ECLI:NL:RBGEL:2020:3631

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3872
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sluiting van een vakantiewoning op basis van de Opiumwet na aantreffen van harddrugs

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 21 juli 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een eigenaar van een vakantiewoning. De burgemeester had op 9 juli 2020 besloten om de vakantiewoning te sluiten voor de duur van zes maanden, nadat er tijdens een politieonderzoek harddrugs en een vuurwapen in de woning waren aangetroffen. De voorzieningenrechter moest beoordelen of de sluiting noodzakelijk en evenredig was. De eigenaar, verzoeker, stelde dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van drugs en dat de sluiting niet gerechtvaardigd was, aangezien de woning kortdurend werd verhuurd en er geen bewijs was van drugshandel. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik had kunnen maken. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorste het besluit van de burgemeester. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3872

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. M.A. Jansen),
en

de burgemeester van de gemeente [woonplaats] verweerder.

(gemachtigde: L. Rutten)

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2020 heeft de burgemeester verzoeker gelast zijn vakantiewoning gelegen op het perceel [locatie] in [woonplaats] (perceelnummer [locatie]’) met ingang van 16 juli 2020 voor de duur van zes maanden te sluiten.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft online plaatsgevonden op 16 juli 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waarover gaat deze uitspraak?
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om schorsing van het besluit tot sluiting van de vakantiewoning van verzoeker. De voorzieningenrechter beoordeelt eerst of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij deze procedure. Vervolgens beoordeelt hij voor de vraag of hij het besluit schorst of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Daarbij beantwoordt hij aan de hand van de aangevoerde gronden de vraag of de burgemeester bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot sluiting van het perceel in verband met aangetroffen verdovende middelen mag overgaan. Niet in geschil is dat de verdovende middelen zijn aangetroffen en dat de burgemeester bevoegd is om tot sluiting over te gaan.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang bij deze procedure?
2. Een voorwaarde voor het treffen van een voorlopige voorziening is dat degene die het verzoek doet een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek. Verzoeker heeft gedurende de sluiting maandenlang geen huurinkomsten en hij zal zelf ook al die tijd geen gebruik kunnen maken van zijn vakantiewoning. Die combinatie acht de voorzieningenrechter een voldoende spoedeisend belang. Na afloop van de bodemzaak zal verzoeker immers niet alsnog deze huurinkomsten ontvangen en kan hij ook niet met terugwerkende kracht alsnog in zijn vakantiewoning verblijven.
Wat is de aanleiding voor de sluiting?
3. Verzoeker is eigenaar van een vakantiewoning op [locatie]. De vakantiewoning is een beleggingsobject. Daarnaast kan verzoeker, als de woning niet verhuurd is, hier zelf vrije tijd doorbrengen. Verzoeker heeft voor de vakantiewoning per 1 juni 2016 een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst is verzoeker verplicht de verhuur van de vakantiewoning via de beheerder of een door de beheerder aan te wijzen verhuurorganisatie te laten lopen. Verzoeker mag niet zelf verhuren. In dit geval loopt de verhuur via Topparken.
3.1.
Naar aanleiding van een opsporingsonderzoek van de politie is op 18 mei 2020 een voortvluchtige crimineel in de vakantiewoning van verzoeker aangehouden. Bij de doorzoeking van de vakantiewoning is het volgende aangetroffen:
- 475,2 gram crystal meth;
- 38 tabletten MDMA;
- 1742,9 gram amfetamine;
- een schietklaar vuurwapen van het merk Pietro Beretta, kaliber 7.65.
3.2.
De burgemeester ziet hierin aanleiding verzoeker te gelasten de vakantiewoning te sluiten voor de duur van zes maanden, ingaande op 16 juli 2020 om 11:00 uur.
3.3.
De burgemeester heeft op de zitting medegedeeld bereid te zijn de begunstigingstermijn te verlengen tot en met de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Waarom is verzoeker het niet met de sluiting eens?
4. Verzoeker stelt allereerst dat de sluiting in dit geval niet noodzakelijk is. Hij wijst erop dat het gaat om de arrestatie van een voortvluchtige crimineel die slechts enkele dagen in zijn vakantiewoning heeft verbleven. Uit de beschikbare gegevens blijkt niet dat er in die tijd handel is geweest en verzoeker acht dat ook niet waarschijnlijk, aangezien de crimineel op de vlucht was. Verder was deze man niet zelf de huurder en was de vakantiewoning in de periode voor en na de arrestatie aan andere vakantiegangers verhuurd. Verzoeker benadrukt dat geen sprake is van een drugspand; het is stom toeval dat de arrestatie in zijn vakantiewoning plaatsvond. Dat daarbij harddrugs zijn aangetroffen maakt volgens verzoeker niet dat sprake is van een drugspand waar ‘loop’ in heeft gezeten. De noodzaak ontbreekt volgens verzoeker ook omdat de crimineel is gearresteerd, hij verder geen binding heeft met de vakantiewoning en de vakantiewoning al maanden weer voor vakantieverhuur wordt gebruikt. Sluiting heeft volgens verzoeker daarom geen toegevoegde waarde meer en geeft geen relevant signaal meer af. Verzoeker wijst daarbij op hetgeen in het beleid van de burgemeester is opgenomen over huurwoningen. Als al is voorzien in een doeltreffende maatregel, dan voegt sluiting niets meer toe.
4.1.
Verzoeker stelt daarnaast dat de sluiting niet evenredig is, omdat hem geen verwijt kan worden gemaakt van het voorval. Verzoeker is op grond van de verhuurbemiddelingsovereenkomst verplicht de verhuur via Topparken te laten verlopen en hij heeft hier geen enkele bemoeienis mee. Van Topparken kan niet worden verwacht dat zij dagelijks, zonder aanleiding of signaal, iedere vakantiewoning controleren. Bij het inchecken wordt van elke vakantieganger de identiteit gecheckt en dat is hier ook gebeurd. Daarnaast heeft regulier toezicht op het vakantiepark plaatsgevonden.
Heeft de burgemeester gehandeld in overeenstemming met zijn beleidsregel?
5. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang:
a. indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a voorhanden is.
5.1, De bevoegdheid, geregeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, biedt de burgemeester beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om van de bevoegdheid gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
5.2.
De burgemeester heeft beleid [1] vastgesteld. Uit de handhavingsrichtlijn in dit beleid blijkt dat als een handelshoeveelheid (meer dan 0,5 gram) harddrugs wordt aangetroffen en sprake is van een eerste overtreding, de woning wordt gesloten voor de duur van zes maanden. Daarnaast zijn er verzwarende indicatoren. Een van die indicatoren is dat sprake is van één of meer vuurwapens.
5.3.
Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen harddrugs past de sluiting in het beleid van de burgemeester.
Had de burgemeester reden moeten zien om van dit beleid af te wijken?
6. De burgemeester moet vervolgens alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf of tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dat staat in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is in haar uitspraak van 28 augustus 2019 nader ingegaan op het toetsingskader dat zij hanteert om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten om deze bevoegdheid te gebruiken. [2]
Gelet op dit toetsingskader had de burgemeester in redelijkheid grond moeten zien om van zijn beleid af te wijken. Dit legt de voorzieningenrechter hierna uit.
Is sluiting van de vakantiewoning noodzakelijk?
7. In de eerste plaats moet sluiting noodzakelijk zijn. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld in hoeverre de sluiting van de vakantiewoning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde.
7.1.
Bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs in een woning is het in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt geldt dat als een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dat levert op zichzelf een belang bij sluiting op, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Dat betekent echter niet zonder meer dat de sluiting daarmee noodzakelijk is. Daarvoor moet de burgemeester alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Daarbij is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Als dit niet het geval is kan in mindere mate sprake zijn van ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten minder groot kan maken. Dit gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel. Hoewel als uitgangspunt geldt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult in de keten van drugshandel, kan hier worden betwijfeld of dat in dit geval opgaat. Het gaat hier om een vakantiewoning die steeds kortdurend is verhuurd. Dat is niet op één lijn te stellen met een reguliere huur- of koopwoning waar mensen langere tijd verblijven. De huurder die de vakantiewoning huurde op het moment van de arrestatie had de woning voor een periode van een week geboekt via booking.com en daarna de huur verlengd. Daarvoor en daarna zaten er andere huurders in, waarvan niet gesteld of gebleken is dat zij (ook) een band hadden met de voortvluchtige crimineel en/of de aangetroffen middelen. Niet gebleken is dat er sprake is of is geweest van ‘loop’ naar de woning en dat de woning onderdeel is van het drugscircuit.
7.2.
Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat op zijn minst grote vraagtekens te plaatsen zijn bij de noodzakelijkheid van de sluiting.
Is sluiting van het perceel evenredig?
8. Naast noodzakelijk moet de sluiting ook evenredig zijn. Ook op dit punt is de voorzieningenrechter niet overtuigd.
8.1.
Voor de beoordeling van de evenredigheid is van belang wat de gevolgen zijn van de sluiting voor verzoeker. Voorop staat dat de sluiting van de vakantiewoning voor zes maanden voor verzoeker gevolgen heeft. Niet alleen mist hij over deze periode de inkomsten uit de verhuur, maar ook kan hij zelf geen gebruik maken van zijn vakantiewoning. Bij de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting kan de vraag of verzoeker een verwijt kan worden gemaakt van de overtreding spelen. Vast staat dat verzoeker op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de overtreding. De burgemeester wijst op de rechtspraak op grond waarvan verhuurders concreet toezicht moeten houden en controles moeten uitvoeren die zijn gericht op het gebruik van een pand dat zij verhuren. Die rechtspraak kan echter niet één op één worden doorgetrokken naar de onderhavige situatie, waarbij sprake is van kortdurende verhuur van een vakantiewoning. Van een eigenaar of beheerder van een vakantiewoning kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat hij tijdens elke nieuwe kortdurende huurperiode controles in of nabij het pand uitvoert. Dit leidt tot het oordeel dat verzoeker niet alleen niet op de hoogte was, maar ook niet redelijkerwijs op de hoogte kon zijn, van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn vakantiewoning.
8.2.
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting van de vakantiewoning gebruik kunnen maken.
Wat betekent dit voor het verzoek om schorsing van de sluiting?
9. Dit leidt tot het oordeel dat het bezwaarschrift een redelijke kans van slagen heeft. Daarom is er aanleiding is om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en het besluit te schorsen tot twee weken na de door de burgemeester te nemen beslissing op bezwaar.
9.1.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De burgemeester moet die betalen. Die kosten worden als volgt berekend. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Deze gemachtigde heeft twee proceshandelingen verricht: het indienen van het verzoekschrift en de behandeling op de (online) zitting. Deze proceshandeling leveren twee punten op met een waarde van € 525,-. Toegekend wordt € 1.050,-. De burgemeester moet ook het door verzoeker betaalde griffierecht van € 178,- aan hem vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
 schorst het besluit van 9 juli 2020 tot twee weken na de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.050,-;
 gelast dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 178,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kool, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Damoclesbeleid gemeente [woonplaats], Gemeenteblad 2017, nr. 188664.