ECLI:NL:RBGEL:2020:3640

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
C/05/367085 / KG RK 20-212
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan concrete feiten en omstandigheden

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 16 juli 2020 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. A. Tegelaar, de rechter in een strafzaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen zou zijn en dat er een gebrek aan procesinformatie was. De verzoeker had niet tijdig kunnen verschijnen op de mondelinge behandeling en had verzocht om uitstel, wat niet werd gehonoreerd. Tijdens de behandeling was de verzoeker afwezig, en het wrakingsverzoek werd later ingediend zonder dat er concrete feiten of omstandigheden werden aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid konden onderbouwen. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van vooringenomenheid of een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De wrakingsgronden waren voornamelijk gericht tegen de beslissing van de rechter om het onderzoek ter terechtzitting te sluiten en het gebrek aan informatie. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig had gehandeld. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/367085 / KG RK 20-212
Beslissing van 16 juli 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. A. Tegelaar,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 18 februari 2020 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 5 maart 2020.
1.2
Bij e-mail van 14 juli 2020 om 15:43 uur heeft verzoeker de wrakingskamer verzocht de mondelinge behandeling van 16:00 uur uit te stellen tot 17:00 uur omdat hij was vertraagd en zonder mogelijkheden om op tijd bij de rechtbank te zijn. Verzoeker heeft niet aangegeven waarom hij vertraagd was. Omdat verzoeker op 30 juni 2020 is bericht over het tijdstip van de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer dit, te late en bovendien verder ongemotiveerde, uitstelverzoek niet gehonoreerd.
1.3
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker niet verschenen. De rechter heeft vooraf laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
1.4
Nadat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden en deze is gesloten is om 17:13 uur een wrakingsverzoek binnengekomen. [verzoeker] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
De Autoriteit kunnen noch meer dan nul feiten noch meer dan nul omstandigheden zijn gebleken dat de wrakingskamer duidelijk meer dan nul `rechtmatige gronden tegen `het - menswaardige- uitstelverzoek van de Autoriteit'' heeft.
De Autoriteit verzoekt om `zowel `mr. F.M.T. Quaadvliet (voorzitter)' als `mr. A.S.W. Kroon (lid)' als`mr. M.S.T. Belt (lid)' als `mr. A. Wolsing-van Veldhuizen (griffier)' te wraken.
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan dit verzoek in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Nu sprake is van evident misbruik van het wrakingsmiddel heeft de wrakingskamer het verzoek buiten behandeling gelaten. [1]

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter als rechter in de zaken met parketnummers 05/225015-19 + 05-294129-19 (gev. ttz) tegen verzoeker als verdachte.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker stelt dat sprake is van vooringenomenheid van de rechter, gebrek aan procesinformatie voor hem als verdachte en gebrek aan de mogelijkheid voor hem als verdachte om kennis te nemen van de persoonsgegevens van de rechter, de officier van justitie en de griffier, zodat hij de gelegenheid heeft een onderscheid te maken tussen maffia, terroristen en goede individuen. Uit het proces-verbaal van de zitting van 18 februari 2020 volgt dat verzoeker het volgende heeft toegelicht.
Ik ben nog niet klaar met mijn laatste woord. U bent vooringenomen. Binnen mijn definities voldoet dit onderzoek niet aan hetgeen een onderzoek ter terechtzitting behoort te zijn. De verschillende stadia zijn niet doorlopen. Ik heb geen gegevens van deze zaken vanaf het allereerste begin van het verloop daarvan en ik beschik niet over de procesdossiers. U gedraagt zich niet conform de hoedanigheid van een individu dat rechtmatig en onpartijdig handelt.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verder als volgt op het wrakingsverzoek gereageerd. De rechter stelt dat hij uit de (ruime) stilte na het (slot)betoog van verzoeker mocht afleiden dat verzoeker zijn laatste woord had afgerond en dat hij daarom het onderzoek ter terechtzitting heeft gesloten. De rechter stelt voorts dat hij verzoeker niet heeft onderbroken of beperkt in zijn recht op het laatste woord. Daarnaast is verzoeker tijdens de zitting ruim voldoende aan het woord gelaten, enige begrenzing was daarbij volgens de rechter soms noodzakelijk. Het behoort tot zijn taak als zittingsrechter de goede (proces-)orde te bewaken, aldus de rechter. De rechter stelt zich op het standpunt dat uit zijn (procedurele) beslissing om op dat moment het onderzoek ter zitting te sluiten geen (schijn van) vooringenomenheid blijkt.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
De wrakingsgronden van verzoeker zijn allereerst gericht tegen de beslissing van de rechter om het onderzoek ter terechtzitting te sluiten. Daarnaast zijn de wrakingsgronden gericht tegen het gebrek aan informatie, waaruit de wrakingskamer begrijpt dat verzoeker daarmee doelt op de beslissing van de rechter om procesinformatie aan het procesdossier toe te voegen en de (proces)beslissing van de rechter om verzoeker niet in kennis te stellen van de persoonsgegevens van hemzelf, de officier van justitie en de griffier. De juistheid van de rechterlijke (proces)beslissing kan echter alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet.
3.3
Voor zover verzoeker heeft beoogd om met zijn e-mail van 14 juli 2020 ook zijn wrakingsgronden aan te vullen, geldt dat de wet voorschrijft dat alle feiten en omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen (artikel 513 lid 3 Wetboek van Strafvordering). Het doel van dit voorschrift is dat onnodige vertraging wordt voorkomen. Deze later aangevoerde gronden worden daarom niet in de beoordeling betrokken.
3.4
Aangezien verzoeker verder geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit de rechtbank de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, zal het wrakingsverzoek worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.M.T. Quaadvliet, voorzitter, mr. A.S.W. Kroon en mr. M.S.T. Belt, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Wolsink-van Veldhuizen en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2020.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HR 25 september 2018 HR:2018:1770