ECLI:NL:RBGEL:2020:3654

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
05/226709-19 en 05/100319-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en terbeschikkingstelling wegens poging tot doodslag

Op 20 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 19 september 2019 in Groesbeek een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer, terwijl deze op de grond lag, meermalen met geschoeide voeten tegen het hoofd geschopt en er op gesprongen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen opzettelijk de kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de poging tot doodslag wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en ter beschikking wordt gesteld met voorwaarden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot doodslag. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een autismespectrumstoornis en een lichte verstandelijke beperking. De rechtbank heeft besloten om de verdachte ter beschikking te stellen met voorwaarden, in plaats van dwangverpleging, en heeft hem een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.000 aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/226709-19 en 05/100319-19 (TUL)
Datum uitspraak : 20 juli 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [detentieplaats] ,
raadsvrouw: mr. M.T. Lamers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 december 2019, 9 maart 2020, 11 mei 2020 en 6 juli 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2019, te Groesbeek, in de gemeente Berg en Dal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand(en) (krachtig) in het gezicht en/of tegen het
hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of (vervolgens) met dat opzet genoemde [slachtoffer] op de grond heeft gegooid of geduwd, althans op enigerlei wijze naar de grond heeft gewerkt of op de grond heeft laten vallen, en/of (vervolgens) met dat opzet genoemde [slachtoffer] - terwijl die [slachtoffer] ten val was gekomen/gebracht en/of op de grond lag - meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet geschoeide voet(en) (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen de borst en/of (elders) tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, en/of (vervolgens) met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet geschoeide voet(en) op het hoofd en/of de borst, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] - terwijl die [slachtoffer] ten val was gekomen/gebracht en/of op de grond lag – is gesprongen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 september 2019, te Groesbeek, in de gemeente Berg en Dal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand(en) (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen,
en/of (vervolgens) met dat opzet genoemde [slachtoffer] op de grond heeft gegooid of geduwd, althans op enigerlei wijze naar de grond heeft gewerkt of op de grond heeft laten vallen, en/of (vervolgens) met dat opzet genoemde [slachtoffer] - terwijl die [slachtoffer] ten val was gekomen/gebracht en/of op de grond lag - meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet geschoeide voet(en) (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen de borst en/of (elders) tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, en/of (vervolgens) met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet geschoeide voet(en) op het hoofd en/of de borst, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] - terwijl die [slachtoffer] ten val was gekomen/gebracht en/of op de grond lag – is gesprongen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 september 2019, te Groesbeek, in de gemeente Berg en Dal, een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld, door genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand(en) (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, en/of
(vervolgens)
door genoemde [slachtoffer] op de grond te gooien of te duwen, althans op enigerlei wijze naar de grond te werken of op de grond te laten vallen, en/of
(vervolgens)
door genoemde [slachtoffer] - terwijl die [slachtoffer] ten val was gekomen/gebracht en/of op de grond lag - meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet geschoeide voet(en) (krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen de borst en/of (elders) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen, en/of
(vervolgens)
door meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet geschoeide voet(en) op het hoofd en/of de borst, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer] terwijl die [slachtoffer] ten val was
gekomen/gebracht en/of op de grond lag - te springen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 december 2019 waren verdachte en [slachtoffer] (hierna: aangever) samen in Groesbeek in de gemeente Berg en Dal. [2] Er ontstond een handgemeen tussen hen. Hierbij schopte verdachte tegen het hoofd van aangever, terwijl aangever op dat moment op de grond lag. Verdachte droeg op dat moment schoenen van [merk] . [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte door meerdere keren tegen het hoofd van aangever te schoppen en erop te springen, willens en wetens de kans heeft aanvaard dat aangever hierdoor zou kunnen overlijden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Volgens de verdediging is namelijk niet duidelijk met welke kracht verdachte heeft geschopt tegen het hoofd van aangever. Daarnaast is niet duidelijk hoe vaak hij dat heeft gedaan en is onduidelijk hoe vaak verdachte op het hoofd van aangever is gesprongen. De verdediging heeft hierbij opgemerkt dat het letsel van aangever gelukkig meevalt en niet past bij de situatie dat men iemand probeert te doden.
Wat betreft de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank hieromtrent.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige] heeft gezien dat aangever tijdens het handgemeen met verdachte op de grond viel. Hij zag dat verdachte met zijn rechtervoet met kracht meermalen tegen aangever schopte. Verdachte schopte meerdere keren het hoofd van aangever, aldus getuige [getuige] . Hij zag vervolgens dat verdachte de reling van het balkon vastpakte met beide handen. Getuige [getuige] zag dat verdachte meerdere keren met kracht met beide voeten op het hoofd van aangever sprong. [4]
Getuige [getuige 2] heeft ook gezien dat verdachte omhoog sprong om met beide voeten in het gezicht van aangever te landen. Zij zag dat verdachte meermalen op het hoofd van aangever sprong, terwijl aangever op dat moment op de grond lag. [5]
Door getuige [getuige 3] is gezien dat verdachte met veel kracht omhoog sprong en op het hoofd van aangever landde. De getuige zag dat verdachte diverse keren op het hoofd van aangever sprong. [6]
Getuige [getuige 4] zag dat verdachte met kracht schoppende bewegingen maakte richting het hoofd van aangever. [7]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank er van overtuigd dat verdachte meermalen met geschoeide voet krachtig tegen het hoofd van aangever heeft geschopt en dat hij meermalen met geschoeide voeten op het hoofd van aangever is gesprongen, terwijl aangever op de grond lag. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting dat hij niet op het hoofd van aangever is gesprongen, wordt immers weerlegd door de getuigenverklaringen van [getuige] , [getuige 2] en [getuige 3] .
Poging tot doodslag
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door de hierboven bewezen verklaarde gewelds-handelingen heeft gepoogd aangever opzettelijk van het leven te beroven. Uit de hiervoor genoemde getuigenverklaringen volgt dat verdachte met kracht meermalen tegen een zo kwetsbaar lichaamsdeel als het hoofd van aangever heeft geschopt en er zelfs meermalen op is gesprongen. Reeds deze enkele omstandigheid levert in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans op de dood van de getroffene op. Daarbij komt dat aangever op dat moment op de grond lag.
Naar het oordeel van de rechtbank is het geweld door verdachte aan te merken als gedrag dat naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op het toebrengen van letsel dat de dood tot gevolg heeft, dat verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg heeft aanvaard. De rechtbank overweegt in dit kader nog dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij weet dat schoppen tegen het hoofd van een ander heel gevaarlijk kan zijn. [8] Dat het letsel van aangever relatief is meegevallen, kan aan het voorgaande niet afdoen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde doodslag. Aanvullend overweegt de rechtbank dat van de overige ten laste gelegde handelingen, zoals het stompen, slaan, gooien en duwen van aangever, niet vaststaat dat zij zijn gericht op het proberen te doden van aangever, terwijl de tenlastelegging zo is geformuleerd dat ten aanzien van elk van de genoemde handelingen opzet op levensberoving vereist is om de desbetreffende handeling bewezen te achten. Om die reden zal de rechtbank deze handelingen niet opnemen in de bewezenverklaring.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks19 september 2019, te Groesbeek, in de gemeente Berg en Dal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand(en) (krachtig) in het gezicht en/of tegen het
hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of (vervolgens)met dat opzet genoemde [slachtoffer] op de grond heeft gegooid of geduwd, althans op enigerlei wijze naar de grond heeft gewerkt of op de grond heeft laten vallen, en/of (vervolgens)
met dat opzet genoemde [slachtoffer] – terwijl die [slachtoffer]
ten val was gekomen/gebracht en/ofop de grond lag – meermalen,
althans eenmaal,met de
al dan nietgeschoeide voet
(en)(krachtig) in het gezicht en/of tegen het hoofd
en/of tegen de borst en/of (elders) tegen het lichaamheeft geschopt
en/of getrapt, en
/of(vervolgens) met dat opzet meermalen,
althans eenmaal,met
de al dan nietgeschoeide voet
(en
)op het hoofd
en/of de borst, althans het lichaam,van genoemde [slachtoffer] – terwijl die [slachtoffer]
ten val was gekomen/gebracht en/ofop de grond lag – is gesprongen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf tegen aangever moest verdedigen, omdat aangever driftig werd en zijn armen om de nek van verdachte plaatste. Vanwege een eerder incident tussen hen was verdachte bang voor aangever. De rechtbank begrijpt dat verdachte hiermee een beroep op noodweer doet.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit geen van de getuigenverklaringen volgt dat aangever geweld tegen verdachte heeft gebruikt, zodat het beroep op noodweer dient te worden verworpen.
Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij werd aangevallen niet wordt ondersteund door de inhoud van het dossier.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen. Omdat derhalve geen sprake was van een noodweersituatie, zal het beroep op noodweer worden verworpen.
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte onder voorwaarden ter beschikking wordt gesteld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en voorts dat verdachte onder voorwaarden ter beschikking wordt gesteld. Hiertoe is aangevoerd dat de penitentiaire inrichting waar verdachte verblijft voor hem ongeschikt is, omdat hij hier geen behandeling en begeleiding krijgt. Dit terwijl behandeling nodig is om herhaling te voorkomen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 18 mei 2020;
- een psychologisch onderzoeksrapport pro Justitia, van drs. F.M. Vuister, klinisch psycholoog, gedateerd 4 december 2019;
- een aanvullend psychologisch onderzoeksrapport pro Justitia, van drs. F.M. Vuister, klinisch psycholoog, gedateerd 27 maart 2019 (de rechtbank begrijpt: 27 maart 2020);
- een psychiatrisch onderzoeksrapport pro Justitia, van dr. H.A. de Haan, psychiater en supervisor en van drs. J. van Oort, psychiater in opleiding en supervisant, 9 april 2020;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 18 juni 2020.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op een medebewoner door hem meermalen met kracht tegen het hoofd te schoppen en zelfs op het hoofd te springen. Op dat moment lag zijn medebewoner op de grond. Dit is een zeer ernstig feit als gevolg waarvan het slachtoffer had kunnen overlijden. Er mag van geluk worden gesproken dat het letsel van het slachtoffer relatief meeviel. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien zorgt een dergelijk feit voor gevoelens van angst, onveiligheid en onrust bij zowel het slachtoffer als de bewoners en de begeleiders van de desbetreffende instelling. Ook in de samenleving worden door dit soort feiten dergelijke gevoelens opgeroepen.
Uit het uittreksel justitiële documentatie volgt dat verdachte vaker wegens geweldsdelicten is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een geweldsdelict te plegen.
In het psychologisch onderzoeksrapport van 4 december 2019 is overwogen dat bij verdachte sprake is van het bestaan van een autismespectrumstoornis en van een matige verstandelijke beperking. Beiden speelden een rol bij de totstandkoming van het tenlastegelegde. Verdachte was zich op dat moment niet bewust van de mogelijke strafbaarheid van zijn handelingen en hij overzag dergelijke zaken ook niet. Verdachte was vooral angstig voor het slachtoffer en handelde primair vanuit deze angst. Die angst werd in belangrijke mate veroorzaakt door het gebrek aan remming en overzicht zoals die op hun beurt het gevolg waren van de gediagnosticeerde stoornissen. Wanneer de omgeving en omstandigheden rondom verdachte dezelfde zouden blijven, kan er vanuit worden gegaan dat het recidivegevaar op enig (gewelds-) delict onveranderd groot zal blijven. De bij verdachte vastgestelde stoornissen zijn namelijk onveranderbaar.
In het aanvullend psychologisch onderzoek van 27 maart 2020 wordt hieraan onder meer het navolgende toegevoegd. Op de achtergrond kunnen mogelijke antisociale en paranoïde persoonlijkheidstrekken van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een aanvullende rol van betekenis hebben gespeeld. De doorwerking van de stoornissen was tijdens het tenlastegelegde in niet volledige maar wel voldoende mate aan de orde, aangezien verdachte vanwege de stoornissen slechts ten dele in staat was om gedragsalternatieven te overdenken en mogelijk ook aan te wenden. Het huidige recidiverisico dient al met al als hoog te worden gekwalificeerd. Gezien het diagnostische beeld is een forensische VG (Verstandelijk Gehandicapten)-instelling de eerstaangewezen plaats waar verdachte binnen een strak en voor hem betrouwbaar behandelregime leert om te gaan met zijn impulsen en basale wantrouwen richting derden. De genoemde instelling dient te beschikken over een voldoende hoog beveiligingsniveau. Een dergelijke behandeling kan wellicht meerdere jaren duren voordat enig betrouwbaar resultaat kan worden vastgesteld. De behandeling in genoemde instelling kan eventueel, maar niet bij voorkeur, plaatsvinden onder een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Omdat verdachte in de gesprekken met psycholoog zich nauwelijks tot niet bereid toonde zich aan eventueel op te leggen voorwaarden te houden, adviseert de psycholoog terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Volgens het psychiatrisch onderzoeksrapport van 9 april 2020 is bij verdachte sprake van een lichte verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis. Daarnaast is verdachte in zijn voorgeschiedenis bekend met een ongespecificeerde schizofreniespectrum-stoornis of andere psychotische stoornis (in remissie). De lichte verstandelijke beperking en de autismespectrum-stoornis waren bij verdachte aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en hebben hem daarbij ook beïnvloed. Het valt echter niet uit te sluiten dat verdachte bewust de grenzen van het slachtoffer heeft overschreden en tot zijn gedrag is gekomen. In geval van bewezenverklaring adviseert de psychiater verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Volgens de psychiater heeft verdachte ernstige problemen met het aangaan van sociale interacties en was hij hierdoor beperkt in het kiezen van gedragsalternatieven en sturingsmogelijkheden ten tijde van het tenlastegelegde.
Voor verdachte is een langdurige (waarschijnlijk levenslange) behandeling en begeleiding geïndiceerd. In eerste instantie is een klinisch en vervolgens zeer langdurig ambulant behandeltraject geïndiceerd. Tijdens de ambulante behandeling/begeleiding zal het steeds noodzakelijk blijven om bij een terugval in middelengebruik, psychotische stoornis of een delict en/of agressief gedrag snel op een klinische opname te kunnen terugvallen. Aanbevolen wordt om de behandeling en begeleiding plaats te laten vinden in een forensische VG-instelling. Gezien het hoge recidiverisico moet gedacht worden aan een setting met de mogelijkheid om op te schalen tot een hoog beveiligingsniveau. Geadviseerd wordt behandeling in een forensische VG-instelling onder een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Indien verdachte daarvoor niet te motiveren is, dan wordt geadviseerd een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
In het advies van de reclassering wordt positief geadviseerd over terbeschikkingstelling met voorwaarden. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de volgende voorwaarden: het niet plegen van strafbare feiten, het meewerken aan reclasseringstoezicht, het meewerken aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling, niet naar het buitenland gaan, het zich houden aan een meldplicht, een opname in FPK [kliniek] of een soortgelijke instelling en zich houden aan een drugsverbod. Ook staat in het advies dat verdachte is geaccepteerd door FPK [kliniek] .
Hoewel de verdediging zich op het standpunt heeft gesteld dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde sterk ontoerekeningsvatbaar zou zijn, heeft de rechtbank hiervoor geen aanknopingspunten in het dossier gevonden. Zo is niet gebleken van psychopathie bij verdachte en is ook niet gebleken dat verdachte sterker heeft gereageerd dan te doen gebruikelijk voor mensen met soortgelijke stoornissen. Gelet op de adviezen is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde verminderd aan verdachte is toe te rekenen.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat behoort tot een der misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1⁰ van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf dat een gevaar oplevert voor of een krenking is van de lichamelijke integriteit van een of meer personen.
Nu is voldaan aan alle wettelijke voorwaarden daartoe en de rechtbank een klinische behandeling noodzakelijk acht, zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn mee te werken aan de op te leggen voorwaarden en toont zich tevens gemotiveerd om te beginnen aan een weg naar een beter leven. De rechtbank geeft verdachte het vertrouwen dit te laten zien door terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen in plaats van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Nu verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het gepleegde feit, acht de rechtbank naast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden ook een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat het belangrijk is dat verdachte zo snel mogelijk behandeld en begeleid dient te worden. Om die reden overweegt de rechtbank dat het aanbeveling verdient om toepassing te geven aan mogelijkheden om verdachte te doen opnemen in [kliniek] (of een soortgelijke instelling) zodra daar plaats voor hem is, al dan niet onder toepassing van artikel 15 e.v. van de Penitentiaire Beginselenwet en/of de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het primair bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van 1.350 euro wegens immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van euro 1.000, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om matiging van de gevorderde schadevergoeding.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door het primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op een bedrag van 1.000 euro. Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 19 september 2019.
De rechtbank zal het meer gevorderde afwijzen.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op 30 juli 2019 heeft de politierechter te Gelderland verdachte veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, en met een proeftijd van 3 jaren. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf dient te worden afgewezen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat veroordeelde
ter beschikking wordt gesteld enstelt daarbij de volgende voorwaarden:
veroordeelde onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
veroordeelde zal meewerken aan toezicht door de reclassering;
a. veroordeelde meldt zich hiertoe op afspraken bij de reclassering, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig zal zijn;
b. veroordeelde houdt zich daarbij aan de aanwijzingen gegeven door de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
c. veroordeelde verstrekt de reclassering een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
d. veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
e. veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
f. veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres, tenzij hij hiervoor toestemming van de reclassering heeft verkregen;
g. veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde indien dit van belang is voor het toezicht;
4. veroordeelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, voor zo lang als dat de reclassering noodzakelijk acht. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
5. veroordeelde zal gedurende de terbeschikkingstelling het Europese deel van Nederland niet verlaten, tenzij veroordeelde hiervoor toestemming heeft van het openbaar ministerie;
6. veroordeelde laat zich opnemen in FPK [kliniek] te [plaats] of een soortgelijke instelling, zulks te bepalen door de justitiële instelling die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang als de reclassering noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
7. indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst acht, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
8. in geval van plaatsing in een instelling voor ambulante zorg, begeleid wonen en/of maatschappelijke opvang zal veroordeelde zich houden aan de afspraken en (huis) regels van die instelling;
9. veroordeelde onthoudt zich van het gebruik van alle soorten hard- en softdrugs en alcohol, voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
10. veroordeelde zal meewerken aan controles op naleving van de voorwaarde onder 9 door middel van urinecontroles en/of ademanalyses, op tijdstippen en plaatsen te bepalen door de reclassering;
 geeft Reclassering Nederland opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
 veroordeelt de veroordeelde ten aanzien van het bewezen verklaarde feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer] ,van een bedrag van
€ 1000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente van 19 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop om
aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 1000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 20 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indiende veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging van parketnummer 05/100319-19.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, basisteam Nijmegen-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019420018, gesloten op 20 september 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 7.
3.Verhoor van getuige [getuige] , p. 12 en 13; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 juli 2020.
4.Verhoor van getuige [getuige] , p. 13.
5.Verhoor van getuige [getuige 2] , p. 17.
6.Verhoor van getuige [getuige 3] , p. 18.
7.Verhoor van getuige [getuige 4] , p. 15.
8.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 juli 2020.