ECLI:NL:RBGEL:2020:3655

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
05.074621.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een mes tijdens een afspraak over terugbetaling van geleend geld

Op 16 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een steekincident op 29 maart 2019 te Velp, waarbij de verdachte, na een afspraak met het slachtoffer over de terugbetaling van geleend geld, met een mes meerdere keren op het slachtoffer heeft ingestoken. Het slachtoffer liep ernstige verwondingen op, waaronder een doorgesneden pees in de ringvinger en andere snijwonden aan de handen en elleboog. De rechtbank oordeelde dat de verdachte doelbewust handelde en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor een lagere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden op, met bijzondere voorwaarden voor de proeftijd, waaronder meldplicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05.074621.19
Datum uitspraak : 16 juli 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1961 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in [detentieadres]
raadsvrouw: mr. B. Anik, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 juni 2019, 5 september 2019, 7 november 2019, 30 januari 2020, 23 april 2020 en 2 juli 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Velp, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk, van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) en/of puntig (steek) voorwerp, in de borst en/of ter hoogte van het sleutelbeen en/of in de hand en/of in de richting van het lichaam heeft gestoken/geprikt/gesneden, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Velp, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer] , opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een doorsneden pees van de (ring)vinger, (blijvende (zichtbare) littekens tot gevolg hebbend) en/of
- één of meerdere snij/steekwond(en) op de rechterhand,(blijvende (zichtbare) littekens tot gevolg hebbend) en/of
- een snij/steekwond op de (linker) elleboog, (blijvende (zichtbare) littekens tot gevolg hebbend) en/of
- een snij/steekwond ter hoogte van het sleutelbeen, (blijvende (zichtbare) littekens tot gevolg hebbend),
heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal met een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) en/of puntig (steek)voorwerp, in de hand en/of de elleboog en/of in de borst en/of het sleutelbeen en/of in de richting van het lichaam te steken/te prikken/ te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Velp, in elk geval Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een
dergelijk (scherp) en/of puntig (steek) voorwerp, in de borst en/of hand en/of in de richting van het lichaam heeft gestoken/geprikt/gesneden, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Steekincident
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij en haar man geld hadden geleend aan verdachte. Op enig moment sprak ze met verdachte af dat hij het geld eind maart zou terugbetalen. Ze hebben daartoe op 29 maart 2019 afgesproken bij het tankstation op de [adres] . Aangeefster is daarheen gegaan met [naam] , haar vriendin en buurvrouw. Om 9.32 uur appte verdachte dat hij er bijna was. Toen aangeefster om 9.37 uur naar haar man appte, zag ze dat verdachte in een [merk] aan kwam rijden. Verdachte stapte uit de auto en liep in de richting van haar portier. Ze deed het portier open omdat ze met hem wilde praten. Ze zag dat verdachte met zijn hand in een binnenzak van zijn jas ging en dat hij vervolgens van boven naar beneden een slaande beweging maakte, waarbij aangeefster boven haar linkerborst werd geraakt. Verdachte sloeg zeker vier of vijf keer. Aangeefster hield haar rechterhand voor de plek waar hij op richtte en sloeg. Ze zag bloed. Toen zag ze dat verdachte een mes in zijn hand had. Een jongen van het tankstation trok verdachte van haar af en werkte hem tegen de grond. [2]
[getuige] , als manager werkzaam bij het [naam] tankstation aan de [adres] , heeft verklaard dat hij op 29 maart 2019 buiten aan het vegen was toen er een witte auto aankwam met twee vrouwen daarin. De vrouwen stapten niet uit. Na ongeveer acht minuten kwam er een grijze auto aan die zijn auto overdwars voor de witte auto zette. De bestuurder, een man, stapte uit en liep in één streep naar de witte auto. [getuige] ging door met vegen, maar hoorde toen ineens geschreeuw achter zich. Hij keek om en zag dat de deur van de witte auto aan de bestuurderskant open was en dat de man bij de opening van de deur stond. De man maakte slaande bewegingen, boksbewegingen, naar binnen. [getuige] liep naar de man toe. Hij zag dat de vrouw onder het bloed zat en hij hoorde haar schreeuwen “hij heeft mij gestoken”. Hij pakte de man bij zijn jas, bij zijn schouderbladen, met twee handen en vroeg hem waar hij mee bezig was. Hij voelde dat de man niet stopte met de bewegingen. Hij heeft de man toen met zijn armen onder diens oksels door vastgepakt en naar de grond gewerkt. [3]
Op camerabeelden van het tankstation was te zien dat een witte [merk] kwam aanrijden, die achterwaarts in de parkeervakken parkeerde. Na een paar minuten kwam een [merk] aanrijden, die haaks ging staan op de [merk] . Er stapte een man uit die in de richting van de [merk] liep. De man stak zijn rechterhand in zijn linkerborstzak of binnenzak. De bestuurster van de [merk] opende de deur aan haar kant. De man liep om het openstaande portier met zijn rechterhand nog steeds in zijn linkerborst- of binnenzak. Hij ging in de deuropening van de [merk] staan en maakte in de [merk] bewegingen kennelijk gericht op het slachtoffer. De man maakte slaande dan wel stekende bewegingen in de richting van het slachtoffer in de [merk] . Een medewerker van de [naam] kwam aansnellen, pakte de man bij zijn schouders en werkte hem naar de grond. [4]
Onder de auto van het slachtoffer is een keuken/vleesmes aangetroffen. [5]
Verdachte heeft verklaard dat het mes uit het huis van zijn vriendin kwam. [6]
Verbalisanten hebben gesproken met drie huisgenoten van verdachtes vriendin [naam] . Zij herkenden het mes voor 100% als afkomstig uit hun gezamenlijke keuken. Twee huisgenoten verklaarden dat zij het mes op 27 maart 2019 nog hadden gebruikt om hun pizza te snijden. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij met het slachtoffer had afgesproken. Om haar te overtuigen dat hij haar het geld zou geven, had hij een envelop meegenomen. Daarin zat echter geen geld. Hij wilde haar niet betalen, maar aan haar vragen waarom ze zijn relaties had benaderd. Hij is naar een plaats toegereden waar hij haar kon zien. Hij wilde er zeker van zijn dat ze alleen zou zijn. Hij dacht dat ze alleen was en is vervolgens naar de parkeerplaats gereden waar het slachtoffer stond. Toen hij de envelop wilde pakken, voelde hij het mes in zijn binnenzak. [8]
Letsel
Aangeefster had oppervlakkige huidwonden op haar linker onderarm en linker sleutelbeen die met meerdere hechtingen zijn gehecht. Zij had veel pijn aan haar sleutelbeen. Vier vingers van haar rechterhand hadden snijwonden die zijn gehecht of geplakt. Van haar ringvinger was de pees doorgesneden. Daardoor kon zij het bovenste kootje van haar vinger niet meer buigen en moest zij worden geopereerd. [9]
Van de verwondingen is een letselrapportage opgemaakt. Daarin is beschreven dat er aan de linkerzijde net onder de hals en juist boven het dichtst bij het borstbeen gelegen derde deel van het sleutelbeen een rode verkleuring is te zien ten gevolge van een huidonderbreking van ongeveer 1 cm. De huidonderbreking is met twee hechtingen gesloten. De diepte van de wond is niet meer te bepalen. In de brief van de plastisch chirurg wordt gesproken van een oppervlakkige verwonding. Aan de buitenzijde van de linker elleboog is een huidonderbreking met korstvorming in een U-vorm van ongeveer 1,5 bij 1,5 cm te zien. De huidonderbreking is met 4 hechtingen gesloten. Op de duim, wijsvinger, ringvinger en pink van de rechterhand zijn huidonderbrekingen te zien. De locatie en het min of meer dwarse verloop van de verwondingen is kenmerkend voor afweerletsel. Er heeft op 2 april een operatie aan de ringvinger plaatsgevonden waarbij zowel de pees als de zenuw is gehecht. Uit het operatieverslag blijkt dat de pees van de diepe buigspier van de ringvinger geheel was doorkliefd. Met deze pees wordt het laatste kootje van de vinger gebogen. De diepe zenuwtak aan de pinkzijde van de ringvinger is voor 70% beschadigd. Hierdoor heeft het slachtoffer een doof gevoel aan de pinkzijde van de ringvinger.
Het letsel kan zijn veroorzaakt door een scherp voorwerp zoals een mes, schaar of glas. De letsels op hand, elleboog en hals zouden in beginsel met één steekbeweging kunnen zijn veroorzaakt, waarschijnlijker is echter dat meer dan één keer is gestoken. Alle littekens zullen vermoedelijk wel (iets) zichtbaar blijven.
Het letsel in de hals bevindt zich precies boven het sleutelbeen op een derde van het midden. Van belang is dat onder het sleutelbeen op die locatie zich vitale structuren bevinden zoals de halsslagader, de armslagader, de zenuw voor het middenrif, de zwervende zenuw en diverse takken van de zenuwknoop die de arm verzorgt. Letsel van een grote slagader op die plaats kan in beginsel binnen zeer korte tijd tot de dood leiden door verbloeding. [10]
Overweging rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit voormelde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en het slachtoffer op de parkeerplaats hadden afgesproken, omdat verdachte had gezegd dat hij het geld dat hij had geleend zou terugbetalen. Op de parkeerplaats heeft verdachte zijn auto haaks geparkeerd op de auto van het slachtoffer. Hij is uit de auto gestapt en heeft, lopend naar de auto van het slachtoffer, zijn rechterhand in zijn linker borst- of binnenzak gedaan. Daar voelde hij het mes. De rechtbank leidt uit het vervolg van verdachtes handelingen af dat verdachte het mes uit zijn binnenzak heeft gehaald en slaande en/of stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de halsstreek van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft zich daarbij verweerd, waarbij zij meerdere verwondingen heeft opgelopen aan haar handen en elleboog. Zij heeft ook een verwonding opgelopen net onder haar hals, juist boven het dichtst bij het borstbeen gelegen derde deel van het sleutelbeen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte doelbewust gehandeld. Hij is niet naar de afspraak gegaan met de intentie om het geleende geld aan het slachtoffer terug te betalen zoals hij had doen geloven. Hij had een keukenmes in zijn binnenzak en is, toen hij bij het portier van aangeefster stond, direct met het mes in de hand gaan steken. Verdachte heeft met zijn handelen de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat hij met het mes de halsslagader of armslagader van het slachtoffer zou raken en doorklieven, wat levensbedreigend bloedverlies tot gevolg had kunnen hebben. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zijnde zozeer op de dood gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Er is dan ook, minst genomen, sprake van voorwaardelijk opzet. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks29 maart 2019 te Velp,
in elk geval in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk, van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen
, in ieder geval éénmaal,met een mes,
in ieder geval een dergelijk (scherp) en/of puntig (steek) voorwerp, in de borst en/ofter hoogte van het sleutelbeen
en/of in de handen/of in de richting van het lichaam heeft gestoken
/geprikt/gesneden, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat een gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en waarbij aan het voorwaardelijk deel bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de situationele factoren die een rol hebben gespeeld en hebben geleid tot een ernstige stresstoestand bij verdachte. Daarbij heeft zij gewezen op verdachtes financieel ernstig berooide toestand, zijn relationeel instabiele situatie en het zakelijk conflict dat speelde. Volgens de raadsvrouw heeft verdachte spijt en staat hij open voor hulpverlening. Hij kan over twee tot vier weken worden geplaatst bij de laagdrempelige opvang van [naam] , een begeleide woonvoorziening. Hij wil graag aan het werk en een oplossing voor zijn schuldenproblematiek.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft onder valse voorwendselen een afspraak met het slachtoffer gemaakt. Toen het slachtoffer haar portier opende omdat ze met verdachte in gesprek wilde gaan, is verdachte direct begonnen met het maken van stekende bewegingen. Hij had daarbij een mes in zijn hand waarmee hij haar onder meer in de halsstreek heeft verwond. Als verdachte een grote slagader had geraakt, had dat slecht voor het slachtoffer kunnen aflopen. Dat dit niet is gebeurd is mogelijk te danken aan snel ingrijpen door een medewerker van het tankstation. Ook heeft het slachtoffer meerdere (ernstige) verwondingen opgelopen aan haar hand terwijl zij zichzelf probeerde te verdedigen. Verdachte heeft een zeer ernstig feit begaan. Door het handelen van verdachte heeft het slachtoffer blijvende littekens. Daarnaast heeft zij veel pijn gehad en een operatie moeten ondergaan, omdat de pees van haar ringvinger volledig was doorgesneden en het bovenste kootje van haar ringvinger niet meer functioneerde. Het slachtoffer is nog steeds onder behandeling voor haar ringvinger, waarbij het onduidelijk is of zij blijvend letsel daaraan zal overhouden. Zij zal daardoor en door de littekens haar leven lang geconfronteerd blijven met het steekincident. Verdachte heeft het slachtoffer een zeer traumatische ervaring bezorgd. Ook voor de vriendin van het slachtoffer moet het een angstaanjagende ervaring zijn geweest.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapporten die over verdachte zijn uitgebracht.
Uit de Pro Justitiarapportage van 19 juni 2019, opgemaakt door [naam] GZ-psycholoog), komt naar voren dat de nodige twijfel bestaat over de door verdachte geclaimde amnesie. Daardoor is de relatie tussen denken, voelen en handelen in aanloop tot en ten tijde van het tenlastegelegde niet duidelijk geworden en kan niet worden gekomen tot het omschrijven van een eventueel verband tussen een stoornis en het delict. [naam] heeft toegelicht dat uit wetenschappelijk onderzoek bekend is dat amnesie voor een delict alleen kan optreden als er bij de pleger ten tijde van het tenlastegelegde sprake is van een disfunctionele hippocampus. Psychische stress en hevige emotie ondermijnen de werking van de hippocampus niet, maar bevorderen juist het functioneren daarvan. Volgens [naam] zijn er geen aanwijzingen dat er bij verdachte voorafgaand aan het tenlastegelegde sprake was van hippocampaal disfunctioneren. De informatie die verdachte heeft gegeven past juist bij een hoge activiteit van de hippocampus en de aanwezigheid van hoge niveaus van cortisol en adrenaline. De amnesie van verdachte kan daarom niet worden verklaard vanuit een neuropsychologisch perspectief. Wel denkbaar is dat er intrapsychische factoren spelen die achteraf leiden tot sterke ontkenning of mogelijk ook enige mate van afsplitsing. Dit zou volgens [naam] kunnen passen bij narcistische dynamiek: het tenlastegelegde is niet passend bij het zelfbeeld en wordt daarom ontkend of geloochend. [naam] achtte verdere verduidelijking van diagnostiek en van risicofactoren noodzakelijk.
Om die reden is verdachte ook onderzocht in het Pieter Baan Centrum. Op basis van dit onderzoek is bij verdachte een ernstige narcistische persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. Situaties die het zelfbeeld van verdachte bedreigen, worden op massale en onbewuste, alsmede onrijpe wijze afgeweerd, in de vorm van ontkennen, loochenen, maar ook regressie. Op basis van het klinische beeld worden geen aanwijzingen voor een geheugenstoornis of achteruitgang van het psychisch functioneren gezien. Er hoeft echter geen sprake te zijn van simulatie, want langdurige stresserende omstandigheden kunnen bijdragen aan het minder goed functioneren van de informatieopslagfunctie van het geheugen. Mogelijk speelt het niet kunnen verenigen van het tenlastegelegde met verdachtes zelfbeeld een rol in het niet kunnen ophalen van de herinnering. In dat geval zou gesproken kunnen worden van psychogene amnesie, hetgeen als uiting van psychische druk wordt beschouwd. De gewetensfunctie is niet primair gestoord, maar de werking van het geweten wordt wel gehinderd door de egocentrische wijze van in het leven staan. Daardoor kan verdachte onvoldoende rekening houden met de belangen van de ander en externaliseert hij verantwoordelijkheid voor eigen handelen.
Verdachtes persoonlijkheidsdynamiek is van duurzame aard en was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De onderzoekers kunnen geen inhoudelijk verband aantonen tussen de geconstateerde psychische problematiek en de ten laste gelegde geweldshandelingen. Om die reden onthouden zij zich van een advies ten aanzien van het al dan niet toerekenen van het tenlastegelegde aan verdachte. Ook kan geen uitspraak worden gedaan over het risico op herhaling.
Gelet op de conclusies van het rapport van het Pieter Baan Centrum, en nu het dossier ook overigens geen aanwijzingen biedt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar zou zijn, kan het bewezenverklaarde feit naar het oordeel van de rechtbank volledig aan verdachte worden toegerekend.
De reclassering ( [naam] ) heeft op 31 maart 2020 en op 16 juni 2020 gerapporteerd over verdachte. Uit die rapporten komt naar voren dat het risico op recidive en op letselschade niet kan worden ingeschat en dat het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag.
Geadviseerd wordt aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod, een locatieverbod en meewerken aan schuldhulpverlening.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsvrouw bepleite straf, inhoudend een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest van ruim
15 maanden, geen recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde feit. De ernst van dit feit, en de (blijvende) gevolgen die dit voor het slachtoffer heeft gehad, rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange(re) duur. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 42 maanden passend en geboden. De rechtbank zal een deel daarvan, te weten zes maanden, in voorwaardelijke vorm opleggen om te bewerkstelligen dat, na afloop van de detentie, ter voorkoming van recidive nog langdurig toezicht zal kunnen worden gehouden op verdachte en hij onder meer verplicht zal zijn behandeling te ondergaan. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen daarom de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering. De rechtbank ziet aanleiding de proeftijd te bepalen op drie jaren.

8.In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes, met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

9. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 3.993,83, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit:
  • € 344,83 voor het eigen risico van de zorgverzekering;
  • € 594,00 voor kosten voor het inzetten van extra personeel;
  • € 55,00 voor onherstelbaar beschadigde kleding;
  • € 3.000,00 voor immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente, volledig toewijsbaar, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij en het verzoek om toepassing van de schadevergoedingsmaatregel af te wijzen nu verdachte gezien zijn financiële situatie niet in staat is het gevorderde bedrag te betalen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering betreffende de kosten voor het inzetten van personeel af te wijzen, omdat uit de onderbouwing niet blijkt dat het om extra personeel gaat.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade toewijzen, voor zover dit betreft het eigen risico van de zorgverzekering en de onherstelbaar beschadigde kleding. Ook zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade toewijzen. De vordering dient dus tot een bedrag van € 3.399,83 te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2019.
Wat betreft het meer of anders gevorderde, te weten de gestelde personeelskosten, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze kosten onvoldoende met ter zake relevante stukken zijn onderbouwd en het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien de benadeelde partij de gelegenheid zou worden geboden alsnog een genoegzame onderbouwing te leveren.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Voor zover de raadsvrouw heeft gewezen op de financiële problematiek van verdachte en het feit dat hij onvoldoende draagkracht heeft, overweegt de rechtbank dat dit geen reden vormt om de vordering af te wijzen. Evenmin is dit aanleiding af te zien van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, nu de vervangende gijzeling niet zal worden tenuitvoergelegd indien te zijner tijd blijkt dat verdachte betalingsonmachtig is.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
  • stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij [naam] Jeugdbescherming & Reclassering, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
- zich onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , [adres] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in een straal van twaalf kilometer van het adres [adres] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk vindt, waarbij veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarden. Veroordeelde gaat gedurende het elektronisch toezicht niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering;
- zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schudhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
 geeft opdracht aan [naam] Jeugdbescherming & Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de [naam] Jeugdbescherming & Reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • beveelt de
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het primaire feit tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Wasmann (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. J.H.B. Bemelmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2020.
Mr. Bemelmans is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek [naam] – [naam] , gesloten op 25 april 2019, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 57-58.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 87-89.
4.Proces-verbaal van bevindingen bekijken beelden [naam] Velp, p. 160-167.
5.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] ), p. 17.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juli 2020.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 153.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juli 2020.
9.Proces-verbaal van bevindingen verwondingen slachtoffer, p. 63-64.
10.Letselrapportage, p. 74-76.