaat.
-
Portofoons € 240,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 100,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de 10 gestolen portofoons.
-
Bouwradio € 150,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 50,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de gestolen bouwradio.
-
Kasten € 400,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 100,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de 3 beschadigde kasten.
-
Deur € 900,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 500,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de beschadigde (buiten)deur.
Voor het overige deel niet-ontvankelijk
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Totale schade en toewijzing van de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot
materiële schadetoewijzen tot een bedrag van
€ 850,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 augustus 2019 (de dag van het instellen van de vordering) tot de dag van volledige betaling.
Proceskostenvergoeding
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
Ten aanzien van alle vorderingen benadeelde partij
Hoofdelijkheid
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk, met uitzondering van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] . Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partijen voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door een zijn mededaders is of wordt voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De (gevorderde en toegewezen) vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder de feiten 7, 8 en 9 tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
1 (één) jaren,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de
proeftijddie op
vijf jarenwordt bepaald;
- de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan ambulante zorg in de vorm van begeleid wonen voor mensen met een verstandelijke beperking, met behulp van een door de reclassering te bepalen instantie. Veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering en/of de begeleiders in het kader van deze begeleiding worden gegeven;
- meewerkt aan ambulante behandeling, bijvoorbeeld FACT-zorg of een soortgelijke behandeling, gegeven vanuit een forensische polikliniek voor mensen met een verstandelijke beperking en verslaving. Deze behandeling zal gericht zijn op psycho-educatie over een verstandelijke beperking ter verhoging van het ziektebesef en het ziekte-inzicht. Ook zal aandacht besteed worden aan het verbeteren van copingvaardigheden en assertiviteit. Veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering en/of de behandelaars in het kader van deze behandeling worden gegeven;
- meewerkt aan ambulante psychologische behandeling gericht op het verminderen van verslavingsproblematiek, met behulp van een door de reclassering te bepalen instantie. Veroordeelde dient binnen het kader van deze behandeling mee te werken aan het verrichten van (urine)controles op mogelijk gebruik van alcohol en drugs. Veroordeelde dient zich bij de behandeling te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering en/of de behandelaars in het kader van het begeleid wonen worden gegeven;
- meewerkt aan het creëren van zinvolle daginvulling, bestaande uit passend werk, een passende opleiding, het vergroten van een pro sociaal beschermend netwerk en andere passende vormen van vrijetijdsbesteding zoals sporten in groepsverband. Veroordeelde dient zich daarbij te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering in het kader hiervan worden gegeven;
o van rechtswege geldende voorwaarden:
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beslissing op het beslag:

verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een rood/grijze rugzak (voorwerpnummer: D0.03.01.001).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 1 dag gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 en 3 tot betaling van
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 en 3 tot betaling van
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 6 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 5], van een bedrag van
€ 4.095,49(vierduizend vijf en negentig euro en negen en veertig eurocent),
o de materiële schade ad
€ 595,49, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
o de immateriële schade ad
€ 3.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 20,80;
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
o de materiële schade ad
€ 595,49, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
o de immateriële schade ad
€ 3.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 51 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 6 tot betaling van
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] :
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 10 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] :
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 11 tot betaling van
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van A.W. Elbersen en mr. J.M.P. van der Meulen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON5R019030 Linde, dossiernummer PL0600-2019205618, gesloten op 26 oktober 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.EHRM 10 juli 2012, ECLI:NL:XX:2012:BX3071.
3.HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016 en 1017.
4.Proces-verbaal bevindingen meldkamergesprek, p. DD-271.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. DD-7-9.
6.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] , p. DD-30-31.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. DD-56.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD-1-68.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD-1-69.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD-1-91.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-96.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-97.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-92.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. PD5-75-76.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. PD-72-73.
16.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 1] , p. PD2-19-21; proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-19-21; proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 4] , p. PD5-13-15; proces-verbaal van bevindingen tactisch onderzoek Mercedes, p. DD-818-832.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. DD-32; proces-verbaal van bevindingen, p. DD-37-38; proces-verbaal van bevindingen, p. DZK-F-17-18.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. DZK-F-12-13.
19.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 juni 2020.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. DD-535-537.
21.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. DD-405.
22.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. DD-445.
23.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. DD-472-473.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. PD2-61.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. PD4-69.
26.Proces-verbaal persoonsdossier verdachte [medeverdachte 5] , p. PD6-5.
27.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 juni 2020.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. DZK-D-61; Proces-verbaal van onderzoek wapen, p. DZK-E-34.
29.NFI-rapport d.d. 5 augustus 2019, p. DD-896.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. DZK-E-14.
31.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. DD-405.
32.NFI-rapport d.d. 1 oktober 2019, p. DD-905-906.
33.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. DD-406.
34.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. DD-405.
35.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. DD-467.
36.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. DD-404-434; proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. DD-466-468.
37.Schriftelijk bescheid in de vorm van een transactieoverzicht van rekeningnummer NL93INGB0002559825, p. BOB-483-484.
38.Schriftelijk bescheid in de vorm van een transactieoverzicht van rekeningnummer NL44RAB00135845629, p. BOB-470-471.
39.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-102-103.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. DD-591-607.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. DD-608-609.
42.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-100.
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] , p. PD6-34.
44.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. DD-404-434; proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. DD-466-468.
45.Schriftelijk bescheid in de vorm van een transactieoverzicht van rekeningnummer 5209 5300 7556 2770, p. BOB-490-491.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-103.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. DD-610-614.
48.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] , p. PD6-34.
49.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. DD-619-620; proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 5] , p. DD-630.
50.Rapportage Analyse histo [telefoonnummer 1] , p. DD-985; proces-verbaal van bevindingen tactisch onderzoek telefoon [medeverdachte 3] , DZK Alg-111 rapportage analyse [telefoonnummer 1] Walstro, p. DD-1039.
51.Proces-verbaal van bevindingen tactisch onderzoek telefoon [medeverdachte 3] , DZK Alg-111 rapportage analyse [telefoonnummer 1] Walstro, p. DD-1039; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 juni 2020.
52.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-135-137.
53.Rapportage Analyse histo [telefoonnummer 1] Walstro, p. DD-951.
54.Rapportage Analyse onderlinge contacten Walstro, p. DD-1097-1098.
55.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] , namens [slachtoffer 11] te Wijchen, p. DD-772-773.
56.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-81-83
57.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-104-105.
58.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. PD5-77-78.
59.Proces-verbaal van bevindingen, p. DD-789.
60.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer 1] , p. DD-997.
61.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer 1] , p. DD-995.
62.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer 1] , p. DD-995-996.
63.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer 1] , p. DD-1065.
64.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer 1] , p. DD-995-996.
65.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer 1] , p. DD-995; rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer 1] , p. DD-1058-1059.
66.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer 1] , p. DD-1058.
67.Rapportage analyse onderlinge contacten inbraak [slachtoffer 11] , p. DD-1103.
68.
69.https:// [slachtoffer 11] .nl/organisatie/bestuur/